Belinfante (Daniël)

Laatste wijziging: 14 april 2016

Gezin Daniël Belinfante (Amsterdam, 8-1-1900 – Vught, 22-2-1943) en Sientje Belinfante-de Vries (Lexmond, 4-9-1895 – Auschwitz, 26-10-1942) met Gerrit (Amsterdam, 3-5-1920 – Sobibor, 30-4-1943), Helena (‘Hella’) (Amsterdam, 13-8-1921) en Abraham (‘Appie’) (Amsterdam, 31-5-1925)1

Daniël en Sientje trouwden op 10 december 1919 met elkaar. Daniël was aanvankelijk sigarenmaker en later kleermaker, zoon Gerrit winkelbediende en dochter Helena kostuumnaaister. Het gezin Belinfante had een zaak in herenconfectie op de Haarlemmerdijk 27 in Amsterdam. Vader en zoon stonden in februari 1941 geregistreerd op de Amsterdamse Sint Antoniebreestraat 17 II, Sientje op de Haarlemmerdijk 3 II en dochter Helena met haar man Johann Jobst Staneke (Amsterdam, 23-11-1918) op de Nieuwendijk 3 II. Helena en de niet-joodse Johann traden op 10 april 1940 in het huwelijk.

Inbraak

Op 24 maart 1941 was het adres van Daniël en Sientje weer de Haarlemmerdijk 27 hs. Daar zouden ze minstens een jaar blijven, want op 21 april 1942 deed Daniël aangifte van een inbraak in zijn winkel. Daarbij werden kleren en coupons stof gestolen. Later dat jaar zochten en vonden de Belinfantes schuilplaatsen om aan de jodenvervolging te ontkomen. De gezinskaart meldt op 30 december 1942 de notitie ‘VOW’ (vertrokken onbekend waarheen). Het gezin was toen overigens al gearresteerd.

Oolbertus Schuurman

Daniël en zijn zoon Gerrit konden in de zomer van 1942 een schuilplaats krijgen bij Oolbertus Schuurman (Amsterdam, 23-10-1897). Die woonde in de Nova Zemblastraat 44 in Amsterdam. Sientje Belinfante en haar kinderen Helena en Abraham doken tezelfdertijd onder in Zaandam, bij Cornelis Dunnebier (Zaandam, 6-5-1892). Dat was een kennis van Schuurman, die hem in gezelschap van Sientje kwam vragen of hij plek had voor het drietal. Begin juli 1942 namen ze hun intrek aan het Zaandamse Adama van Scheltemaplantsoen 16. Eind augustus kwamen ook Daniël en Gerrit naar het huis van Dunnebier. Daniël was een relatie begonnen met de echtgenote van Schuurman, die daar begrijpelijkerwijs niet van gediend was en beide mannen weg wilde hebben. Bovendien had Schuurman een dreigbrief ontvangen van een onbekende die weet had van de onderduikers. Hij moest ergens 1500 gulden neerleggen, anders zouden de joodse gasten worden verraden.

Onvoorzichtig

Ook in Zaandam ging het niet van een leien dakje. Zoals Dunnebier na de oorlog vertelde: “Omdat zij in de tijd dat zij bij ons waren zeer onvoorzichtig optraden, zij gingen overdag naar buiten e.d., waarschuwden wij hen dat dit niet zo langer ging, en dat het risico voor ons daar veel te groot werd. Op 12 september 1942 zijn zij dan ook tijdens onze afwezigheid vertrokken naar de woning van Klaas Gerrit Schaap in de Zuiderkerkstraat 14 te Zaandam, zonder een nader adres achter te laten. Zij hadden alleen een briefje achtergelaten dat zij naar de boeren gingen.”

Verraad

De Zaanse verzetsstrijder Mijndert van der Horst schreef op 23 september 1942 in zijn dagboek: “Dezelfde dag, na het plegen van verraad, volgt een inval in de woning van Klaas Gerrit Schaap, in de Zuiderkerkstraat no. 14. Men vindt er Joodse onderduikers.” Dan volgen de boven vermelde namen, met uitzondering van zoon Gerrit (die overigens wel aanwezig was). Abraham wist aan arrestatie te ontsnappen. Hij slaagde er die ochtend in om het huis te ontvluchten, ‘met medeneming van een jas van de buren’. De dienstdoende Zaandamse agenten Meindert Talma en Folkert Brandsma, die in opdracht van de Sicherheitsdienst het gezin aanhielden, schreven in hun rapport aan de burgemeester: “De vier, tot het Joodsche ras behoorend, waren de gemeente Amsterdam ontvlucht en hielden zich, zonder dat zij een ‘Davidsster’ droegen, in deze gemeente schuil.” Van der Horst: “Zij worden overgebracht naar de Euterpestraat te Amsterdam.” Dat gebeurde op 23 september, de dag van hun aanhouding. In het voormalige schoolgebouw van de meisjes-hbs aan de Euterpestraat 91-109 was de Sicherheitsdienst gevestigd.

Dagboek

Omdat Daniël Belinfante een dagboek had bijgehouden met informatie over alle onderdakgevers en de omstandigheden op hun schuilplaatsen, wist de SD al snel wie hun hulpverleners waren. Schuurman, Dunnebier en Schaap werden vrijwel tegelijkertijd gearresteerd. Schuurman zou uiteindelijk in kamp Vught belanden, van waaruit hij op 23 maart 1944 werd vrijgelaten. Fabrieksarbeider Dunnebier kwam via Amsterdam, kamp Amersfoort en kamp Vught in Dachau terecht. Op 26 september 1944 kwam hij door bemiddeling van de firma Verkade op vrije voeten (hij zou er na de oorlog als portier gaan werken). Houtwerker Klaas Schaap (1908) ging van de Euterpestraat naar de gevangenis aan de Amstelveenscheweg en vervolgens naar het beruchte kamp Amersfoort. Daar verloor hij de pink van zijn rechterhand. Zijn linkerhand raakte grotendeels onbruikbaar. Van Amersfoort werd hij doorgestuurd naar kamp Vught. Hij kwam op 10 maart 1944 vrij.

Kamp

De gezinsleden ondergingen niet allen hetzelfde lot. Daniël Belinfante kwam in kamp Vught terecht en overleed daar op 22 februari 1943. Echtgenote Sientje Belinfante-de Vries stierf een maand na het verraad: op 26 oktober 1942 werd ze in Auschwitz om het leven gebracht. Zoon Gerrit werd op 30 april 1943 in Sobibor vergast. Dochter Helena en zoon Abraham overleefden de oorlog wel. Helena scheidde na de oorlog van haar man en hertrouwde vervolgens met de kleermaker Rubin Leib (‘Leo’) Hirschhaut (Dobromil, Polen, 5-2-1918). Ze kreeg met hem drie kinderen: Peggy, Maurice en Rachel.

1 H8a; Informatie van Erik Schaap (maart 2006), Henk Krigee uit Zaandam (24-11-2009) en Rachel Hirschhaut uit Jeruzalem (3-2-2014); www.joodsmonument.nl; Gemeentearchief Zaanstad; Gezinskaart Amsterdam; GAA-Politierapporten 1940-1945; Nationaal Archief, CABR-dossier Meindert Talma