Borsjes-Peereboom (Esther)

Laatste wijziging: 25 april 2016

Gezin Esther Louize Borsjes-Peereboom (Zaandam, 28-12-1898)1

Esther woonde bij het uitbreken van de oorlog met haar man en kinderen in de Prins Hendrikstraat 137. Zij was de jongste dochter van Nathan Peereboom* en Saartje van Thijn*. Haar ouders hadden een fruitzaak op het Dampad en Nathan was ‘parnas’, synagoge-opzichter. Esther werkte een tijd bij de gasfabriek. Op 29 juni 1922 trouwde ze met de niet-joodse Pieter Jan Borsjes (Zaandam, 4-8-1898) – beiden hadden volgens de gezinskaart ‘geen’ godsdienst. Op de kaart staat verder Pieter Jans beroep: adjunct-administrateur lichtbedrijven (de voorloper van het gemeentelijk energiebedrijf). Er kwamen twee kinderen: Jan (6-12-1929) en Elly (15-6-1935). Het eerste adres van het echtpaar was Notenlaan 13, in het Zaandamse Vissershop. In april 1925 verhuisden ze naar nummer 16. Twee jaar later gingen ze naar de even verderop gelegen Prins Hendrikstraat 137, waar de kinderen werden geboren. Het huis stond op naam van Pieter Jan.

Oorlog

De moeder en kinderen van dit gezin moesten zich, zoals alle inwoners ‘van joodschen bloede’, in het voorjaar van 1941 bij de gemeente melden, als zijnde respectievelijk voljoods en halfjoods. Het maakt het hele gezin kandidaat voor de evacuatie-operatie van januari 1942. Daarbij bestonden geen algemeen geldige richtlijnen ten aanzien van het huizenbezit van gemengd gehuwden.2 Voor gemengd gehuwden en hun gezinsleden golden veel beperkende maatregelen.

Kattegatschool

Jannie Lemstra woonde op het Skagerrak en ging in september 1941 naar de lagere school aan het Kattegat. Ze kwam daar te zitten naast een andere nieuwkomer, ‘een meisje met donker krullend haar en bruine ogen’. Het was Elly Borsjes. Jannie Lemstra: “Na ongeveer 3 maanden kwam ik ’s morgens in de klas en was het meisje dat naast mij zat niet aanwezig. Ik vroeg aan onze juf of Elly misschien ziek was. Zij antwoordde eerst ontwijkend. Hoe jong ik ook was, ik zag toch aan haar gezicht dat er ‘iets pijnlijks’ was. Uiteindelijk zei ze dat Elly was verhuisd. Ik vond dat raar, want meestal weet je dat vooraf wel en dan had ze dat vast wel tegen mij gezegd. Ik heb dus nooit afscheid van haar kunnen nemen, maar later begreep ik dat alle joodse inwoners van Zaandam wegmoesten en naar Amsterdam gingen.”

Amsterdam

Het gezin Borsjes kwam terecht op de Amsterdamse Rivierenlaan 118 hs. Daar werd Pieter Jan op 10 november 1942 gearresteerd. Dienstdoend rechercheur T. de Vries schreef in zijn rapport dat hij ‘een onderzoek heeft ingesteld in perceel Rivierenlaan 118/huis, alwaar een groote partij hamsterwaren in kisten (dichtgetimmerd en gespijkerd) in de kelder aangetroffen werden. Tevens werd door rapporteur in genoemde kelder aangetroffen een korf (rieten mand) waarin een partij zilver en porselein.” Borsjes vertelde desgevraagd ‘(…) dat hij deze voorwerpen in bewaring had van de familie Joosten (jood). Borsjes verklaarde mij dat hij wist dat dit joods eigendom was’.

Gezin Joosten

Het joodse gezin Joosten woonde tot kort daarvoor in de Maasstraat 58 I. Louise Suzanne Joosten-van der Woude (Leeuwarden, 25-1-1902) had echter anderhalve week eerder, op 31 oktober 1942 een einde gemaakt aan haar leven. Haar echtgenoot Hessel (Groningen, 21-5-1897) zou op 15 december van hetzelfde jaar worden vermoord in Auschwitz-Birkenau. Ook hun zoon Joseph (Amsterdam, 18-9-1928) overleefde de jodenvervolging niet. Hij stierf op 2 juli 1943 in Sobibor. De aan Pieter Jan Borsjes in bewaring gegeven goederen (zie hiernaast) waren afkomstig van Hessels moeder, die op het moment van Borsjes’ arrestatie in het ziekenhuis lag.

Vervolg

De Amsterdamse politie droeg Pieter Jan Borsjes al op de dag van zijn arrestatie over aan de Sicherheitsdienst. Onbekend is welke straf hij kreeg voor het illegaal opslaan van de artikelen van de familie Joosten. Esther, Pieter Jan en hun kinderen overleefden de oorlog. Esthers ouders niet.