Brilleman (Juda/Jules)

Laatste wijziging: 25 april 2016

Echtpaar Juda (‘Jules’) Brilleman (Amsterdam, 23-4-1903 – Zaandam, 18-5-1995) en Sophie (‘Fie’) Brilleman-Soesan (Amsterdam, 30-4-1905 – Zaandam, 7-11-1966)1

Juda had op de Amsterdamse Bilderdijkstraat 215 samen met zijn zwager een zaak in ijzerwaren en gereedschappen. Met zijn vrouw Sophie Soesan dook hij tijdens de oorlog onder in diverse plaatsen. Zij vonden aanvankelijk een plek in Velsen-Noord. Toen deze gemeente in de zomer van 1942 werd ontruimd, konden zij in het al eerder van joden ontdane Zaandam onderduiken. Ze kregen een plek bij het echtpaar Antoon en Maria Hania, in de Zuiderkerkstraat 14. Antoon was machinist op een veerpont over het Noordzeekanaal.2

Velsen-Noord

Het echtpaar Hania woonde met hun vier kinderen tot 1942 in Velsen-Noord. Toen die gemeente door de Duitsers werd ontruimd, verhuisden ze naar Zaandam. Het was hen echter bekend dat Jules en Fie Brilleman in Velsen-Noord waren ondergedoken. Antoon, die waarschijnlijk contacten had met het plaatselijk verzet, haalde hen op en nam ze mee naar hun nieuwe woning. Daar kregen ze een voorkamertje tot hun beschikking. Omdat ‘Jules’ te joods klonk, werd de nieuwe gast door de kinderen ‘oom Wim’ genoemd. Fie ging door voor een zuster van Maria Hania-Verhoeff.

Razzia

In de woning aan de Zuiderkerkstraat werd een schuilplaats gemaakt waarin ‘oom Wim’ (na de oorlog ‘oom Jules’ en ’tante Fie’ zich in geval van nood konden verbergen. Maar toen de Duitsers in reactie op het liquideren van de ‘foute’ politieman Frans Willemse op 6-2-1945 een razzia hielden in het gebied rond de Burcht werd ook Fie Brilleman uit huis gehaald. Getooid met een hoofddoek -dat leek haar veiliger- wachtte ze samen met honderden andere Zaandammers urenlang op de Burcht de ontwikkelingen af. ’s Middags mochten de meeste mensen, onder wie zij, terug naar huis. Een groep van honderd mannen werd als represaille afgevoerd naar Amsterdam. Een deel van hen zou daarna gedwongen te werk worden gesteld in Duitsland.

Tonnetje

Jules Brilleman en zoon Douwe Hania slaagden er op 6 februari wel in om de schuilplaats te bereiken. Die bevond zich op zolder, tussen de zoldervloer en het plafond van de onderliggende verdieping. Terwijl ze daar drie à vier uur verborgen zaten, hoorden ze de huiszoekende Duitsers over zolder lopen. Toen het stil leek, klom de in hoge nood verkerende Douwe even uit de schuilplek om in een op zolder staand tonnetje te urineren. Dat bleek later een minder goed idee; het tonnetje lekte aan alle kanten.

Liesbeth

De Brillemans slaagden er in om hun dochter Liesbeth eind 1942/begin 1943 via verzetscontacten op de Terrasweg 61 in Santpoort onder te brengen. Haar ‘pleegvader’ Dirk Jan van Rijswijk (Velsen, 28-10-1904) werd op 1 maart 1945 opgepakt, omdat de nazi’s zijn illegale groep op heterdaad betrapten. Hij werd naar Amsterdam gebracht en op 8 maart op de Amsteldijk gefusilleerd. Na de oorlog is hij begraven op de Eerebegraafplaats te Overveen.3 Liesbeth werd ook gearresteerd en opgesloten in het huis van bewaring aan de Amstelveenscheweg. Dat mocht ze wonderlijk genoeg al snel verlaten. Ze zou alleen haar papieren nog moeten ophalen bij de Sicherheitsdienst op de Apollolaan. Waarom dat was, begreep Liesbeth niet, maar ze greep haar kans. Het persoonsbewijs was uiteraard vals. Liesbeth ging naar gemengd gehuwde kennissen op de Biesboschstraat, vroegere buren. Daar kon ze voorlopig terecht. De bevrijding maakte ze mee in Haarlem.

Amsterdam

Door haar arrestatie op 1 maart was het onderduikadres van haar ouders onveilig geworden. Men moest er rekening mee houden dat Liesbeth zou doorslaan. Jules en Sophie Brilleman konden daarom de laatste maanden van de oorlog niet bij de familie Hania blijven. Ze vonden in Amsterdam een nieuw onderduikadres. Heel lang zijn ze daar waarschijnlijk niet gebleven; de kinderen Hania kunnen zich überhaupt niet herinneren dat het echtpaar de Zuiderkerkstraat verliet. Ze maakten de bevrijding in ieder geval mee in Zaandam.

Vervolg

Liesbeths moeder had zoveel familieleden verloren dat zij na de bevrijding niet meer terugwilde naar Amsterdam. Het gezin vond na enige tijd een eigen woning in de Zaandamse Mozartstraat. Liesbeth Kamst-Brilleman vertelde dat Nederlands Volksherstel4 hielp met tweedehands meubels: “We vonden het vreselijk. De meubels waren weggehaald uit de huizen van NSB’ers.” Haar vader kon werk krijgen als ambtenaar op het distributiekantoor dat tot begin jaren ’50 bonnen uitgaf voor gerantsoeneerde artikelen. ’s Avonds werkte hij als verzekeringstussenpersoon. Hij wilde zijn vooroorlogse ijzerwarenzaak niet opnieuw opbouwen, omdat zijn toenmalige compagnon, tevens zijn zwager, in het vernietigingskamp was vermoord. Jules ging na verloop van tijd als vertegenwoordiger werken bij het IJzerhuis in Zaandam, een winkel annex groothandel in onder meer gereedschappen.

Verwanten

Juda en Sophie namen na de oorlog een kind van een van de broers Soesan in huis, Salomon Philip. Het indertijd 1 jaar oude jongetje was zo ziek geweest dat het in 1942 uitstel van deportatie kreeg. Hij werd vervolgens snel in onderduik gegeven en kwam na de oorlog als ‘broertje’ van Liesbeth naar Zaandam. Hoewel het gezin Brilleman seculier was, bezocht Philip Soesan de joodse les in de synagoge. “Ik kreeg les van een leraar uit Amsterdam. In de woning naast de sjoel woonde juffrouw Toff die voor ons de deur openmaakte”, herinnerde hij zich driekwart eeuw later.
Weduwnaar Jules Brilleman -Fie overleed al in 1966- woonde de laatste jaren van zijn leven in de Joachim Kleinsorgstraat 60.

1 Mededelingen van Liesbeth Kamst (zomer 2005); Informatie van Petronella van Wijnen-Hania uit Krommenie (12 en 17-4-2015), Douwe Hania uit Wijk aan Zee (17-4-2015) en Ans Aafjes-Hania uit Wormer (24-4-2015); www.jhm.nl; Nieuw Israelietisch Weekblad (maart 2021)

2 Adresboek voor de Zaanstreek 1946

3 www.ogs.nl; Heere, P. De Eerebegraafplaats te Bloemendaal

4 Vergelijk het echtpaar Stein-Schlesinger*