Coltof (Salomon)

Laatste wijziging: 25 april 2016

Salomon Coltof (Oude Pekela, 26-3-1879 – Amsterdam, 16-7-1949)1

Salomon Coltof was winkelier in Den Helder. Hij vond een onderduikplek bij het Zaandamse echtpaar Pos en overleefde de oorlog.

Den Helder

Salomon Coltof trouwde op 8 december 1904 met Clara Emma de Beer (Zwolle, 9-9-1885). Zij overleed op 12 januari 1942 in Alkmaar, kort voor de joodse bevolking van die gemeente gedwongen werd om hun woonplaats te verlaten. Op 14 augustus 1946 zou Salomon in Amsterdam voor de tweede keer in het huwelijk treden, dit keer met Henriette Fruitman (Amsterdam, 24-12-1891). Salomon en Clara kregen zes kinderen, van wie dochter Meta Edie (Den Helder, 9-11-1909) op 14 september 1942 in Auschwitz om het leven werd gebracht.

Damesmodehuis

Salomon was voor de oorlog een drukbezet man. Hij werkte als grossier en meubelhandelaar/stoffeerder en had een damesmodehuis in Den Helder, aan de Keizerstraat 95. Verder was hij in de jaren ’30 voorzitter van de Nederlands Israëlitische Gemeente en van het Armenbestuur in Den Helder. Dat bleef hij tot en met december 1939. Ook was hij in die jaren penningmeester van de Middenstandsvereniging Den Helder en bestuurslid van de Vereniging ‘Vakschool voor Meisjes voor Den Helder en Omstreken’.

Brief

In de oorlogsjaren raakte Salomon zijn winkel kwijt aan de bezetter. Hij moest, net als de andere joden in Den Helder, naar Amsterdam vertrekken. Daar vond hij huisvesting in de Molenbeekstraat 34 II, waar kort tevoren nog het eveneens joodse gezin Muller woonde. Zijn dochter Estella bezocht er het Joods Lyceum. De inmiddels weduwnaar geworden Coltof schreef vanaf zijn nieuwe woonadres op 12 maart 1943 een brief aan burgemeester Ritmeester van Den Helder waar wanhoop in doorklinkt: “Daar het mij binnenkort wellicht van dienst kan zijn, ben ik zo vrij U onderstaand verzoek te doen, n.l. een bewijs door U get. dat ik ongeveer 25 jaar als bestuurslid en ook een heel jaar als vice-voorzitter ben werkzaam geweest voor het Algem. Milit. Tehuis, dat ik ook ongeveer 25 jaar als bestuurslid en ook een deel jaren als penningmeester ben werkzaam geweest voor de Vakschool v. meisjes (dus dat ik zooveel jaren belangeloos ben werkzaam geweest i/h Algemeen Belang.” De burgemeester voldeed per brief van 15 maart aan Coltofs verzoek.

Onderduik

Kort daarna dook Salomon Coltof onder en kwam hij terecht bij de Zaandamse verzetsstrijder Hendricus (‘Henk’) Pos en diens vrouw. Het echtpaar Pos woonde in de Texelstraat 52. Bekend is dat Salomons zoon Frits (Den Helder, 28-8-1915), die in Den Helder meubelhandelaar was, een schuilplaats vond in Amsterdam.  Salomon, Frits en op een na alle kinderen -Jacob Abraham (Den Helder, 30-11-1905), Arthur Frits (Den Helder, 21-1-1908) en Estella (Den Helder, 24-6-1926)- overleefden de jodenvervolging.

WA

Over de onderduiktijd vertelde Pos veertig jaar later tegen dagblad De Typhoon: “Op een dag waren we allebei weg, mijn vrouw en ik. En nou moet u weten, dat twee huizen verderop De Vries woonde, een commandant van de WA. We komen thuis, komt m’n buurman naar me toe. Hij zegt: ‘Mensen, ik bemoei me nergens mee, maar toen jullie weg waren, heb ik twee keer de WC door horen trekken. Je hoeft me niet te vertellen hoe dat kan, maar ik denk dat als De Vries het hoort, die dat wel zal willen weten’. (…) Die C[oltof], waar ik het net over had, die Jood, die had een zoon in Amsterdam. Die zat daar ondergedoken. Eens in de week ging ik er naar toe met een kommetje rijst of zoiets. In mijn uniform [Pos werkte op het postkantoor] en met mijn kaart. Ik ben nooit aangehouden.”

Garen

“Die jongen heette Frits. Na de oorlog stond ik met de caravan in Callantsoog. Hoor ik vlak naast me steeds een vrouw roepen. ‘Frits wil je dit. Frits wil je dat.’ En hij heette ook C. van zijn achternaam. Ik dacht: ik moet toch eens vragen. Ik er naar toe. Ik zeg: ‘Bent u soms Frits C.?’ ‘Ja, hoezo?’ Ik zeg: ‘Ik heet Pos. Henk Pos.’ Hij kijkt me aan, hij begint te huilen en hij zegt: ‘Dan heeft u het leven van mijn vader gered. Ik zou u willen zoenen.’ Ik had die Frits zelf nooit gezien. Die rijst of wat het ook was, gaf ik altijd aan een mevrouw die de deur opendeed en die gaf het dan weer door aan Frits, die bij haar ondergedoken zat. Dat was een hele vreemde gewaarwording in Callantsoog. De vader van Frits hebben we na de oorlog niet meer gezien. Hij had een paar manufacturenwinkels in Den Helder. Hij is nog eens een keer bij ons geweest met een cadeautje als dank. Een klosje garen. We hebben daar wel een beetje om moeten lachen.”

1 De Typhoon, 4-5-1983; Informatie van Henk Krigee uit Zaandam (30-4-2010); D. Kila, De kille aan het Marsdiep (Den Helder, 1999); www.jhm.nl