Drilsma (Benjamin)
Laatste wijziging: 25 april 2016
Echtpaar Benjamin Drilsma (Harlingen, 8-8-1903) en Esther Drilsma-Jacobs (Amsterdam, 12-12-1904 – Auschwitz, 14-1-1943)1
Het Zaandamse echtpaar Drilsma was op 17 januari 1942 gedwongen om naar Amsterdam te verhuizen. Vermoedelijk in het najaar doken zij onder op de zolder van kapper Willem Bleeker (Assendelft, 19-6-1912 – 1967) en echtgenote Ali Loon (1914 – 1995), die aan de Noorderhoofdstraat 70 in Krommenie woonden. Voor dochter Adolphine* en grootmoeder Josephina Jacobs-Kater* werd een adres gevonden in Beverwijk, bij de politieman Leonardus Hendricus Martinus van der Hoorn. Deze hoofdagent woonde aan de Hoflanderweg 85. Adolphine kreeg als schuilnaam ‘Dolly’. Door verraad kwamen Benjamin en Esther in december 1942 in Westerbork terecht, hun gastheer Bleeker in Vught.
Anoniem schrijven
Tijdens het naoorlogse proces tegen de Krommenieër NSB-burgemeester Anton Gerrit Jongsma kwam naar voren dat de Duitse politie eind 1942 een anoniem schrijven ontving over de verblijfplaats van het ondergedoken echtpaar. De Zaanlander van 17-2-1948: “In de woning van Bleeker werd, na een revolverkanonnade, mevr. Drilsma gearresteerd. Jongsma zei: ‘Ze moesten je voor je hersens schieten’ tegen Bleeker. Het geld en de sieraden van mevrouw Drilsma werden eveneens meegenomen. Onderweg had verdachte [Jongsma] gevraagd, waar het kind [Adolphine] zat. Hij had toen een papiertje in de hand, waar dat adres in Beverwijk op stond.” In de tussentijd werd ook Benjamin Drilsma aangehouden in de woning van Bleeker. Bij de arrestaties was ook agent Gerrit Reinier Mozer betrokken. Hij zou enkele weken later ‘volontair’ worden bij de burgemeester van Krommenie, als onderdeel van zijn (nooit gehonoreerde) opleiding tot burgemeester.
Mozer
Tijdens een naoorlogs verhoor bevestigde Mozer zijn betrokkenheid: “De jodin Drilsma-Jacobs is inderdaad door mij gearresteerd, waarbij aanwezig waren Kleine Snuverink en naar ik meen Outshoorn. Ik deed in dien tijd, December 1942, dienst aan het hoofdbureau van de afdeeling algemeene zaken, waar een ’tip’ was binnengekomen, schriftelijk, onderteekenaar mij onbekend, dat in de gemeente Krommenie bij den Ariër Willem Bleeker een jodin gehuisvest zou zijn en die zonder toestemming in Krommenie zou wonen. Waar dit niet tot mijn werk behoorde ben ik gegaan naar de afdeeling Joodsche strafzaken, toen gevestigd in het Hoofdbureau van Politie, leider Dahmen von Buchholtz, waar ik assistentie kreeg toegewezen in de persoon Kleine Snuverink (overleden) en naar ik meen Outshoorn. De bewuste jodin werd te Krommenie door ons gearresteerd door de anderen in mijn aanwezigheid en overgebracht naar Amsterdam, waar zij ter beschikking werd gesteld van voornoemden Chef; naar ik meen werd Bleeker ook gearresteerd.
Lees meer
Benjamin Drilsma
Over de betrokkenheid bij de arrestatie van Benjamin Drilsma liepen de meningen uiteen. Mozer: “Ik zie voorts in uw bezit een mededeling van Dahmen von Buchholtz, dat de jood Benjamin Drilsma eveneens ten huize van Bleeker door mij, Kleine Snuverink en Outshoorn werd aangehouden en voor den SD geleid. Ik herinner mij daardoor dat behalve de jodin Esther Drilsma-Jacobs ook haar man op gemeld adres door ons werd aangehouden en voorgeleid. Daar namen wij ook wat zilverwerk in beslag, welke zaken wij aan het bureau deponeerden. Deze Drilsma vertelde ons toen dat het persoonsbewijs dat hij bij zich had, van zekeren Jan Eenhoorn wonende aan den Heiligenweg [sic] 45 te Krommenie had gekocht voor f 100,-. (…) Drilsma’s mededeeling bleek op waarheid te berusten en wij hebben toen dezen Eenhoorn in zijn woning aangehouden en ter beschikking gesteld van Dahmen von Buchholtz.” Na de oorlog legde politieman Jan Visser een ietwat andere verklaring af over de aanhoudingen. “Jongsma had bij deze actie de leiding. Hij trad bij de huiszoekingen ruw op. (…) Toen de zaak bijna opgerold was, moest de Jodenman Drilsma, die nog niet thuis was gekomen, gearresteerd worden. Deze is door de agent van politie Zwart gearresteerd. De agenten Zwart en Koenen waren n.l. in opdracht van Jongsma achtergebleven om Drilsma, wanneer hij zou thuiskomen, te arresteren. (…) Bij fouillering van Drilsma bleek dat hij een vals persoonsbewijs had dat op naam stond van de Krommenieër Eenhoorn. Jongsma gaf mij toen opdracht om Eenhoorn te arresteren, hetgeen ik met een agent van politie gedaan heb. Eenhoorn is door ons gearresteerd en naar het bureau overgebracht.”
Adolphine
Later die dag werd in Beverwijk ook Adolphine opgepakt. Tijdens het naoorlogse proces kwam ter sprake dat ‘Bleeker het echtpaar Jongsma had gezien in kleren van de Drilsma’s. Jongsma zelf droeg de regenjas van Drilsma, mevr. Jongsma de bontjas van mevr. Drilsma en haar tas en koffertje’. Van Benjamin Drilsma en Willem Bleeker is bekend dat ze op 11 december 1942 in hechtenis werden genomen door het Bureau Joodsche Zaken in Amsterdam. Het verblijf daar duurde enkele dagen, waarin ze werden verhoord. Op een bewaard gebleven kaartje van het Bureau Joodsche Zaken staat achter Benjamins naam: “Verblijf zonder verhuisvergunning; vals p.b. [persoonsbewijs].”
Bureau Joodsche Zaken
In een brief van de Amsterdamse politie d.d. 15 december 1942 aan het eveneens in Amsterdamse gevestigde Bureau Joodsche Zaken staat opgesomd waarvan Drilsma (‘am 10.12.42 in Krommenie vorl. festgenommen’) werd beschuldigd: het niet dragen van de verplichte jodenster, zich met een van Jan Eenhoorn gekochte valse persoonskaart voordoen als ‘Ariër’, onttrekking aan de Arbeidsinzet en het tegen de regels in afgeven van geld en andere waardevolle spullen aan Bleeker. “Das Geld und die Wertsachen werden dem SD übertragen. Willem Bleeker und Jan Eenhoorn wurden ebenfalls festgenommen”, aldus de dienstdoende politiecommissaris (zie de brief hiernaast). Op 15 december werd Benjamin Drilsma overgedragen aan de SD. Zijn bezit ging naar de ‘Dienststelle Rozenberg’ – mogelijk de ‘Einsatzstab Rosenberg’, die actief was bij het inbeslagnemen van joodse inboedels (‘Hausraterfassung’). De Drilsma’s werden doorgezonden naar Westerbork, Bleeker naar Vught.
Distributiepapieren
Op 3 januari 1943 stuurde Westerbork-medewerker A. Mos jr. naar aanleiding van de binnenkomst van de Drilsma’s een briefje naar de Distributiedienst in Krommenie. “Bijgaande doe ik U toekomen een opgave van die personen, die bij aankomst in ‘Lager Westerbork’ hun D.S.K. [distributiestamkaart] niet bij mij inleverden. Ik verzoek U het ontbrekende te doen opsporen en mij zoo spoedig mogelijk per aangetekende toe te zenden; tevens de nummers der onvindbare D.S.K. te blokkeeren.” Mos kreeg op 26 maart antwoord van een behulpzame werknemer van de Distributiedienst in Wormerveer: “Na politioneel onderzoek is gebleken, dat de stamkaarten van de desbetreffende personen niet te vinden zijn. Deze beide personen waren verborgen bij een inwoner van Krommenie. De stamkaarten waren daar echter niet meer aanwezig, terwijl de levensmiddelenkaarten van een ander adres in Haarlem werden betrokken.”
Auschwitz
Het echtpaar Drilsma-Jacobs maakte de briefwisseling over hun documenten niet mee. Ze werden op 11 januari 1943 naar Auschwitz gedeporteerd en daar vermoord. Burgemeester Jongsma werd in 1948 veroordeeld tot achttien jaar cel. Het echtpaar Bleeker ontving in 2017 postuum de Yad Vashem-onderscheiding voor hun hulpverlening tijdens de oorlog.
Zie verder Benjamin Drilsma* en Josephina Jacobs-Kater* in Zaandam.
Voetnoten
1 Mededeling van Lies Uhl-Dijkstra uit Zaandam (1998); De Zaanlander (2-2 en 17-2-1948); Zee, S. van der, Vogelvrij (p. 124); Informatie van Erik Schaap uit Zaandam (27-4-2010) en Hans Bax uit Zaandam (12-3-2013); NIOD-karthoteek Bureau Joodsche Zaken; Stadsarchief Amsterdam, toegangsnummer 5225, inventarisnummer 7309; Nationaal Archief, CABR-dossiers Anton Gerrit Jongsma en Gerrit Reinier Mozer