Drukker (Abraham)
Laatste wijziging: 25 april 2016
Gezin Abraham David Drukker (Zaandam, 8-4-1880 – Sobibor, 4-6-1943)1 en Judith Drukker-Drukker (Zaandam, 10-4-1871 – Sobibor, 4-6-1943)
Abraham was ‘los werkman’, ‘brieven-besteller’, ‘bode bij een winkelvereniging’ en ‘sjammes’, dienaar in de synagoge.2 Die laatste functie had hij overgenomen van zijn schoonvader Izaäk Drukker. Judith was negen jaar ouder dan haar man en de oudere zuster van Hartog Drukker*. Het echtpaar Drukker-Drukker behoorde tot de prominenten van joods Zaandam. Hun familie verbleef sinds 1829 in de Zaanstreek.
Voor de oorlog
Het echtpaar woonde vanaf juli 1934 aan het Hazepad 12 en daarvoor in de Rosmolenstraat 53 en de Vinkenstraat nr. 39, 35 en vooral 31 (1908-1928). Abraham Drukker ging in de jaren ’20 op woensdag de joodse gezinnen af om hun bestellingen voor de sabbatavond op te nemen. Hij haalde ook wekelijks contributie op bij iedereen die lid was van de begrafenisvereniging Chemielath Gasadiem (zie ook Jacob Drukker*).3 Abraham was een van de commissieleden die de viering van het 75-jarig bestaan van de synagoge voorbereidden. Dat jubileum werd op zondag 21 januari 1940 gevierd in bijzijn van opper-rabbijn Philip Frank en andere autoriteiten. In het avondprogramma traden Samuel Henri Englander en Jo Rabbie op, respectievelijk dirigent en solist van het internationaal befaamde koor van de Groote Synagoge in Amsterdam.4
Amsterdam
Het echtpaar kreeg na hun gedwongen verhuizing naar Amsterdam van eind januari 1942 soms bezoek van Zaandamse kennissen. Over de aan de ‘evacuatie’-controleur gemelde ziekte van Judith of haar opname in een ziekenhuis zijn geen berichten. Dat hoeft niets te zeggen. De ziekmelding van 17 januari kan een daad van protest of poging tot uitstel zijn geweest. Drukker zag zichzelf en zijn vrouw als oorlogsslachtoffer. Niet lang na het gedwongen vertrek vroeg hij, blijkens een mutatie bij de politie, ‘een verklaring dat hij in Zaandam mag komen’. Het ging vermoedelijk om een bezoekaanvraag.
Deportatie
Na anderhalf jaar in Amsterdam kreeg het echtpaar Drukker een oproep voor de ‘arbeidsinzet’. Ze vertrokken op donderdag 20 mei naar Westerbork, zoals Julie Vet* schreef in een brief aan haar vriendin. Van Abraham Drukker is een afscheidsbrief bewaard gebleven, vermoedelijk geschreven op 20 mei 1943 om 9.00 uur – het postmerk is moeilijk te lezen (zie illustratie).5 De brief is gericht aan de ‘Beste vrienden’, L. Rijks (Klauwershoek 14 in Zaandam). Zij hadden hem en zijn nu 72-jarige vrouw sinds 28 januari 1942 geholpen. Dat was de dag dat, zoals Abraham noteerde, ‘het gedwongen verblijf te A.’ begon. Na het vele wat zij achter de rug hadden, was hun ‘bitter lot aangebroken’. Het echtpaar werd ‘zooals vele geloofsgenoten gehaald’. Het kreeg de oproep voor het Oosten, is door Duitse en/of Nederlandse politie uit het Amsterdamse huis gehaald en met een paar bezittingen naar de Hollandsche Schouwburg gebracht. Sjammes Drukker schrijft: “Wij hebben, zoals u wel weet, een zeer vage toekomst…” Deze lag in de handen van ‘G. alleen’. Hij bedankt de twee helpers, en in het naschrift nog een heer Albers, en besluit met: “Een stevige handdruk van twee oorlogsslachtoffers.”
Lees meer
Sobibor
Abraham (63) en Judith (72) verbleven tussen 20 mei en 1 juni in Westerbork. Het kostersechtpaar Drukker werd op 4 juni 1943 door vergassing omgebracht in Sobibor, op dezelfde dag als Leendert Groen* van het Rustenburg, het echtpaar Pais* van de Hoogendijk, de familie Poppelsdorf*, synagogebestuurslid Jacob Speijer*, Julie Vet* van de juwelier op de Gedempte Gracht en de zes leden tellende familie Brilleslijper* uit Koog. Het ging in totaal om zestien mensen, waarmee 4 juni 1943 de dag werd met de meeste Zaans-joodse slachtoffers. Velen hadden een lange familiegeschiedenis in de Zaanstreek. Allen kwamen met het door Philip Mechanicus beschreven 1 juni-transport in Sobibor. De groep telde 3.050 mensen en werd in paardenwagons vervoerd. Drie uur duurde het verzamelen, slaan en mensen naar binnen persen voordat de trein om 11.00 uur uit Westerbork vertrok. Er lag geen stro op de bodem van de veewagens en zelfs de zieken kregen geen matras. In de hoek van elke wagon was één tonnetje voor de behoeften, in een andere hoek een tonnetje met water. De agenten van de Liro-bank en de ‘Joodse Gestapo’ (de ordedienst) namen de gedeporteerden voor het vertrek hun laatste bezittingen af. “De fluit gilt. (…) Zij gaat allen door merg en been. De schurftige slang schuifelt met gevulde ransel weg.”6
Verwanten
Twee broers en een zus van Abraham David Drukker overleefden de vernietigingskampen ook niet. Het betreft Amsterdammer Levie Abraham en zijn vrouw Henriëtte Groen (beiden Sobibor, 30-4-1943), alsmede hun zoon Lodewijk (Sobibor, 2-7-1943), zijn Rotterdamse broer Eleazar met acht kinderen (Auschwitz, 30-9-1942) en diens echtgenote Betje Schouten (16-8-1942), en zijn eveneens Rotterdamse zus Amalia Bonnevits-Drukker (Sobibor, 23-4-1943). Een zuster van Judith en de hierna genoemde Hartog Drukker, Duifje, werd op 5 oktober 1942 in Auschwitz vermoord.