Fonteijn (Karel)

Laatste wijziging: 25 april 2016

Karel Anton Fonteijn (Den Haag, 12-12-1925 – Dordrecht, 18-5-2021)1

Karel Fonteijn kwam in het najaar van 1942 in Zaandijk terecht bij Tieke Jansma, die inwoonde bij de familie Rijpstra. Hij overleefde de oorlog.

Auschwitz

Karel was de zoon van vertegenwoordiger Benjamin Fonteijn (Den Haag, 23-11-1886) en Carolina Fonteijn-Alter (Den Haag, 31-7-1893), twee conservatieve en gezagsgetrouwe mensen. Zij werden op 10 september 1943 om het leven gebracht in Auschwitz. Het gezin woonde begin 1942 in de Haagse Bosschestraat 112.

Eigenzinnig

Karel was eigenzinniger dan zijn volgzame ouders. Op 18 augustus 1942 viel er een oproep voor hem in de bus; hij moest zich melden in kamp Westerbork. Tot verbazing van zijn ouders weigerde hij. Hij kondigde aan onder te duiken.

Tieke Jansma

Karel dook in 1942 zo’n twee weken onder bij een tekenleraar in Dordrecht, op de Reeweg Oost 80. Zijn oom en tante Duits-Fonteijn woonden eveneens in die gemeente. Salomon Duits was voorzitter van de joodse gemeente in Dordrecht. In zijn huis verbleef ook de uit Velsen afkomstige Margaretha Esther (‘Greet’) Hamburger (Velsen, 12-5-1914). Zij bracht Karel, die na Dordrecht een dag of vier, vijf bij Haagse kennissen onderdak vond, omstreeks oktober 1942 naar haar vriendin Tieke Jansma (Ooststellingerwerf, 11-10-1913). Die woonde in Zaandijk bij de Rijpstra’s, in een woning tegenover station Zaandijk.

Onderwijs

Tieke en de joodse Greet konden aanvankelijk geen werk vinden als leraressen. Daarop volgden zij een verpleegstersopleiding in de Egmondse omgeving. Toen het joodse kinderen tijdens de oorlog werd verboden lessen te volgen met niet-joden kon Greet Hamburger in Dordrecht een baan vinden in het speciaal onderwijs voor joodse leerlingen. Tieke Jansma werd per 1 januari 1943 in Zaandijk aangesteld als onderwijzeres.

Familie Rijpstra

Tieke Jansma woonde laatste oorlogsjaren in Amsterdam. Het lijkt er op dat Karel in de woning van Bart Rijpstra (Huizum, 27-6-1912) en diens echtgenote Wytske Rijpstra-Keverkamp (Leeuwarden, 19-1-1915) bleef. Die woonden aan de Meidoornlaan 2. Op dat adres waren toen ook Doris Berliner* en haar moeder ondergedoken. Na ongeveer een week vertrok Karel naar de familie Van den Abeele in Haarlem-Noord (Obistraat 53). Zoon Jan van den Abeele zat eerder samen met Greet Hamburger en Tieke Jansma op de kweekschool in Haarlem.

Ouders

In de tussentijd, op 3-12-1942, hadden ook zijn ouders een oproep ontvangen om zich in kamp Westerbork te melden. Karel: “Zij zijn gegaan. Zij waren netjes, ze wilden zich aan de wet houden. Mijn moeder was thuis de oudste van de kinderen geweest, mijn vader de jongste. Toen zij trouwden, bepaalde zij wat er gebeurde, en hij volgde haar. Hij liet zich gewoon leiden. Zijn was zo’n echte Jiddische memme. Zij was de baas.” Een waarschuwing van zijn tante Daatje om onder te duiken werd in de wind geslagen. Op 7-9-1943 werden ze per goederentrein naar Auschwitz vervoerd en daar drie dagen later vermoord.

Terugkeer

In september 1943 kwam Karel eventjes terug bij de familie Rijpstra, om naar een tandarts in de buurt te kunnen gaan. Hij zou daar nogmaals terugkeren, dit keer voor enkele weken of maanden. Ook was hij tijdens het tweede of derde bezoek enkele dagen te gast bij de dames Margaretha Brigitta Jantina Benink (Doetinchem, 11-8-1897) en Trijntje van Hoorn (Zaandijk, 24-1-1899). Zij woonden in de Dr. Jan Mulderstraat 41 in Zaandijk.

Acht onderduikers

In oktober 1944 vertrok Karel Fonteijn naar het huis van de inmiddels in Amsterdam (Nieuwe Prinsengracht 90 III) wonende Tieke Jansma. Hij was daar niet alleen. Op dit adres verbleven toen nog minstens zeven andere onderduikers: Selma Wackers-Schwarz*, Doris en Erna Berliner*, Davina Margot van Rijn*, de halfjoodse Norbert Klein, kleuterjuf Esther Helena Knap en de uit Duitsland gevluchte diabetespatiënt Heinz Martin Silbermann. Karel: “Dit was een leegstaand pand, dat Tieke Jansma voor zichzelf huurde, maar waarin ze acht joden verborg, onder wie ik.” Op andere momenten waren er nog meer onderduikers, veelal Palestinapioniers als Klara Rothenberg. Van haar is onder meer bekend dat ze zich onder de schuilnaam ‘Jantina Martens’ aansloot bij de ondergrondse Westerweelgroep en de laatste oorlogsmaanden bij Tieke Jansma verbleef. Ook Norbert Klein was een Palestinapionier. Hij, actief in het joodse verzet, werd in de nazomer van 1943 gearresteerd. Bij zijn verhoor in het politiebureau sprong hij uit het raam. Daarbij raakte hij zwaargewond. Leden van de ‘wilde’ verzetsgroep Koog-Bloemwijk wisten zijn Zaandijkse kamergenoot Joop Keijzer en hem te bevrijden uit het Westergasthuis. Na een verblijf op een onderduikadres in Haarlem kwam hij bij Tieke Jansma terecht.

Tyfus

In november 1944 was Selma Wackers-Schwarz de straat opgegaan en teruggekomen met (voor joden niet toegestane) palingen, een delicatesse in de Hongerwinter. Enkele onderduikers (de beide Berliners, Norbert Klein en Selma) werden ziek. De palingen bleken te zijn besmet met salmonellabacteriëen. De getroffenen moesten worden opgenomen in het ziekenhuis aan de Karel du Jardinstraat. Tieke Jansma overleed daar op 12 januari 1945 zelf aan tyfus. Onder andere Klara Rothenberg was aanwezig op Jansma’s begrafenis.  Na haar overlijden werden er nog twee onderduikers opgenomen in de woning aan de Nieuwe Prinsengracht. Dat Karel Fonteijn niet ziek werd, kwam omdat hij als orthodox opgevoede jood geen paling at. Het werd zijn taak om de overgebleven onderduikers te verzorgen.

Verlaagd plafond

Karel Fonteijn verliet slechts twee keer de schuilplaats aan de Nieuwe Prinsengracht. Eén keer ging hij op zoek naar brandhout, de tweede maal was voor de Pesachviering. Die vond plaats bij de eveneens ondergedoken Hongaarse rabbijn Aron Neuwirth (Alistal, 30-7-1881) en diens gezin. Zij verbleven eveneens op de Nieuwe Prinsengracht, op nummer 100 III. Karel en zijn lotgenoten konden zich in geval van nood verbergen boven een voor de gelegenheid verlaagd plafond, dat zich onder de zoldervloer bevond. Er was net voldoende ruimte om alle onderduikers te herbergen. Alle overgebleven onderduikers bleven tot aan de bevrijding in de woning van Tieke Jansma. In september 2016 werd haar vanwege haar hulp aan joden de Yad Vashemonderscheiding toegekend.

Na de oorlog

Na de oorlog begon Karel Fonteijn een opleiding in Amsterdam. Op 6 maart 1947 vertrok hij als dienstplichtig soldaat met de ‘Van Oldenbarneveldt’ naar Nederlands-Indië. Daar hield hij zich drie jaar lang vooral bezig met het repareren van voertuigen. Nadien werkte hij achtereenvolgens in Nederland, Argentinië, opnieuw Nederland en Colombia. In de jaren zestig keerde hij definitief terug naar Nederland en vestigde zich in Dordrecht, de enige plaats waar hij nog enkele familieleden had.

1 Informatie van Henk Krigee uit Zaandam (30-8-2009) en Karel Anton Fonteijn (2008); www.joodsmonument.nl; www.stolpersteine-dordrecht.nl