Gawehn (Ernst Eduard)
Laatste wijziging: 25 april 2016
Ernst Eduard Gawehn (Werne an der Lippe, 30-4-1909 – Zaanstad, 6-2-1986)
Ernst Gawehn werd op 17-8-1927 ingeschreven in Zaandam, komend uit het Duitse Gelsenkirchen. Hij was een zoon van Julius August Gawehn en Rosa Frankenhaus. In 1919 kwam hij, tien jaar oud, voor het eerst naar Nederland, terwijl hij met tussenpozen naar Duitsland reisde. Ernst had volgens de Zaandamse gezinskaart de Duitse nationaliteit en was slager. Hij had de evangelisch-lutherse godsdienst, maar dat werd later doorgehaald en vervangen door ‘geen’. Volgens de latere Nürnberger Rassenwetten was hij echter half- of kwart-jood, want zijn Nederlandse moeder was joods. Op 9-11-1928 werd hij uitgeschreven naar Hamburg en niet lang daarna, op 18-3-1929, weer ingeschreven in Zaandam. Ernst woonde toen op de Bootenmakersstraat 11a, ten huize van de weduwe H. Bakker. Daar was hij eerder ook al. Tot 1938 zou hij nog negen keer verhuizen, maar niet meer als alleenstaande.
Gezin
Op 27-8-1930 trouwde Ernst Gawehn met Antje Hiemstra (Dronrijp, 7-11-1912 – Zaanstad, 29-4-1975), die eveneens geen godsdienst had. Antje was op 5-12-1925 vanuit Hillegom naar Zaandam gekomen en woonde eerder in Alkmaar en Wormerveer. Er waren drie kinderen. Popke (‘Piet’) (Zaandam, 26-3-1930) was de oudste. Hij was een zoon uit een eerdere relatie van Antje, en vervolgens erkend door Ernst. Verder waren er August (Zaandam, 8-9-1933) en Rosa Sjoukje (Zaandam, 20-5-1937). Er zou nog een vierde kind komen, een dochter. Vanaf juni 1938 tot in de jaren na de oorlog woonde het gezin op Schiermonnikoog 27.
Van joodschen bloede
Toen de Duitsers binnenvielen werd Ernst bang dat ontdekt zou worden dat hij een joodse moeder had. Dat gebeurde niet. Vermoedelijk heeft hij zich in februari 1941 dus aan de meldplicht als ‘zijnde van joodschen bloede’ onttrokken.
Rijksduitser
Dat hij ‘Rijksduitser’ was -een bewoner van het Duitse grondgebied zoals dit vanaf 1871 had vormgekregen-, was wel bekend. In het uitgebreide artikel dat dagblad De Typhoon1 in oktober 1947 aan zijn lotgevallen wijdde, vertelde Gawehn dat hij zich voor de oorlog wel had willen naturaliseren, maar de kosten (200 gulden) te hoog vond. Hij werkte toen als bouwvakker bij aannemer Kakes of had geen werk.
Wehrmacht
Niet lang na het begin van de bezetting kreeg Ernst Gawehn een oproep voor het Duitse leger. Hij durfde niet onder te duiken, maar had relatief geluk: hij werd ingedeeld bij de ‘Rode-Kruissoldaten’ ofwel medische dienst (‘Sanitäter’). Thuis werden de oudste kinderen automatisch ingeschreven bij de Hitlerjugend, maar ze gingen niet naar de bijeenkomsten. Wel luisterde het gezin met de buren naar de Engelse zender. Iedereen kwam heelhuids door de oorlog. Ook Ernst, die na de bevrijding vanwege de ‘politieke zuivering’ werd verhoord en goedgekeurd. Hij was terug op Schiermonnikoog 27 en kreeg weer werk bij Kakes.
Lees meer
Zwarte tulp
Na de oorlog werden overal in Europa Duitse inwoners als vijanden behandeld, ook als daar geen enkele reden voor was. Zomer 1945 stelde de Nederlandse minister van Justitie Kolfschoten een plan op om 25.000 Rijksduitsers , met hun eventuele gezinnen, in omgekeerde volgorde van vestiging in ons land ‘terug’ te sturen. Duitse dienstbodes, joden en politieke vluchtelingen incluis. De codenaam van de operatie was Black Tulip2. Na kritiek van de geallieerden en de katholieke kerk werd het plan afgezwakt: alleen zij die zich tijdens de oorlog pro-Duits hadden opgesteld zouden worden uitgezet3. Maar in september van 1946 moesten volgens de nieuwe minister van Justitie, J.H. van Maarseveen, nog steeds 17.000 Rijksduitsers het land uit. De deportaties naar kampen bij de grens met Duitsland begonnen op 11 september. De uitzettingen hielden aan tot 1950. Ongeveer 15% van alle Duitsers in Nederland , 3700 personen, waren toen uitgezet.
Rijksvreemdelingendienst
De Rijksvreemdelingendienst voerde de maatregelen van minister Van Maarseveen uit, ondersteund door de politie en Politieke Opsporingsdienst (POD) ter plekke. Volgens de Zaandamse politie moest ook het gezin Gawehn naar Duitsland. De uitzetdatum was vastgesteld op 9 oktober 1947. De bekende, ‘goede’ politieman Johan Jongepier had de taak de familie voor te bereiden op hun vertrek. Drie dagen voor vertrek kwam hij zeggen dat ze naar doorgangskamp Mariënbosch zouden vertrekken, bij Nijmegen, en vandaar naar een plek in Duitsland. Het woord ‘doorgangskamp’ lijkt overigens een vertaling van het Duitse woord dat voor Westerbork werd gebruikt. Ze mochten niet meer meenemen dan het hoogstnoodzakelijke (50 kilo). Hun eigendommen zouden worden geïnventariseerd door het Nederlands Beheerinstituut en verbeurd verklaard. Hier dringt zich de vergelijking op met de Jodenevacuatie van Zaandam op 17 en 19 januari 1942. Bij de inbeslagname van de eigendommen concludeerde de journalist van De Typhoon ironisch: “Vijandelijk vermogen, niet waar.”
Mariënbosch
Op de vastgestelde dag kwamen twee agenten met een grote auto bij Schiermonnikoog 27 voorrijden. Stoelen, een tafel, beddengoed, wat potten en pannen werden opgeladen, waarna het zeskoppige gezin plaatsnam in het voertuig. Ze werden afgeleverd bij een plaatijzeren loods met wat ramen erin. Binnen was een kolomkachel , aan de muur hingen spreuken van de Bond Zonder Naam. Voor mensen die verzet pleegden was er een strafbunker. De meegereisde journalist sprak met kampcommandant Wolf. Deze verklaarde dat hij het de mensen die dagelijks tussen het dubbeldikke en zwaar bewaakte prikkeldraad van kamp Mariënbosch verbleven zo goed mogelijk naar de zin moest maken. Het waren er dagelijks ongeveer duizend. Onderscheid maken tussen terecht of onterecht hierheen gebrachten was niet zijn taak. Hij voerde slechts orders uit. Maar toen Wolf hoorde dat de eigendommen van de familie Gawehn al door ambtenaren van het Beheerinstituut waren geïnventariseerd werd hij kwaad. De woningen moesten verzegeld blijven zolang hij geen bericht van uitgeleide had afgegeven. In sommige gevallen kon dat wel een jaar duren. De bezettingsmacht in de Engelse zone moest ook akkoord zijn.
Terug naar Zaandam
Vrienden van het gezin slaagden er na negen dagen in om de instanties van de onrechtmatigheid van de uitzetting te overtuigen. Zij waren immers niet pro-Duits en vielen dus binnen de uitzonderingsbepalingen van minister Van Maarseveen. Het gezin mocht terug. Helaas bleek een overijverige medewerker van het Beheerinstituut uitgerekend op die dag de huisraad toch te hebben ingeladen richting Amsterdam, ‘volgens zijn instructies’. De eerste nacht thuis na tien dagen kamp sliepen ouders en kinderen Gawehn in een kaal huis. De journalist bezocht hen een paar dagen later en trof gelukkige mensen aan. Hij klaagde desondanks over de lichtvaardige beslissingen die eenvoudige ambtenaren dezer dagen konden nemen. Hij geloofde niet ‘dat de oorlog met al zijn ellende alle begrip van menselijkheid en liefde in ons Nederlanders heeft gedood’. Toch constateerde de verslaggever ook dat nog een Duits gezin ten onrechte was uitgezet, de familie Bierbrouwer. Bij twee van de vier Duitse gezinnen in Zaandam was het fout is gegaan. Hij achtte het een onderzoek waard. Hoe het de familie Gawehn verder verging is onbekend.
Voetnoten
1 De Typhoon 23-10-1947 ‘Een familie kwam terug. Tien dagen kamp Mariënburg … maar de meubeltjes waren al weggehaald’. Het kamp heette feitelijk Marïenbosch; Informatie van Henk Krigee uit Zaandam (10-5-2014)
2 http://nl.wikipedia.org/wiki/Verdrijving_van_Duitsers_na_de_Tweede_Wereldoorlog#Nederland
3 http://www.knhg.nl, M.D. Bogaarts, ‘Weg met de Moffen’. De uitwijzing van Duitse ongewenste vreemdelingen uit Nederland na 1945 (1981), p. 343-346