Groeneveld-de la Mar (Maria)
Laatste wijziging: 26 april 2016
Gezin Maria Groeneveld-de la Mar (Amsterdam, 24-4-1917)1 en Gerrit Jan Groeneveld (Apeldoorn, 14-8-1916) met Gerritje (‘Gerda’) (24-8-1940) en Marinus (‘Rinus’) Carel (30-11-1941)
Het gezin Groeneveld woonde op de Lagendijk 17. Ze zijn alleen bekend vanwege het Koogse oorlogsarchief en met name door het dossier rond ‘arisering’.
Aanmelding
Maria de la Mar leverde haar aanmeldingsformulier, als zijnde ‘van joodschen bloede’, samen met dat van haar 1,5 jaar oude dochter Gerritje op 20 februari 1941 in bij het gemeentehuis van Koog aan de Zaan. Een maand later ontving ze de Bewijzen van Aanmelding. Beiden kregen op de persoonskaart de hoedanigheid GII, ‘afstammend van één joodse grootouder’. Zo staat het nog op het overzicht van de aanmeldingen uit het najaar van 1942. Het is niet goed mogelijk dat de moeder slechts één joodse grootouder had en het kind ook. Toch accepteerde de secretarie haar aanmelding. Op 16 april 1942 leverde ze een formulier in voor de bijna vier maanden oude baby Marinus. Ook hij werd ingeschreven met de hoedanigheid GII. Niet alleen de moeder, maar ook de kinderen waren volgens de nazi-terminologie dus kwartjood.
Geen ‘geëvacueerde’
Uit de aantallen voor Koog aan de Zaan in het landelijk overzicht van de Rijksinspectie, dat de stand van aanmeldingen op 1 oktober 1941 weergeeft, blijkt dat Maria en Gerritje Groeneveld-de la Mar inderdaad als kwartjoods werden beschouwd. Maria’s naam kwam daarom niet voor op de burgemeesterslijst van 3 maart 1942 en evenmin op de politielijst van 30 maart. In de opgave van juli 1942 met de namen van niet-‘geëvacueerden’ heette zij echter ‘Voll-Jude’ en haar kinderen ‘Mischling I’. Wat was er gebeurd?
Abusievelijk gemeld
Op 6 maart 1942 had de gemeente aan G.J. Groeneveld een briefje gestuurd met als bijlage een aanmeldingsformulier voor personen van joodsen bloede. Het ging over zijn tweede kind, Marinus Carel. Het eerste kind was immers ook aangemeld. Groeneveld antwoordde: ‘Moet niet aangemeld worden. Heeft 1 half-joodse grootouder. Ander kind abusievelijk gemeld. Zal rijkscommissaris om wijziging verzoeken’. Volgens Groeneveld was er dus niet eens één joodse grootouder. Van het contact met Rijkscommissaris Seyss-Inquart zijn geen stukken in het archief. Wel is het schrijven aanwezig dat de gemeente op 7 april naar het ministerie van Binnenlandse Zaken (afdeling B.B.) stuurde. Hierin wordt uitgelegd dat de moeder zich had vergist door haar eerste kind aan te melden, omdat zij zelf kwartjoods was (GII).
Lees meer
Onderzoek
Vervolgens, aldus de brief, had de burgemeester een onderzoek laten instellen via de gemeente Amsterdam. Hieruit was gebleken dat de moeder niet één, maar twee joodse grootouders had en dus zelf GI was en de kinderen GII. Ter verontschuldiging voegde de burgemeester toe dat de moeder van Maria al in 1927 was overleden – toen Maria tien jaar was. Het gevolg van het Amsterdamse onderzoek was dat Marinus op 18 april 1942 alsnog werd aangemeld, als GII. In dezelfde tijd verzamelde de gemeente bewijzen dat Maria de la Mar nooit tot een joods kerkgenootschap had behoord. Dan kon de hoedanigheid GI namelijk bewaard blijven en werd Maria niet alsnog voljoods.
Dooplidmaat
De Nederlands-hervormde predikant ter plaatse, Hornstra, verwees de vraag of Maria hervormd lidmaat was door naar het kerkelijk bureau in Apeldoorn. Dat verklaarde op 25 april dat Maria op 27 maart 1938 in de Apeldoornse gemeente was gedoopt. Op 20 april had ‘het voormalig kerkbestuur van de Nederlands-Israelitische Gemeente van Zaandam’ al in een brief verklaard dat Maria de la Mar op 9 mei 1940 ‘géén lid’ was. Gezien het adres was de brief geschreven door de voormalige voorzanger Michel Philipson*. Maria de la Mar was dus een gedoopt christen.
Generalkommissar
De Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters liet op 14 juli 1942 echter aan Gerrit Jan Groeneveld weten dat zijn echtgenote als voljoods (J) en de kinderen als halfjoods (GI) werden beschouwd. De moeder van Maria had immers vier joodse grootouders. Alleen als er bewijzen waren dat de (tot dan toe onbekende) verwekker niet joods was, zou dat kunnen veranderen. De beslissing om de hoedanigheid van GII naar J te veranderen was op 27 mei genomen door Generalkommissar für Verwaltung und Justiz Wimmer en werd overgenomen in de gemeentelijke opgave van 17 juli betreffende achtergebleven joden. Toch bleven echtpaar en gemeente gezamenlijk verzet bieden. De hele oorlog door was onzeker wat de precieze maatregelen tegen gemengd gehuwden waren. Het dragen van de ster (laat staan het afdoen ervan) had risico’s. Er was ook de dreiging van sterilisatie.
Verzet
Op 28 september 1942 stuurde de burgemeester de nieuwe aanmeldingsformulieren naar de Rijksinspectie, mede ondertekend door G.J. Groeneveld. In de begeleidende brief stond dat de wijziging van GII naar J, en voor de kinderen van GII naar GI, in het persoonsbewijs was verwerkt en dat het echtpaar de officiële verklaring van gemengd gehuwden had afgelegd. Men stuurde echter tegelijkertijd de grond voor een herzieningsverzoek mee: het standpunt van de Voogdijraad. Deze raad wist dat Maria’s moeder in 1914 van haar joodse echtgenoot scheidde en daarna samenwoonde met de niet-joodse man Meijer uit Rotterdam. Maria werd in 1917 dus door een ‘arische’ man verwekt en kon zodoende bewijzen recht te hebben op de status GI. Op de bijgevoegde aanmeldingsformulieren vulde Maria dan ook twee joodse grootouders in bij zichzelf en bij de kinderen één.
Genealogie
Uit een genealogische website van de familie De la Mar blijkt inderdaad dat Maria’s moeder, Clara de la Mar (1883), in 1914 van Abraham Salomons (1873) scheidde en op 15 december 1920 hertrouwde met de niet-joodse fruithandelaar en venter Dirk Marinus Meijer.2 Zij kregen tussen 1917 en 1921 vier kinderen, van wie Maria de oudste was.
Duplicaten
Een met de hand gemaakte aantekening op het overzicht van aanmeldingen van najaar 1942 zegt – in vertaling: “Op 27 september 1942 gewone duplicaten uitgereikt wegens wijziging, en verbranding oude exemplaren.” De oude, gele kaarten waarop één joodse grootouder stond vermeld, had men dus verbrand. Ze waren vervangen door duplicaatkaarten met de aantallen ’twee’ (Maria) en ‘één’ (de kinderen).
Rijksinspectie
De Rijksinspectie stuurde de formulieren op 17 oktober terug met een kruis door de getallen 2 en 1. Zij schreef bij Maria’s naam: ‘Moet involge beslissing General-kommissar als J worden aangemerkt” en bij Gerritje en Marinus: “Moet als GI worden aangemerkt. Zulks dient te geschieden, los van het door haar inmiddels ingediende verzoek om herziening van de registratie.” De gemeente werd klemgezet.
Vervolg
De afloop van het herzieningsverzoek is niet in het archief terug te vinden. Er zijn geen vermeldingen van het echtpaar in correspondentie met het Arbeidsbureau vanwege een oproep voor dwangarbeid. Het gezin overleefde de oorlog. Van Maria is bekend dat ze vanaf 1943 een vals persoonsbewijs droeg op naam van ‘Ans Landsman’. Direct na de oorlog verhuisde het gezin Groeneveld naar Amsterdam. In 1955 werd er nog een kind geboren: Jolanda Ria. Maria Groeneveld overleed in 1968, Gerrit Jan in 1972.
Voetnoten
1 Aanmeldingslijsten maart 1941, nummer 13 (2 pers.), november 1941 nummer 21 (Marinus C.), en najaar 1942, nummer 34-35 en nummer 46; Opgave gemengd gehuwden juli 1942 nummer 19-21; Verklaring gemengd gehuwden september 1942; Informatie van Rinus Groeneveld (11-2-2010)
2 http://home.versatel.be/ad.delamar/!fam2gen.html#I939