Heijstek-Elberg (Betje)

Laatste wijziging: 26 april 2016

Gezin Betje Heijstek-Elberg (Veendam, 16-10-1904 – Zwijndrecht, 23-11-1992)1

Betje was op 29 september 1929 getrouwd met Johannes (‘Joop’) Cornelis Heijstek (Zwijndrecht, 15-3-1904 – Rotterdam, 28-1-1976). Johannes was Nederlands-hervormd. De Heijstekken woonden sinds september 1935 aan het mooie Apolloplantsoen 15. Op nummer 11 woonde tot 1941 de lyceumdocent en verzetsman George Jambroes.

Voor de oorlog

Johannes was onderwijzer in het openbaar lager onderwijs en werkte vanaf 1929 in Ouder-Amstel. Daar werd Anton Nico (‘Ton’) geboren (26-9-1930). Op 2 april 1932 kwam het gezin naar Zaandam en betrok er een huis aan de Taanmanstraat 2. Heijstek werkte op de lagere school aan de Havenstraat, de Havenschool. Op de Tolstraat 3 werd het tweede kind geboren, Selma (18-4-1933). In hun volgende Zaandamse woning, aan het Apolloplantsoen, kwam in 1937 ook korte tijd Betjes moeder wonen, Sara Elberg-de Vries. Zij ontving ouderdomsrente en was de weduwe van Nathan Elberg. Nathan kwam uit Delfzijl, Sara was op 15-10-1864 geboren in Wollersheim (Duitsland).

Oorlog

Joop Heijstek vulde in oktober 1940, vanwege zijn gemengde huwelijk, de joodverklaring in.2 Aanvankelijk had dat geen gevolgen, maar op 18 februari 1943 kreeg hij een beschikking van NSB-burgemeester Vitters dat hij per 1 april ontslagen werd. In een krantenbericht uit 1951 zou Heijstek zijn waardering uitspreken voor het het getoonde medeleven van de bewoners van de Havenbuurt in die moeilijke tijd. Emanuel Drukker* herinnerde zich dat het echtpaar op 17 januari 1942 met de boot naar Amsterdam ging.3 Dat lijkt in strijd met het politierapport van die dag. Dit zegt dat het echtpaar de al ingenomen huissleutels terugkrijgt. Selma Heijstek herinnerde zich desgevraagd niets van die dag. Ze wist wel dat haar ouders naar Amsterdam waren om vanwege het plotselinge gedwongen vertrek naar Amsterdam een huis te zoeken. Dat was voorlopig bij de familie Philips op de Reijnier Vinkeleskade 74. Op de Amsterdamse gezinskaart staat als adres per 2-2-1942 de Jodenbreestraat 66 III. Emanuel Drukker vertelde dat de Heijstekken daar bij een neef van zijn moeder woonden, bakker Salomon van Thijn. Die woonde op nummer 68 hs. Diens vader, Meijer van Thijn, had op de begane grond van nummer 66 een bakkerij waar Salomon ongetwijfeld (ook) werkte.

School

In Zaandam zaten Selma en haar oudere broer Ton op de Kattegatschool. Hun moeder, Betje Heijstek, was niet godsdienstig en de kinderen gingen ook niet met joodse kinderen om. Ze kregen niet te maken met de maatregel van 1 september 1941, zoals bijvoorbeeld Barry Petersen wel, en gingen ook in Amsterdam gewoon naar school. Ton naar de Prinsenschool op de Nieuwezijds Voorburgwal en Selma naar de Brederodeschool die er naast lag. In 1943 schreef haar broer zich in bij het ir. Lelylyceum op de Keizersgracht.

Naar het Judenviertel

Zeker is dat hun Zaandamse huisraad liefderijk werd opgeslagen bij de firma Buhrs, een smederij en machinefabriek aan de Zuiddijk te Zaandam, feitelijk de achterburen. Selma hoorde van haar ouders dat Buhrs moeite had gehad om de gordijnen weg te halen, omdat ze vanwege de strenge vorst aan de ramen waren vastgevroren. Het vertrek was vermoedelijk hals over kop geweest, want de kachel die Buhrs wilde meenemen brandde nog. Rond de wijk waar de niet-godsdienstige, gemengd gehuwde familie Heijstek terechtkwam, stonden sinds 12 februari 1941 borden met de tekst ‘Judenviertel/Joodsche Wijk’. Tijdens de grote razzia van 26 mei 1943 ging Selma met haar broer naar school. De wijk was afgegrendeld en er stonden Duitse soldaten. Ze werden gewoon doorgelaten. Zij hoefden als ‘Mischlinge’ geen ster te dragen. Hun moeder wel, maar hoe wist die Duitser dat?

Westerbork

Toen de kinderen thuiskwamen van school was hun moeder weg. Betje Heijstek was tijdens de razzia ondanks haar gemengde huwelijk afgevoerd naar Westerbork. Dat gold ook voor de gemengd gehuwde Bets Vas-Löwenstein van de Zaandamse Beukenlaan, die in 1942 bij het Waterlooplein woonde. Daarnaast was het gezin van Salomon van Thijn tegelijk met Betje weggehaald, en op 1 juni doorgestuurd naar Polen.

Vrijlating

Vader Heijstek richtte zich tot allerlei instanties om zijn vrouw vrij te krijgen, wat na zeven weken lukte. Er gebeurde nog iets bijzonders in het kamp. Betje kwam in Westerbork bij het tafeltje van een familielid terecht, Rika de Beer. Zij woonde met haar man Simon, een neef van oma Elberg, in Hoogezand, waar zij een groente-exportbedrijf hadden. Getransporteerd naar kamp Westerbork kreeg Simon een baantje bij de voedselvoorziening en Rika bij de administratie. Overigens overleefden Simon en Rika de oorlog. Hun twee zoons Maurits en Abraham niet.

Onderduik oma Elberg

Sara Elberg-de Vries woonde kort voor de oorlog weer zelfstandig in Groningen. Een andere dochter, Tina, had met haar niet-joodse man een fietsenwinkel en sigarenzaak op het Gedempte Zuiderdiep, naast de Twentsche Bank. Daar kwamen Duitsers in. Vermoedelijk in 1943 kreeg Sara Elberg een oproep voor ‘Arbeidsverruiming in Duitsland’. Er zou een rijtuig voorkomen om haar mee te nemen, maar er gebeurde niets. Toen leek het beter dat ze naar haar dochter in Amsterdam ging. Feitelijk dook ze nu onder. Op de Jodenbreestraat was het echter niet minder gevaarlijk. Selma hoorde haar vader verhalen vertellen over een razzia die in die tijd plaatsvond in de buurt. De meeste joden waren toen nog niet opgehaald. De Heijstekken woonden op de derde verdieping en op de zolder zaten toen diverse joodse mensen, onder wie oma Elberg, die bij Selma’s vader hulp zochten. “Vader stond bovenaan de trap en zag een Duitse soldaat naar boven komen die vroeg: ‘Sind hier Juden?’ Hij pakte de mof bij zijn schouders en zei: ‘Nee. Of wil je komen kijken?’ Dat hoefde niet. ‘Ist schon in Ordnung’, en de man ging de trap af. Oma is toen weer naar Groningen teruggegaan en bij haar dochter Tina op het Gedempte Zuiderdiep ondergedoken. De Duitsers kwamen gewoon in de sigarenzaak, terwijl de winkelierster een ster droeg. Ze heeft nooit problemen hiermee gehad.”

Terugkeer Zaandam

Betje Heijstek, haar moeder, haar man en kinderen overleefden de oorlog. Het gezin van Salomon van Thijn (vijf personen) werd op 4 juni 1943 in Sobibor vermoord. In mei 1945 keerden de Heijstekken terug naar Zaandam. Zij konden weer in hun oude huis terecht, daar hadden de nieuwe bewoners in toegestemd. Maar ze wilden niet. Ze kregen vervolgens het huis toegewezen van de foute oud-wethouder Jacob IJdenberg. Hij was direct na de bevrijding opgepakt, net als zijn vrouw. Hun huis lag aan het Zaandamse Prins Hendrikplantsoen 8. Selma herinnerde zich dat Eijdenbergs dochter toen in de buurt woonde bij een broer van haar vader, die in de oorlog goed was geweest. “Ze kwam steeds langs haar oude huis, waar wij nu woonden. Heel naar.” Oma Elberg kwam in 1945 weer in het gezin van haar dochter Betje wonen. Ze overleed in augustus 1946, 81 jaar oud.

Schadevergoeding

De gemeentelijke commissie die aanvragen vanwege de oorlog behandelde vond het verzoek van de Heijstekken niet steekhoudend. Als gemengd gehuwden hadden ze toch een groot deel van hun inboedel kunnen behouden. Dat ze in 1942 door de gemeentepolitie op straat waren gezet en drie jaar lang onder grote bedreiging in Amsterdam hadden moeten overleven werd niet als ‘rechtstreekse oorlogsschade’ gezien.

Vervolg

Selma Heijstek ontwikkelde zich na de bevrijding tot een bekend atlete. Ze was als meisje lid van AV Zaanland. In 1955 en 1956 werd Selma Nederlands kampioen op de 80 meter horden. Haar hoogtepunten waren de deelname aan de Maccabia-spelen in Israël, in 1961 en 1965. Ze won er tweemaal een gouden medaille. Joop Heijstek bleef tot 1951 verbonden aan de Havenschool. In dat jaar kreeg hij een aanstelling als hoofd van de Rotterdamse openbare gemeenschapsschool Kindervreugd. Hij zou er blijven tot zijn pensioen, in 1962.