Hoorn, van (Bernard)

Laatste wijziging: 26 april 2016

Gezin Bernard van Hoorn (Amsterdam, 21-12-1901 – Opper-Silezië, vóór 31-3-1944)1 en Leentje van Hoorn-Croese (Amsterdam, 5-4-1900 – Auschwitz, 3-9-1942) met kinderen Aaron (Amsterdam, 4-2-1927 – Opper-Silezië, vóór 31-3-1944) en Sara (Amsterdam, 26-12-1931 – Auschwitz, 3-9-1942)

Bernard en Leentje waren op 24 oktober 1923 wettelijk getrouwd. Het gezin verhuisde in april 1932 naar Zaandam, vermoedelijk vanwege het werk dat Bernard als ‘koekbakker’ had bij Hille’s beschuitfabriek. Op de basislijst staat bij Bernard als beroep ‘Bäcker’. Het adres is D. Doniastraat 30. Het Amsterdamse gezin was dubbel familie van het gezin Levie van Hoorn* en Roosje van Hoorn-Croese* uit Koog aan de Zaan. Levie was een oudere broer van Bernard, Leentje een oudere zus van Roosje.

Oorlog

Als enige van de 27 joodse radiobezitters vulde Bernard van Hoorn geen merknaam in op het formulier dat hem op 29 april 1941 werd voorgelegd. De radio die hij gedwongen werd in te leveren, was ‘eigen bouw’. Van zoon Aaron is bekend dat hij, na vanaf september 1941 niet langer les te mogen hebben op een Zaanse school, terecht kwam op de vijfjarige Joodse HBS in Amsterdam. In het najaar van 1941 vroeg en kreeg zijn vader de reiskosten vergoed die zijn zoon noodgedwongen elke dag moest maken. Het inmiddels genazificeerde Zaandamse college van B&W ging akkoord met de aanvraag.

Gedwongen vertrek

Na het gedwongen vertrek in januari 1942 ging het gezin Van Hoorn op de hoofdstedelijke Korte Amstelstraat 12a/hs wonen, bij Bernards moeder. Deze weduwe Grietje Waterman-de Hond (Amsterdam, 4-6-1869) was sigarenwinkelier. Haar dochter Rosette van Hoorn (Amsterdam, 1-2-1904), van professie tricotnaaister, woonde al bij haar in. Op dit adres werd op 19 juli 1942 een inboedellijst opgesteld, een teken van vertrek. Het lijstje vermeldt geen inboedel, maar alleen ‘kleding, schoenen en ondergoed’. Het lijkt sterk op de Zaandamse inventarislijst van toegestane handbagage. Grietje Waterman mocht overigens nog een tijd in Amsterdam blijven, haar dochter Rosette korter. Zij werd al op 30 september 1942 in Auschwitz van het leven beroofd. Grietje Waterman stierf op 28 mei 1943 in Sobibor.

Deportatie

Waarschijnlijk gaven Bernard en Leentje van Hoorn gehoor aan de ‘oproeping’ en meldden ze zich bij de Zentralstelle für jüdische Auswanderung, murw door alle anti-joodse maatregelen en onbekend met hun werkelijke bestemming Of ze werden bij een razzia opgepakt en vervolgens geselecteerd voor ‘arbeidsverruiming’.2 Bij de Zentralstelle ontvingen ze een deportatiebevel. Ze moesten zich naar doorgangskamp Westerbork begeven, vanaf station Hooghalen lopend te bereiken (tot midden oktober was er geen spoorverbinding met het kamp zelf). Het gezin Van Hoorn-Croese is op 31 augustus 1942 vanuit Westerbork op transport gegaan naar Auschwitz. Bernard (40) en Aaron (15) behoorden bij de jonge mannen (15-50 jaar) die niet ver van de eindbestemming, bij Cosel in Silezië, gedwongen werden uit te stappen. Beiden werden tewerkgesteld in werkkampen in Opper-Silezië en kwamen op een onbekende plaats in Midden-Europa om het leven. Het tijdstip van overlijden was voor 31 maart 1944, maar de exacte datum is niet bekend.3

Leentje (42) en Sara (10) van Hoorn mochten niet uitstappen in Cosel en kwamen op 3 september 1942 in Auschwitz aan, waar zij gelijk na aankomst voor vergassing werden geselecteerd en omgebracht. Zij waren het negende en tiende Zaanse slachtoffer van de genocide. Drie weken later werden hun Koogse familieleden Van Hoorn-Croese gedeporteerd.