Italiaander (Edith)

Laatste wijziging: 26 april 2016

Edith Italiaander (Amsterdam, 1-3-1942 – Amsterdam, 18-9-2018)1

Edith Italiaander was als eenjarig kind meer dan een half jaar ondergedoken bij het gezin Van de Geer-de Boer in Wormerveer. Er waren ook andere onderduikers, onder wie een zoon des huizes die niet naar Duitsland wilde gaan. Zijn verblijfplaats werd verraden door een afgunstige bekende en er volgde bijna een politie-inval op het adres.

Amsterdam
Edith was een dochter van de meubelhandelaar Joël Italiaander (Amsterdam, 16-1-1906) en de knipster Elisabeth (‘Lies’) Cauveren (Amsterdam, 28-5-1901). Joël en Lies waren in 1938 getrouwd, ook in de synagoge, en woonden aan de Swammerdamstraat 18/I in Amsterdam. Joël werd op 30 december 1942 naar kamp Westerbork gevoerd. Edith en haar moeder woonden vanaf 8 juni 1943 in de Retiefstraat 64hs in Amsterdam. Volgens het bevolkingregister vertrok Elisabeth Italiaander-Cauveren op 12 juli 1943 naar Duitsland.2

Illegaliteit
Lies had echter kort daarvoor het moeilijke besluit genomen om haar dochtertje in een kinderwagen mee te geven aan iemand van de illegaliteit. Edith is zeven of acht maanden ondergedoken geweest in het gezin van Pieter van de Geer (Sloten, 25-12-1886 – Wormerveer, 26-5-1966) en Grietje van de Geer-de Boer (Zaandam, 1-3-1889 – Zaanstad, 29-1-1976). Zij woonden aan de Oostindischekade 37 in Wormerveer. Daar woonde ook hun dochter Sophia (Wormer, 1-3-1913 – Wormerveer, 20-1-1998). Van haar is bekend dat ze stafkoerierster was bij de links-georiënteerde Gewestelijke Sabotageafdeling en vanaf de oprichting in 1943 voor de Raad van Verzet werkte. Tot haar takenpakket hoorde niet alleen de zorg voor joden, maar ook het transport van illegale brieven, wapens en springstoffen.

Tante
Een tante van Edith, Roza Cauveren (Amsterdam, 16-6-1902 – Amsterdam, 31-10-1974), die was gehuwd met de niet-joodse kapper Gerrit Lodewijk Bongenaar (Amsterdam, 12-3-1908), slaagde er in om het onderduikadres van haar nichtje te achterhalen. Edith werd vervolgens, waarschijnlijk eind 1943, in het gezin van haar oom en tante opgenomen en groeide daar op onder de naam Edith Bongenaar. Roza en Gerrit hadden een dochter, Geertruida Henriëtte (Amsterdam, 17-4-1934). Het gezin Bongenaar woonde vanaf juni 1941 aan het Amsterdamse Pretoriusplein 15/I. Pas toen zij een jaar of 12 was werd aan Edith verteld dat haar echte achternaam Italiaander was. Haar ouders waren in Sobibor omgebracht; vader op 11 juni 1943 en moeder op 16 juli 1943.

Gevaar
Vermoedelijk waren bij Van de Geer nog enkele joodse onderduikers: het meisje Renée met haar moeder en grootmoeder.3 Na de oorlog bleek dat de familie Van de Geer en hun onderduikster groot gevaar hadden gelopen.4 De NSB-burgemeester van Krommenie, A.G. Jongsma5, had in 1943 namelijk twee anonieme brieven ontvangen. De eerste (dagtekening 27-8-1943), luidde:
“Weled. Heer.
Zij lachen en lachen ons uit. Waar zijn ze, niet in Duitschland. Onderzoek U dit eens. Mogelijk krijgt U een valsche adres uit Duitschland op. Maar ze zijn ondergedoken. ’t Zijn
Gerrit Krigee, kruidenier, Wandelweg Wormerveer
Herkhuizen, Celebesstraat Wormerveer
Jaap van de Geer, Oostindischekade Wormerveer
en vele andere
Vraagt U naar hun verblijf en de huisgenote halen de schouders op en zeggen ….. ja. Nu komt het ….. Kan dit? Duizenden zijn naar Duitschland. En deze lafaards?”

Nieuwe brief
Dezelfde maand volgde een tweede brief:
“Weled. Heer.
Op de volgende adressen zijn de jongens ondergedoken. Zij durven niet naar Duitschland. Zij lachen onze jongens later uit ….. maar O. wee.
Knollend.straat 90 Wormer
,,                       79
Dorpstraat 438
Nieuweweg 91    Wormer
Wormerveer Celebesstraat 31,
Wandelweg 87,
Oostindischekade 37
Kok – cafe – Zaanweg bied paling aan …… f.10.– per pond. Is dit toelaatbaar in cafe.”

Ordnungspolizei
Ook aan de Ordnungspolizei en de commandant van de Wehrmacht in Wormerveer werden in april 1945 door een anonieme schrijver enkele brieven verzonden. In deze brieven werden de onderwijzers te Wormer en schilder Hendrik de Wit (Zaandijk, 8-3-1913 – Zaanstad, 15-1-2005)6 uit Wormerveer beschuldigd van illegale activiteiten. Twee van de drie brieven waren echter op het postkantoor in Wormerveer onderschept.

Johan Dirk Willem Krijns
Na de oorlog werd door de Politieke Opsporings Dienst een onderzoek ingesteld en rees er verdenking tegen Johan Dirk Willem Krijns (Alkmaar, 4-1-1895 – Andijk, 10-12-1976) uit Wormer. Hij werkte als meterinspecteur bij het P.E.N.-kantoor tegenover de schilderszaak van De Wit in de Dubbelebuurt te Wormerveer. Alle in de brieven genoemde personen en degenen die woonachtig waren op de in de brieven vermelde adressen, werden door rechercheurs van de P.O.D. gehoord. Een grafologisch onderzoek werd uitgevoerd door dr. S.J. Vles uit Zaandam. Enkele door Krijns op zijn werk geschreven stukken werden vergeleken met de anonieme brieven. Vles kwam tot de conclusie dat Krijns inderdaad de briefschrijver was.

Gerrit Krigee
De 23-jarige kruidenier Gerrit Krigee (Wormerveer, 11-7-1922 – Zaanstad, 1-4-2002) verklaarde op 15 november 1945: “Doordat U mij enige weken gelden heeft gevraagd, of ik een vermoeden had, wie mij in een anoniem schrijven, dat gericht was aan den burgemeester van Krommenie, had aangebracht, omdat ik was ondergedoken in verband met de zogenaamde verplichte arbeidsinzet, had ik geen vermoeden, dat ik dergelijke vijanden had. Toen ik wist, dat ik was aangebracht, heb ik erover nagedacht en herinnerde ik mij de ruzie, die ik met den vader van Jan Krijns van Wormer had gehad. De oude Jan Krijns had zich namelijk met deze ruzie bemoeid. De ruzie vond zijn oorzaak in het niet doorgaan van een vacantie-uitstapje, dat ik met Jan Krijns en mijn andere vriend Jaap van de Geer, zou maken. Ik was bevriend met Jan Krijns, tot aan zijn vertrek naar Duitsland. Wanneer dit is geweest, weet ik niet precies meer, maar ik vermoed in het voorjaar van 1943.
Dat Krijns geweten heeft, dat ik ondergedoken was, heeft hij waarschijnlijk van zijn vrouw gehoord. Ik herinner mij, dat ik in haar gezelschap bij de familie Schaap in de Boeroestraat te Wormerveer heb gezegd: ‘Ik ga vast niet naar Duitsland.’7 Toch geloof ik niet, dat mevrouw Krijns op de hoogte is geweest van de daden van haar man. Krijns had een hekel aan mij en dat wist ik. Hij groette na de ruzie, die ik met zijn zoon had gehad, mijn ouders ook niet meer. Na de bevrijding groette hij steeds overdreven vriendelijk. Indien er bij ons thuis huiszoeking door Jongsma, den burgemeester van Krommenie, of door andere autoriteiten, was verricht, had het erge gevolgen gehad. Iedere dag waren bij ons illegale bladen aanwezig, die mijn broer verspreidde.”

Andere theorie
Gerrit Krigee had overigens eerder een andere theorie over deze zaak. In zijn dagboek noteerde hij het een en ander over ‘Het geval Krijns’. Nadat de P.O.D.-rechercheurs bij hem thuis waren geweest, dacht hij aan Krijns, omdat Arnoldus Jan van Herkhuizen (Schagen, 27-8-1921), de zoon van diens collega-inspecteur Arnoldus van Herkhuizen (Den Helder, 15-6-1894 – 7-5-1968,) genoemd werd in de eerste brief. Als Jongsma had gereageerd op de anonieme brief, zou Van Herkhuizen vast op kantoor hebben verteld dat er bij hem huiszoeking was geweest. Omdat een reactie was uitgebleven stuurde Krijns de tweede brief, waarin de drie adressen nogmaals werden genoemd. Krigee vertelde dit, volgens zijn dagboek, op het kantoor van de P.O.D. in Krommenie. Zijn aanvankelijke vermoedens omtrent de briefschrijver zijn echter niet in het proces-verbaal opgenomen.

Jacob van de Geer
De 23-jarige kantoorbediende Jacob van de Geer (Wormerveer, 16-12-1921 – Zaanstad, 23-3-1985) verklaarde in het proces-verbaal: “Wij hadden een Jodenkind in huis, terwijl verschillende oudere Joden, kennissen van mijn broer, meermalen thuis bij ons sliepen.” Zijn moeder, de 56-jarige Geertje de Boer, verklaarde: “Mijn zoon was thuis ondergedoken; ik had in die dagen een Jodenmeisje, Edith Italianer uit Amsterdam in huis, terwijl ik gedurende de ambtsperiode van burgemeester Jongsma, een Communistisch illegaal werker, Jan de Jongh [ze bedoelde Jan ‘Joop’ Jongh], thans Luitenant van de Gezagstroepen te Arnhem, huisvesting verleende. Deze persoon werd door de S.D. gezocht. Huiszoekingen zijn er bij mij thuis niet verricht. Ik heb nooit geweten, dat wij aan zo’n groot gevaar hebben blootgestaan.”

Bekentenis
Krijns was op zijn werk gearresteerd. Hij bekende dat hij de brieven geschreven en verzonden had. Hij kon zich echter niet meer precies herinneren om hoeveel brieven het ging. Als reden voor zijn daad gaf hij op dat hij het niet kon verkroppen dat zijn zoon Jan naar Duitsland was voor de arbeidsinzet, terwijl de vrienden en klasgenoten van zijn zoon ondergedoken waren. Hij dacht dat de onderwijzers in Wormer wel behulpzaam zouden zijn geweest bij het onderduiken. Zijn zoon hadden ze echter niet geholpen. Wanneer mensen opgetogen reageerden als er weer eens zware bombardementen op Duitsland waren uitgevoerd, dan kon hij alleen maar denken aan de mogelijke gevolgen voor zijn zoon.

Psychiatrische expertise
Een psychiatrische expertise werd uitgevoerd door zenuwarts Sijmon Petrus Tammenoms Bakker (Kampen, 27-12-1892 – Amsterdam, 2-11-1959), werkzaam in de huizen van bewaring en gevangenissen te Amsterdam. Als gevolg van een ongeval op zijn werk was Krijns in 1941 blootgesteld geweest aan 50.000 Volt. Eerder had hij ook al eens een elektrische schok gehad. Door het laatste ongeval had hij een half jaar niet kunnen werken en was hij geestelijk erg veranderd, hetgeen door zijn vrouw en door zijn chef op het werk werd bevestigd. De psychiater stelde vast dat er sprake was van preseniele dementie. Hij concludeerde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was.Onderwijzer Krijn de Oude (Kerkwerve, 6-1-1910) had verklaard dat zijn buurman Krijns op hem een wat kinderlijke indruk maakte. Hij nam hem niets kwalijk. De rechtbank oordeelde in 1947 dat er sprake was van strafbare feiten, maar er werd Krijns, gelet op de omstandigheden, geen straf opgelegd.

Kapster
Edith Italiaander werd kapster van beroep. Zij trouwde met Herman Löwenberg (1938-1997), met wie zij twee kinderen kreeg. Na zijn overlijden trouwde zij met Aron Worms. Jarenlang woonde Edith in België, maar in 2011 vestigde zij zich weer in Nederland.

1 Informatie van Henk Krigee uit Zaandam (24-6-2011); Nationaal Archief 2.13.208, inventarisnummer 3057; www.geni.com
2 Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart bevolkingsregister
3 Mededeling van E. Worms-Italiaander (mei 2011)
4 Nationaal Archief, Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging; dossier J.D.G. Krijns, inventarisnummer 62157
5 Jongsma was een felle NSB’er die geweld niet schuwde. In de dertiger jaren was hij veroordeeld wegens mishandeling. Hoewel daartoe niet bevoegd, trad hij ook buiten zijn gemeente Krommenie op. waarbij aanhoudingen werden verricht. Bij ondervragingen probeerde hij de arrestanten te intimideren door zijn pistolen voor zich op het bureau te leggen, daarbij zeggende dat hij deze zou gebruiken als hij dat nodig achtte.
6 Hendrik de Wit was een communist en leider van de knokploegen in Zaanstreek-noord. Krijns kon vanuit zijn kantoor zien wie er bij De Wit zoal naar binnen gingen. Uit veiligheid was De Wit ’s nachts niet thuis, maar sliep hij bij zijn schoonouders in Wormer. Vanuit zijn woning aan de Nieuweweg zag Krijns hem dan ’s avond kort voor spertijd voorbij lopen.
Gerrit Krigee was vanaf 7 juni 1943 ondergedoken. Eerst enkele dagen op het adres Berkenweg 4 te Zaandijk en vervolgens t/m 29 april 1945 aan de Lagedijk 194 aldaar.
7 Tammenoms Bakker onderzocht bij tal van personen in de Amsterdamse huizen van bewaring de geestelijke vermogens. Van de 498 onderzochte personen in de jaren 1946-1948 waren er 168 (33,7%) geestelijk gestoord: 69 licht, 88 belangrijk debiel en 11 imbeciel. Naar delict ingedeeld ging het in deze groep van 168 personen bij 88 om een economisch delict, 46 om een zedendelict,13 om een agressief delict,14 om een politiek delict en bij 7 personen om een ander delict. In bijna alle gevallen werd aangegeven of de persoon al dan niet toerekeningsvatbaar was en welke de meest gewenste maatregelen waren.
8 S.P. Tammenoms Bakker. Debilitas mentis en criminaliteit. (Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 12-2-1949)