Jas (Ester)
Laatste wijziging: 26 april 2016
Ester Meijer-Jas (Amsterdam, 17-10-1910 – Amstelveen, 25-8-2003)1
Ester Jas slaagde er in om onder te duiken bij de Zaandamse verzetsman Yda Krijt, maar was na diens arrestatie gedwongen om terug te keren naar Amsterdam. Daar werd ze zelf ook aangehouden.
Auschwitz
Ester was een dochter van Mozes Jas en Vrouwtje Jas-de Laaij. Ze trouwde op 1 november 1933 met Salomon Meijer (Amsterdam, 19-3-1906) en woonde in 1941 op de Amsterdamse Ruijschstraat 117 II, tegenover het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Salomon stierf op 28 februari 1943 in Auschwitz. Hun beide kinderen Josephs (Amsterdam, 17-2-1934) en Maurice (Amsterdam, 5-6-1937) overleefden de oorlog wel. Ze waren ondergedoken in onder meer Utrecht en Bilthoven.
Pettennaaister
Voor haar huwelijk werkte Ester Jas als pettennaaister in een atelier. Salomon Meijer was tramconducteur. Omdat hij een joodse gemeenteambtenaar was, raakte hij in de oorlog al snel zijn baan kwijt. Hij werd in de buurt van Staphorst tewerkgesteld in de bosbouw. Zijn zoon Maurice: “Op een gegeven moment mocht er een groep met verlof naar huis. Omdat een aantal van hen onderdook, reed de trein met een tweede groep verlofgangers niet naar het westen van Nederland, maar naar het oosten, naar Westerbork. Tot die groep behoorde mijn vader.”
Onderduik
“Na mijn vaders vertrek, waar mij niets meer van bijstaat, is ze [Ester Jas] niet meer gaan werken. Waarschijnlijk ondersteunde mijn moeders oudste broer ons in die tijd financieel. Hij zat goed bij kas en was gemengd gehuwd. Mijn moeder had een voorzienige blik: wij doken onder voordat de deportaties op gang kwamen. Allereerst bij mijn tante Lena Talhuizen, bij wie we op zolder sliepen – maar dat moet snel te gevaarlijk zijn geworden. Van de volgende adressen staat me alleen de pratende papegaai van café De Zon in de Eerste Constantijn Huygensstraat, dat gerund werd door de familie Groen, nog bij.”
Arrestatie
Ester kon op een gegeven moment terecht bij bootwerker Yda Krijt (Zaandam, 1-2-1910) en diens echtgenote Hillegonda Annetta Krijt-Meijerink (Amsterdam, 18-9-1909). Het echtpaar woonde in de Kamphuijsstraat 46. Verzetsman Krijt werd echter al snel gearresteerd en naar kamp Vught gezonden. Daar overleed hij op 23 januari 1943. Tot overmaat van ramp stierf anderhalf jaar later, op 11 juli 1944, ook Hillegonda. Ester moest haar onderduikadres verlaten en keerde terug naar de hoofdstad.
Afscheid
Maurice Meijer: “Mijn broer en ik waren zonder mijn moeder ondergedoken, ik kan mij niet herinneren dat wij op een dag afscheid hebben moeten nemen. Ik herinner me iets meer vanaf het moment dat we voor de eerste keer in de Hollandsche Schouwburg terecht zijn gekomen. Of we verraden zijn, en opgepakt, weet ik niet meer.” Medewerkers van de tegenover de schouwburg gelegen crèche slaagden er in om de twee kinderen te laten ontsnappen. Ze kwamen opnieuw terecht bij tante Lena en oom Eli Talhuizen, die een koshere levensmiddelenzaak hadden op het Waterlooplein. Eli had gehoord dat de joodse kinderen in de weeshuizen gespaard zouden blijven, en bracht de broertjes naar het vlakbij gelegen Jongensweeshuis.
Lees meer
Trein
Maurice: “Op 6 maart 1943, op sjabbat, hebben de Duitsers het Jongensweeshuis alsnog leeggehaald, en stopten ze ons voor de tweede keer in de Hollandsche Schouwburg. De dinsdag erop zijn we naar de Rietlanden gebracht in het Oostelijk Havengebied, waar veel transporten naar Westerbork vertrokken.” De heer Grootkerk, een buurman van tante Lena Talhuizen-Jas, slaagde er in om de kinderen uit de trein te smokkelen. De verdere oorlog brachten de jongens door op verschillende onderduikadressen.
Euterpestraat
Niet lang na haar vertrek uit Zaandam werd Ester Jas opgepakt en naar de Euterpestraat overgebracht, het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst. Ze was in het bezit van een vals persoonsbewijs, waardoor men haar ware identiteit niet kende. Ze werd vervolgens naar de gevangenis in Scheveningen vervoerd. Ester had haar haar geblondeerd, maar werd desondanks herkend door een joodse vrouw die voor de Duitsers werkte. Met het laatste transport werd Ester Jas naar Auschwitz vervoerd, in september 1944.
Liebau
Maurice Meijer: “Mijn moeder heeft Auschwitz overleefd. Ze is overgeplaatst naar het concentratiekamp Liebau, in het huidige Letland, waar ze moest werken in een rupsbandenfabriek. Dat is haar redding geweest. In Liebau is ze door de Russen bevrijd.” Onderzoek wijst uit dat het gaat om kamp Liebau in het Poolse Neder-Silezië (in het Pools Lubawka geheten), waar sneeuwkettingen werden geproduceerd. Van de groep Hollandse vrouwen die daar terechtkwam zouden de meesten overleven. Het kamp werd op 9-5-1945 bevrijd.
Praag
Via Praag slaagde Ester Jas er in om terug te keren naar Nederland. Op 3 oktober 1946 hertrouwde ze met de zwager van Yda Krijt, Wouter Meijerink (Amsterdam, 15-3-1912).2 In mei 1954 kwam het tot een scheiding.
Hugo de Grootplein
De overgebleven gezinsleden hadden het zwaar, zo kort na de bevrijding. Ester wist woonruimte te krijgen op het Hugo de Grootplein 53 h. Maurice Meijer: “Naar ons huis in de Ruijschstraat konden we niet meer terug. Daar lagen te veel herinneringen. Aanvankelijk hoopten we dat mijn vader nog in leven was. Mijn moeder is zelfs naar Staphorst gegaan om te zien of ze informatie kon inwinnen. En ook nog naar Westerbork. Hij kwam wel voor op transportlijsten. Later stelde men vast dat mijn vader op 28 februari 1943 is vermoord in Auschwitz. Ze wisten het dus niet zeker. Want als de datum waarop iemand vermoord was onbekend bleef, zetten ze op de overlijdenspapieren de laatste dag van de maand.”
NSB’er
Maurice: “Na de oorlog kregen wij de woning toegewezen van de heer Maas, een overtuigd NSB’er. (…) Men veroordeelde Maas tot een paar maanden gevangenisstraf. Eenmaal weer op vrije voeten huurde Maas een kamer bij onze onderbuurvrouw. Veel woningen hadden destijds nog een zolderkamer op de vierde verdieping. Juist deze zolderkamer bood onze onderbuurvrouw hem aan. Om zijn kamer te bereiken, moest hij via onze trap. Zodra mijn moeder hem de eerste keer omhoog hoorde komen, sprak ze hem aan: ‘Jij loopt niet over mijn trap, want ik ben niet van plan de voetstappen van een NSB’er weg te poetsen. Er staat een bijl voor je klaar, en ik sla je de hersens in als je over mijn trap loopt.’ Maas deed zijn beklag bij de politie, waarop een rechercheur regelde dat hij onder de woning van het joodse gezin ging wonen. Maurice: “Hij is nooit meer over onze trap gelopen. Ze kwamen elkaar nog wel op de andere delen van de trap tegen. Dan ging zij niet opzij, nooit. Hij moest aan de kant.”
Belastingkantoor
“Van de regering kreeg mijn moeder punten om spullen aan te schaffen. Maar er wás niets om aan te schaffen. Als ze ’s morgens hoorde dat er iets te koop zou zijn, ging ze in de rij staan om te zien of ze het kon bemachtigen. Vaak kwam ze pas ’s middags om vier uur weer terug. Op een dag moest ze zich melden op het belastingkantoor op de Herengracht. Zij had geen inkomstenbelasting betaald, zo vertelden de ambtenaren haar, maar ze werkte wel, want ze vertrok om negen uur ’s ochtends en kwam pas ’s middags weer terug. ‘Hoe weet u dat?’, vroeg ze. ‘Dat hebben we gehoord van een van uw buren.’ ‘Meneer’, zei ze, ‘u weet blijkbaar dat ik werk, dus dan moet u mij maar eens vertellen wie mijn baas is, want dan kan ik achterstallig salaris gaan halen’. Dat konden ze niet, dat gaven ze toe.”
Vernederingen
“Alsof ze het haar kwalijk namen dat ze het overleefd had – zo ervoer mijn moeder de vernederingen na de oorlog. Mijn moeder was duidelijk getekend door de oorlog. De jarenlange overlevingsdrang had haar egocentrisch gemaakt. Ze kon alleen nog maar van zichzelf houden. En ze was jaloers op mijn pleegmoeder, die ik meer dan haar beschouwde als mijn echte moeder. Van haar ontving ik ook de warmte die je als kind zo erg nodig had.”
Voetnoten
1 Informatie van Henk Krigee uit Zaandam (27-8-2009) en Lucas Bruijn (14-12-2011); GAA-Gezins- en persoonskaart; Centraal Bureau voor Genealogie-persoonslijst; Trouw (2-4-2010)
2 Mededeling van P.H. Smit (2008)