Jekel-Beekman (Rebecca)
Laatste wijziging: 26 april 2016
Gezin Rebecca Jekel-Beekman (Amsterdam, 3-2-1881 – Zaandam, 8-3-1957)1 met zoon Gerrit de Boevé (15-3-1907) en Jansje de Boevé-Westenbrink
Rebecca woonde met haar zoon Gerrit en diens niet-joodse vrouw Jansje op de Kieftstraat 36. Ze was de weduwe van de niet-joodse Jacob Cornelis Jekel, die op 28 februari 1933 overleed. Eerder was Rebecca gehuwd geweest met de eveneens niet-joodse Gerardus Hendrikus Andreas de Boevé (Leeuwarden, 5-12-1878). In het Adresboek voor de Zaanstreek 1941 staat zij tweemaal vermeld: zowel onder de naam Wed. G.H.A. de Boevé als onder die van Wed. J.C. Jekel. Uit dat eerste huwelijk was Gerrit geboren. Hij werd fabrieksarbeider. Moeder, zoon en schoondochter waren in april 1940 vanuit Amsterdam (Nieuwmarkt 10 II) naar Koog aan de Zaan verhuisd. Deze laatste gegevens stammen, zoals veel andere informatie, uit het dossier dat ontstond toen mevrouw Jekel haar status als voljood wilde wijzigen. Wat was er aan de hand?
Voljoods of halfjoods
Rebecca Jekel en Gerrit de Boevé hadden op 20 februari 1941 hun aanmeldingsformulier ‘van joodschen bloede’ bij de gemeente ingeleverd en op 20 maart hun Bewijs van Aanmelding ontvangen. Oorspronkelijk had Rebecca drie joodse grootouders opgegeven, hetgeen haar volgens de nazi-definitie tot voljoods maakte. Haar zoon Gerrit had logischerwijze twee joodse grootouders ingevuld, waardoor hij halfjood werd. Enige tijd later gaf Rebecca Jekel-Beekman te kennen dat zij zich had vergist en dat slechts twee van haar grootouders joods waren geweest. De gemeente accepteerde het verhaal en streepte op het Bewijs van Aanmelding de drie door en zette er twee boven. Bij Gerrit werd het aantal joodse grootouders bijgesteld naar één. Vervolgens kregen beiden op 20 mei 1941 een nieuw bewijs.De veranderingen werden ook op de persoonskaart van het bevolkingsregister doorgevoerd. Rebecca Beekman was daarmee half-joods (GI) geworden en Gerrit kwartjoods (GII). De gemeente stuurde de nieuw ingevulde aanmeldingsformulieren naar de Rijksinspectie met het verzoek de oude, van 29 maart, te vervangen.
Rijksinspectie
De Rijksinspectie reageerde laat. Op 21 november 1941 schreef het Hoofd aan alle ‘Heeren Burgemeesters’ dat wijziging op de persoonskaart van J, GI of GII ‘nimmer mag worden aangebracht, zonder mijn voorafgaande toestemming’. En graag ontving hij opgave van eventueel al zonder zijn voorkennis aangebrachte veranderingen. Dergelijke wijzigingen zullen vaker door burgemeesters zijn doorgevoerd. Koog aan de Zaan gaf de zaak Jekel-Beekman door en kreeg op 26 november opdracht haar aanmeldingsformulier te veranderen naar J4 (vier joodse grootouders) en dit ook in vak 9 van de persoonskaart door te voeren. De Rijksinspectie voegde als straf dus een joodse grootouder toe.
Lees meer
Burgemeester
Burgemeester Allan schreef nu een brief aan de familie Beekman-Boevé en adviseerde hen om Rijkscommissaris Seyss-Inquart erbij te betrekken.Op 12 december 1941 ging er een brief naar de hoogste nazi-autoriteit in bezet Nederland. Maar in maart 1942 was er nog geen antwoord.Wat was nu de status van de weduwe Jekel? Op de burgemeesterslijst van maart 1942 staat bij de opmerkingen: “Hat den Reichskommissar um Änderung gebeten weil sie nicht 3, sondern 2 jüdischen Groszeltern hat.” De burgemeester beschermde haar positie. Haar naam stond op de politielijst, maar Rebecca Jekel-Beekman hoorde niet bij de geëvacueerden. Zij kon ook als gemengd gehuwd worden beschouwd.
Afstammingsonderzoek
Uit de bewaarde gemeentecorrespondentie komt naar voren dat Amsterdam gevraagd was een afstammingsonderzoek uit te voeren. Op 22 juni 1942 stuurde de hoofdstad een Staat van Inlichtingen terug. Bij de moeder van Rebecca, Duifje Zwei (1855), staat niet ingevuld of zij als Nederlands-Israëlitisch werd geboren, noch of zij tijdens haar leven lid van dit kerkgenootschap was. Ook bij de vader van haar moeder, staan deze gegevens niet ingevuld. Bij de moeder van haar moeder staat dat zij als joodse geboren werd, maar het vakje voor haar lidmaatschap is niet ingevuld. De gemeente Koog aan de Zaan houdt vast aan de mogelijkheid van twee joodse grootouders. Als men in dat geval niet tot het joodse kerkgenootschap behoorde, was de status van GI zeker. De gemeente legde op 23 juni aan de weduwe en haar zoon de vraag voor of zij ooit lid van een kerkgenootschap waren geweest. Beiden vullen hetzelfde antwoord in: “Ben nog nooit lid geweest van een of ander kerkgenootschap. Achtent, [handtekening].” Wat betreft de joodse gemeente werd dit op 30 juni bevestigd door een brief van de ‘voormalig secretaris’ Michel Philipson*. Hij verklaarde dat beiden ‘nimmer lid zijn geweest’.
Persoonskaart
Op de persoonskaart in het bevolkingsregister werd de hoedanigheid intussen wel gewijzigd van GI naar J. Dat blijkt uit de opgave die de burgemeester aan de Commissaris van de Provincie moest doen van personen van joodsen bloede die in Koog aan de Zaan waren achtergebleven. Rebecca Beekman heette hier ‘Voll Jude’. Samen met Meijer Kokernoot* en zijn dochter was zij nu de enige van de gemengd gehuwden ‘die geen geldige reden meer heeft om in Koog te blijven’. Bij de opmerkingen waarom zij nog in de gemeente was, stond: “War Zweifelfall.” Rebecca werd ook genoemd in verband met de vraag van het Gewestelijk Arbeidsbureau, eveneens in juli 1942, om joodse inwoners tussen 41 en 60 jaar te leveren voor dwangarbeid. Maar de weduwe Jekel was al 61.
Geen ‘evacuatie’
Op het overzicht van aanmeldingen uit het najaar van 1942 handhaafde de gemeente de wijziging van J naar GI. Een zogenaamde Calmeyer-lijst de dato 23 november met opgave van ‘personen van joodschen bloede wier genealogische afstamming nog in onderzoek is en op grond daarvan voor een Sperr-stempel in aanmerking komen’ bevat ook de namen van Rebecca en haar zoon Gerrit. Gerrits naam is doorgestreept, die van Rebecca niet. Op 26 november liet de Inspectie weten dat Rebecca Beekman als ‘J4’ moest gelden, zowel op een ‘verbeterde aanmelding’ als op de persoonskaart. Op 4 december 1942 werd het verbeterde aanmeldingsformulier gestuurd. Men zal niet meer met het aantal joodse grootouders gesmokkeld hebben. De burgemeester verklaarde verder een J op het persoonsbewijs van Rebecca Beekman te hebben aangebracht. Wat het beroep op Seyss-Inquart heeft opgeleverd is niet bekend. Toch stond Rebecca Beekman niet bij de ‘geëvacueerden’, over wie de burgemeester in januari 1943 berichtte. Het is niet ondenkbaar dat de weduwe Jekel-Beekman in Koog is gebleven, voljoods of halfjoods. Dat geldt zeker voor haar zoon. Gerrit de Boevé wordt door onderzoeker P. Heere genoemd als onderduikadres.
Voetnoten
1 Aanmeldingslijsten maart 1941, nummer 12 (2 pers.), en najaar 1942, nr. 36-37; Burgemeesterslijst nummer 2 (alleen Rebecca); Politielijst tweede adres; Opgave gemengd gehuwden juli 1942 nr. 1 (Gerrit) en 3 (Rebecca); Dossier arisering (doos 195); Adresboek Zaanstreek 1941; H8a