Jong, de (Liesbeth)
Laatste wijziging: 26 april 2016
Liesbeth de Jong (Amsterdam, 18-8-1929)1
In de late avond van 26 augustus 1943 vielen enkele agenten de woning binnen van de gereformeerde melkventer Herman Gerard de Carpentier (Zaandam, 26-11-1893) en zijn echtgenote Jacoba de Carpentier-Groot. Hij woonde in de Sluisstraat 42. Blijkbaar was er verraad in het spel, want verscholen bij De Carpentier zat de net 14-jarige Liesbeth de Jong. Op 27 augustus werd Liesbeth door twee agenten overgebracht naar de Sicherheitsdienst in Amsterdam. Een dag later werd ook Herman de Carpentier naar de SD vervoerd.
Jan Bloemsma
Na de oorlog legde Jacoba de Carpentier een voor de Koogse hulpagent Jan Bloemsma belastende verklaring af. “Op of omstreeks 26 augustus 1943, des nachts te ongeveer 24 uur, kwamen drie personen gekleed in de uniform van de politie, aan mijn woning. Een van deze personen bleek mij later genaamd te zijn Bloemsma. Zij zeiden tegen mij dat zij huiszoeking kwamen doen. Zij gingen direct naar de bovenverdieping van mijn woning en vonden daar een Jodenmeisje van ongeveer veertien jaar oud. Dit meisje was sinds korte tijd bij mij thuis ondergedoken. Mijn man en het Jodenmeisje werden door deze politiemannen aangehouden en overgebracht naar het bureau van politie te Zaandam.” Liesbeth de Jong verbleef op het moment van de inval inderdaad nog maar 3,5 week bij het echtpaar De Carpentier.
Vervolg
Daarbij bleef het niet. Jacoba de Carpentier: “De daarop volgende dag kwam Bloemsma te omstreeks 15 uur wederom aan mijn woning. Bloemsma was in burger gekleed en vroeg mij of mijn zuster Aaftje Brinkman-Groot met het door haar medegenomen Jodenmeisje bij mij in huis was. Tevens zei hij dat hij naar Wormerveer zou gaan, om het kind van mijn gevluchte zuster op te halen en dit in onderpand te nemen totdat zij zich zou melden. Ik vroeg Bloemsma hoe hij dat toch kon doen om al die Jodenkinderen weg te voeren. Hij antwoordde mij dat het gehele Jodendom maar uitgeroeid moest worden.” Aaftje Brinkman was de echtgenote van de Zaandamse boekhandelaar Willem Brinkman.* Dit echtpaar was eerder op de avond gearresteerd wegens het huisvesten van een joods meisje, Betty. Toen Aaftje tijdelijk werd vrijgelaten, dook ze samen met Betty onder. Het leidde tot een zoektocht van Bloemsma en zijn collega’s waarbij ze bij diverse al dan niet aangetrouwde leden van deze Brinkmans op zoek gingen naar verborgen joodse kinderen.
Na de oorlog
Wonder boven wonder overleefde Liesbeth de Jong de oorlog. Jacoba de Carpentier: “Na verloop van vier dagen is mijn man weer in vrijheid gesteld. Het Jodenmeisje is op clandestiene wijze uit het gesticht waar zij heen was gebracht gehaald en is thans nog in leven.” Liesbeth kwam vrij door bemiddeling van een verpleegster in Amsterdam. Hoe het haar verder verging is niet bekend. Jan Bloemsma (Sneek, 27-5-1913) werd veroordeeld tot twaalf jaar cel.
Voetnoten
1 Informatie van Erik Schaap uit Zaandam (1-3-2011); www.joodsmonument.nl; Nationaal Archief, CABR-dossiers Jan Bloemsma, Paulus Dirk van der Togt en Maria Bernardina Wilhelmina Netelbeek-Stierhout