Jürgens-Souweine (Juliette)

Laatste wijziging: 26 april 2016

Gezin Juliette Jürgens-Souweine (Brussel, 11-2-1901)1 en Jacobus (‘Ko’) Jürgens (Purmerend, 9-10-1895) met Jacqueline Cornelie Marie (Brussel, 24-2-1923) en Benno Henri (Koog aan de Zaan, 18-11-1932 – Epe, 14-10-2020)

De Belgische Juliette was getrouwd met de niet-joodse Jacobus Jürgens, met wie zij op de Sportstraat 12 woonde. Jacobus studeerde aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, waar hij ook tot doctor in de organische scheikunde promoveerde. Hij leerde zijn vrouw kennen tijdens een huwelijksfeest in de familie. Juliette was Franstalig, maar sprak accentloos Nederlands. Zij studeerde in Brussel een aantal jaren filosofie en schreef gedichten. Het echtpaar woonde een tijd in België, waar hun eerste kind, Jacqueline, werd geboren. Jacobus Jürgens werkte er als chemicus in een fabriek in Baasrode.

Koog

Het gezin verhuisde in 1928 naar Koog aan de Zaan, waar Jürgens na een aantal jaren hoofd werd van het Scheikundig Laboratorium van de Honig’s Fabrieken. Hij volgde Leo Blach* op. Jacqueline ging naar het Gemeentelijk Lyceum in Zaandam. Daar leerde zij twee van de zusters Eisendrath* kennen. Benno, tien jaar jonger dan zijn zus, zat op de Montessorischool aan de Koogse Lagendijk. Maja Eisendrath nam Benno een aantal keren mee naar Amsterdam om hem musea te laten zien, zoals het toen ‘Koloniaal Instituut’ genoemde Tropeninstituut. Jacqueline was een sportief meisje. Zo won zij in juli 1940 onder meer drie titels bij de Zaanse tenniskampioenschappen.

Aanmelding

Juliette Jürgens-Souweine was niet joods opgevoed en ook naar overtuiging en levenswijze niet joods. De verplichte registratie als joods inwoner was voor haar dan ook een vreemde gebeurtenis. Op 21 februari 1941 leverde zij drie aanmeldingsformulieren ‘voor personen van joodschen bloede’ in bij het gemeentehuis. Op 20 maart kreeg ze de Bewijzen van Aanmelding terug. Haar status op de persoonskaart in het bevolkingsregister en het nieuw uitgereikte persoonsbewijs was voljoods, J. Die van haar kinderen was GI.

Scholen

Voor de kinderen waren de gevolgen minder ingrijpend dan voor haar. Leerlingen die twee voljoodse grootouders hadden, maar geen ‘joodsch-godsdienstige opvoeding’ ontvingen, werden niet ‘als joods aangemerkt’, althans in Zaandam.2 De kinderen Jürgens hebben nooit gemerkt dat zij de kans liepen van school te worden gestuurd. Jacqueline bezocht het lyceum in Zaandam, waar zij in 1942 haar eindexamen gymnasium haalde. Als leerling van de lagere Montessorischool in Koog aan de Zaan had Benno veel contact met kinderen van directieleden en hoger personeel van Zaanse bedrijven, ook van buiten Koog aan de Zaan. Overigens moest Benno wel leren voorzichtig te zijn. Hij vroeg in de klas een keer: “Wie is aardiger, oom Adolf of tante Willemien?” (Adolf Hitler of koningin Wilhelmina). De vader van een klasgenote was de SD-man Dirk Gerrit Hagoort. Deze leraar belde ’s avonds Benno’s ouders op met de boodschap dat een kind van een dergelijk gezin dat soort dingen beter niet kon zeggen.

Juliette

Juliette Jürgens was lid van het schoolbestuur. Ze trok zich er in het begin van de oorlog uit terug. Mevrouw Jürgens was daarnaast lid van een ‘krans’ van gelijkgestemde vrouwen. Zij hadden hun bijeenkomsten steeds bij een van de leden thuis. Juliette bleef de hele oorlog lid en de krans veranderde zijn gewoontes niet. Iets dergelijks gold ook voor Ko Jürgens. Hij was lid van de Zaandamse vrijmetselaarsloge Anna Paulowna. Die werd in september 1940 gesloten. Hun gebouw werd kringhuis van de NSB.3 Een groep van zo’n zes vrijmetselaars, onder wie Ko, bleef bij elkaar komen bij steeds een ander lid thuis.

Bombardement

Tussen 25 en 27 februari 1941 werd ook in de Zaanstreek gestaakt tegen de anti-joodse maatregelen. Veel Koogse bedrijven deden mee. Op 1 maart werden ’s nachts enkele straten gebombardeerd. Eén bom viel naast het huis van de familie Jürgens, een tweede erachter. De vrouw en een kind van schoencolporteur Willem Bron uit de J. Bestevaerstraat 59 werden gedood. Hij moest zelf een been missen. Er waren in totaal zes doden.4 Het bombardement werd als poging ervaren om de stakingsgezindheid een klap toe te brengen, maar het zou ook om geallieerde missers hebben kunnen gegaan. Juliette Jürgens had de Eerste Wereldoorlog meegemaakt en kende het effect van bommen. De kinderen lagen in bed toen de bommen vielen. Ze riep: “Onder de dekens!” Dat was ter bescherming tegen de splinters en stukken glas die de kamers binnenvlogen. Benno ging na het bombardement bij vrienden logeren en kwam na drie weken weer thuis. De bombardementen bleken eenmalig te zijn en het huis, waarvan alle ramen en een aantal sponningen stuk waren, was weer hersteld.

Ster

Alleen de naam Juliette Souweine staat op de burgemeesters- en politielijst. Als gemengd gehuwde hoefde Juliette noch haar gezin op 30 maart 1942 naar Amsterdam. Dat was vooraf onduidelijk. Burgemeester Allan waarschuwde het gezin van tevoren dat er inventarisatie en taxatie van de gehele huisraad zou plaatsvinden. Jacqueline, haar vriend Jan Kuyper en Benno hebben toen waardevolle zaken naar vrienden gebracht. Juliette Jürgens en haar gezin werden echter, zoals gemengd gehuwden in bijna alle Noord-Hollandse gemeenten, vrijgesteld van ‘evacuatie’. Wel moest zij vanaf 2 mei 1942 de gele jodenster dragen. Door de ster werd ze publiekelijk joods. Tot dan toe was haar afkomst feitelijk onbekend. De ster moest op borsthoogte op de kleding worden vastgenaaid, zodat ze goed opviel. Niet dragen kon tot strenge straffen leiden. Na 15 juli 1942 was de straf meestal deportatie.

Beperkingen

In juli 1942 moest de gemeente controleren of mevrouw Jürgens terecht in Koog was gebleven en of de heer Jürgens niet viel onder de maatregel van Arbeitseinsatz voor mannen tussen 41 en 60 jaar. In september van dat jaar liet het echtpaar hun huwelijk officieel als gemengd registreren; het zou haar eventueel tegen dwangarbeid beschermen. Zo waren er ook andere beperkingen en bedreigingen. Aan het eind van de Sportstraat waren sportvelden, vlakbij hun huis een korfbalveld. Daar stond plotseling het bord ‘Voor Joden Verboden’. Dat zag de familie Jürgens elke keer als ze het huis in of uit gingen. Tegenover hen was de Openbare Lagere School, de latere Lindenboomschool, een gebouw dat de Duitsers hadden geconfisceerd en tot kazerne gemaakt. Er lagen zeker vijftig manschappen van de cavalerie. Zij oefenden met hun paarden en tanks in de wei tegenover het huis. Even dreigde inkwartiering, maar dat ging niet door.

Onderduikers

Korte tijd dook een joodse nicht, Edmée van Dam*, onder bij het gezin. Benno, pas 9 jaar, voelde het gevaar dat hiervan uitging. Ze vond een ander adres en overleefde de oorlog. Later kwam de bevriende student Jan Kuyper, dezelfde die bij de taxatie had geholpen om waardevolle inboedelstukken weg te brengen, als onderduiker in huis bij de familie Jürgens. Hij had in maart-april 1943 de loyaliteitsverklaring niet ondertekend. Daarbij verklaarde men niets tegen de Duitsers te zullen ondernemen. 13.000 van de 15.000 Nederlandse studenten tekenden de verklaring niet.5 Jan Kuyper studeerde indologie. Hij had een tweede onderduikadres op 150 meter afstand, maar in de praktijk verbleef hij tot de bevrijding bijna steeds bij de familie Jürgens. Na de oorlog kon hij afstuderen. De vriendschap met Jacqueline leidde tot een huwelijk, waaruit vier kinderen voortkwamen. Het echtpaar vertrok na de oorlog naar Nederlands-Indië, waar hij als bestuursambtenaar werkzaam was. Begin jaren vijftig keerden ze terug naar Nederland en gingen ze in Blaricum wonen.

‘Ontsterring’

Ongeveer een jaar nadat Juliette Jürgens-Souweine de jodenster op haar kleding had aangebracht, werd haar aanvraag tot ‘ontsiering’ door de Duitse autoriteiten goedgekeurd. Hoogleraar gynaecologie van de Gemeentelijke Universiteit en chef van de ‘Vrouwenkliniek’ aan het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam, prof. M.A. van Bouwdijk Bastiaanse6, had een officiële verklaring afgelegd dat zij geen kinderen meer kon krijgen. Het feit dat het gezinshoofd ‘arisch’ was, zal ook een rol hebben gespeeld. Voor Juliette en de leden van haar gezin verdween een deel van de dreiging. Het gezin overleefde de oorlog.

Brussel

Na de bevrijding kon de familie Souweine worden herenigd. Juliettes broer Emile dook al vroeg in de oorlog onder en sloot zich in november 1942 aan bij het Franse verzet. Hij werd uiteindelijk hoofd van het Franse reseau Coty, dat in Grenoble gestationeerd was. Na de oorlog ontving hij meerdere onderscheidingen, waaronder het Légion d’honneur. Juliettes moeder kwam heelhuids door de oorlog door onder te duiken in Brussel.

Allan

Burgemeester Allan werd in mei 1944 oneervol ontslagen omdat hij, net als zijn collega’s van Wormerveer en Zaandijk, niet direct akkoord ging met de verplichte aanwijzing van arbeidskrachten voor de bouw van de Atlantikwall.7 Ook zijn pensioen verviel. Aanvankelijk werd het ontslag in 1946 bevestigd. In 1949 kreeg hij eerherstel.8 De broer van Ko Jürgens, advocaat in Amsterdam, ondersteunde de actie die hiertoe leidde. Juliette en Ko legden een positieve getuigenis over Allan af.

1 Aanmeldingslijsten maart 1941, nummer 15 (3 pers.), en najaar 1942, nummer 39-41; Burgemeesterslijst nummer 25; Politielijst veertiende adres; Opgave gemengd gehuwden juli 1942 nummer 16-18; Verklaring gemengd huwelijk september 1942; Zondagochtendblad regio Zaanstreek, 23 juli 2006; Mededelingen B. H. Jürgens uit Epe (september 2006), Henk Krigee uit Zaandam (11-1-2010) en Winnie Meyer Ricard uit Amsterdam (20-3-2019); Informatie van H. Jürgens (18-4-2020) 

2 Brief van de wethouder voor Onderwijs te Zaandam aan de hoofden van openbare onderwijsinrichtingen (19-8-1941,in F. Roodenburg, 2006 (p. 47)

3 ’t Hoen en Witte, o.c. (p. 48)

4 http://www.nbdc.nl/cms/show/id=140978

5 http://oranjehotel.nationaalarchief.nl/gevangenen/ onderzoeksvoorbeelden/hovell.asp?ComponentID=9448&SourcePageID=9326#9432

6 Vrij Nederland (‘Otto Bleker: wij waren zonder twijfel de besten’), 15-6-2006

7 ’t Hoen en Witte, o.c. (p. 76-77)

8 Dagblad Zaanstreek (‘Twee burgemeesters die de eindstreep niet haalden’), 22-10-1999