Koperberg (Samuel/Sam)
Laatste wijziging: 27 april 2016
Gezin Samuel (‘Sam’) Koperberg (Amsterdam, 15-3-1879)1
Samuel was gehuwd met Lena Baanders (Amsterdam, 27-2-1886), een telg uit een beroemde architectenfamilie. Op 17 januari 1942 woonde er nog één kind thuis, Carolien Boudewine (Zaandam, 16-9-1925). Beide echtgenoten hadden volgens de gezinskaart ‘geen godsdienst’, Samuel was echter van joodse komaf. Hun huwelijk vond op 29 juli 1915 plaats in Amsterdam. Dochter Rifko werd op 2 september 1916 in Kampen geboren, evenals twee jaar later Lena (16-5-1918). Het gezin Koperberg-Baanders verhuisde in 1922, voor het begin van het nieuwe schooljaar, van Delft naar Zaandam. Ze woonden twaalf jaar in de Spoorbuurt, op de Emmastraat 1. In mei 1934 verhuisde het gezin Koperberg naar de nieuwe Schildersbuurt en betrok een huis aan de Hobbemastraat 11.
Voor de oorlog
Samuel Koperberg was al sinds zijn studentenjaren ‘van het geloof af’. Dat was niet conform de verwachtingen van zijn familie, die er van uit ging dat hij -als oudste zoon- rabbijn zou worden. Hij ging daartoe ook klassieke talen studeren. Koperbergs afstand tot het jodendom werd echter gaandeweg zo groot dat zowel hij als zijn vrouw later lid werden van het Humanistisch Verbond. Koperberg was leraar in de klassieke talen en vervolgens ook conrector aan het Gemeentelijk Lyceum – na de oorlog het Zaanlands Lyceum genoemd. Ook tijdens de oorlog werd de naam veranderd (zie onder). Hij werd dr. Koperberg genoemd. Op de gezinskaart is deze titel echter doorgestreept. Zijn handtekening op de verklaring dat hij geen radio bezit (25-4-1941) bevat het voorvoegsel wel.
Ariërverklaring
Het gezin had nauwelijks binding met de joodse gemeenschap. Conrector Koperberg werkte, zoals bijna ieder lid van het overheidspersoneel, mee aan de zogenaamde Ariërverklaring. Deze bestond uit een niet-joodverklaring, gevolgd door een ‘jood-verklaring’ in het geval men de eerste niet kon tekenen. De verklaring van Koperberg draagt de late datum 7 december 1940. Hij vulde bovendien niet in dat zijn ouders joods waren, maar dat zij ‘op de begraafplaats van de hoofdsynagoge ter aarde zijn besteld’. In een brief aan het college van B&W liet hij op 1 december 1940 weten ‘nog niet te kunnen voldoen aan het verzoek om de afstammingsverklaring model B in te zenden, omdat het onderzoek naar het vraagpunt ‘Kerkgenootschap’nog lopende is.” De reactie van het college, vijf dagen later: “Aan Dr. Koperberg wordt verlof verleend.” Het hielp hem slechts tijdelijk. Hij werd later alsnog per brief ontheven van zijn functies als docent en conrector, net als op 21 november 1940 zijn lyceum-collega’s Elte* en Polak*.2 Het ontslag volgde drie maanden later.
Lees meer
Vervanging
Rector Oosterhuis stelde het college van B&W voor om als tijdelijk vervanger van Koperberg Wilhelmina Plantinga te benoemen. Zij zou 25 lessen Grieks, Latijn en cultuurgeschiedenis waarnemen. Voor de vervanging van docent Polak stelde de rector naast een nieuwe leraar uit Amsterdam ook waarneming met enkele uren voor door de niet-joodse Rodenburg (3 uur) en de felle anti-nazi Jambroes (1 uur).
Uitsluiting joodse leerlingen
Carolien Koperberg zat op de gymnasiumafdeling van het lyceum. Vanaf 1 september 1941 waren joodse en soms ook halfjoodse leerlingen, Mischlingen I, niet meer welkom op school. Carolien mocht overigens wel lessen blijven volgen. Na de gedwongen verhuizing van het gezin Koperberg naar Amsterdam logeerde ze eerst een paar weken bij familie in het Gooi. Daarna ging ze een paar maanden naar een Amsterdamse meisjeschool. Toen bleek dat zij weer naar haar oude school mocht, reisde ze dagelijks heen en weer naar Zaandam. Ze logeerde eerst bij familievrienden van de Wereldbibliotheek (Sloterdijk) en woonde daarna weer bij haar ouders, aan de Zuider Amstellaan 95-III. Dat ging goed tot aan de treinstaking van september 1944. Daarna bezocht ze de zesde klas van het Vossiusgymnasium in Amsterdam.
Amsterdam
Hoewel het echtpaar Koperberg, zoals alle gemengd gehuwden, moest ‘evacueren’ naar een adres in Amsterdam ontving Lena Koperberg in april 1942 bericht van de Zentralstelle für judische Auswanderung dat ze naar de Hobbemastraat 11 mocht ‘zurückkehren und dort wohnen’. De eerder aangebrachte verzegeling zou daartoe worden verbroken, aldus de SS-Hauptsturmführer. Hoewel men in Amsterdam bleef wonen kon de eigendomswoning door het niet-joodse deel van het gezin weer worden betreden. Lena Koperberg-Baanders had dus enige bewegingsvrijheid. Dat was misschien de reden dat een verre buur van de Zuider Amstellaan, Judith van Rijn, haar na de ‘razzia van 2000’ van 6 augustus 1942 vroeg om documenten en een pakje af te geven in kamp Westerbork. Dat was bestemd voor de opgepakte Fred van Rijn.
Henk van Wielink
Op 24-1-1942 schreef E.J. van Lohuizen-van Wielink in haar dagboek: “In Zaandam moesten ze vorige week alle Joden binnen 2 dg de plaats verlaten, mochten één gevulde koffer meenemen en ’t huis bewoonbaar achterlaten. Allemaal naar Amsterdam, waarom weet niemand. Henk heeft alle boeken van Koperberg.” ‘Henk’ was haar broer Henk van Wielink, die af en toe boeken leende van Samuel Koperberg.
Marcus Bakker
Samuel Koperberg gaf op zijn Amsterdamse adres nog les aan de latere communistische voorman Marcus Bakker (1923).3 “Hij was goed in zijn vak, kon op die manier wat doen voor iemand en hield de stof een beetje bij. Bovendien was ik een handige boodschapper tussen Zaandam, waar zijn vrienden en bibliotheek waren, en zijn nieuwe adres. (…) Maar als je in zijn stille werkkamer het door hem gestelde en onbereikbare doel zat na te streven, zag je hem soms voor je ogen naar heel ver vertrekken, merkte je dat het niet meer tot hem doordrong dat je tegenover hem zat te stuntelen. Meestal duurde de les dan niet lang meer; met een paar vriendeijke woorden en nog wat afwezig bracht hij je naar de deur. Daar, aan de kapstok, hing zijn jas met de ster erop gestikt.” Het gezin Koperberg had tijdens de oorlog met allerlei beperkende en bedreigende maatregelen te maken, maar overleefde de bezetting. Bekend is verder dat goede vrienden meubelstukken van het echtpaar in bewaring namen, om die na de oorlog terug te kunnen geven.
Pensioen
Samuel Koperberg stuurde op 10 september 1945 een brief naar de Pensioenraad in Den Haag, waarin hij bescheiden vroeg of hij ‘de tijd van 1 maart 1941 tot 15 maart 1944 alsnog voor pensioen kon inkopen’. Anderhalf jaar later kreeg hij bericht dat zijn ontslag per maart 1941 werd herzien.
Samuel Koperberg overleed op 9 januari 1953. Zijn weduwe hertrouwde een jaar later met Frits Zernike, een Nederlandse Nobelprijswinnaar voor Natuurkunde.