Krieg (Erwin)
Laatste wijziging: 27 april 2016
Echtpaar Erwin Krieg (Haynau, 26-12-1904)1 en Helene Krieg-Proskauer* (Oppeln, 19-10-1875)
De in Duits Silezië geboren Erwin trouwde op 2 april 1931 in Breslau met Elfriede Schaetzke (Breslau, 12-10-1905). Zijn moeder Helene Krieg-Proskauer kwam uit hetzelfde gebied, dat na de oorlog Pools werd. Helene Proskauer was weduwe van Hugo Krieg. Erwin staat op de basislijst als ‘producent van lederwaren’.
Lederwarenfabriek
Zij werden op 1 juli 1938 als vreemdelingen in Zaandam ingeschreven; moeder en zoon als joods, Elfriede als evangelisch. Het gezin woonde op de Zuiddijk 46a. Erwins beroep was ‘koopman autobekleding’. Op de gezinskaart staat bij Helene Krieg genoteerd: “Op 19.12.1938 naar verblijfsregister.” Dit gebeurde vaker met vreemdelingen waarvan onduidelijk was hoelang zij zouden blijven. Vermoedelijk waren zoon en schoondochter al eerder aangekomen. Het familiebedrijf in lederwaren E. Krieg werd namelijk in maart 1938 bij de Kamer van Koophandel geregistreerd. Men fabriceerde tabakszakjes, portemonnees en dameshoeden en had ook een winkel in lederwaren. Er werkten op een gegeven moment twintig mensen bij de firma E. Krieg. In het najaar van 1939 werden Erwin Krieg en zijn moeder lid van de joodse gemeente.2
Kristallnacht
In november 1938, na de Duitse Kristallnacht, stuurde Helene een brief naar het Comité voor Joodsche Vluchtelingen waarin ze hulp vroeg bij het naar Nederland halen van haar in Breslau wonende neef Max Krieg. Ook Erwin deed een poging om via dat comité joodse Duitsers naar Nederland te laten vluchten. Op briefpapier van zijn Fabriek voor Autobekleeding en Lederwaren ‘ASSYR’ schreef hij een noodkreet om zijn vriend Erich Juliusburger en diens familie, plus zijn zwager Werner Kosterlitz te laten overkomen. Een maand later werd zijn aanvraag ingetrokken. De betrokkenen bleken namelijk ‘spoorloos’. Door het restrictieve Nederlandse vluchtelingenbeleid lukte het ook niet om Max Krieg naar Nederland te krijgen.
Oorlog
Als ondernemer maakte Erwin dezelfde onteigeningsprocedures mee als allen die zich in oktober 1940 als ‘joodse onderneming’ bij de Wirtschaftsprüfstelle moesten laten registreren. Voor Duitse joden kwam daarbij dat door de toepassing van het Reichsbürgergesetz op 25 november hun vermogen en hun nationaliteit vervallen werden verklaard.
Westerbork
Erwin en Elfriede arriveerden ruim voor Helene Krieg-Proskauer in Westerbork. Of de drie familieleden tegelijkertijd in het kamp verbleven is niet helder. In haar boek ‘Zolang er nog tranen zijn’ wijdde Hannelore Grünberg (de moeder van Arnon) enkele woorden aan het echtpaar Krieg: “Wij van de Schülerkreis deden vrijwillig hulpdienst en brachten de nieuw aangekomen mensen met hun spullen naar de barakken waar zij werden ingedeeld. Toevallig had ik de beurt om de heer Erwin Krieg en zijn vrouw naar hun barak te brengen. Ik zou later in mijn leven nog nader in contact met hen komen.” Op 2 februari stuurde Hans Krieg een kaartje naar het Rijksbureau voor Huiden en Leder dat zijn broer Erwin niet meer kon voldoen aan de maandelijkse verplichting om een verantwoordingsstaat in te vullen, omdat hij ‘Zaandam plotseling moest verlaten en naar het Centraal kamp Drente vertrekken moest.’
Sterilisatiecampagne
In mei-juni 1943 voerden de autoriteiten in Westerbork (en daarbuiten) tegenover gemengd gehuwden een sterilisatiecampagne, die de mogelijkheid gaf om het kamp te verlaten. Het echtpaar Krieg is in ieder geval niet in Westerbork gebleven.
NSB-hulp
Vlak voor het echtpaar Krieg naar Westerbork vertrok, kregen ze hulp uit onverwachte hoek. De NSB’er Willem Jan Kuiper, een kruidenier die op de Zuiddijk 16b woonde, bood aan om een deel van hun inventaris in veiligheid te brengen. In een brief d.d. 13-11-1946 bepleitte het echtpaar dat hij ’ten tijde der jodenvervolging hun daadwerkelijk heeft bijgestaan, door kleeding, meubelstukken en eenige voor hen dierbare kostbaarhedern heeft geborgen ten huize van zijn vader en deze later bij terugkeer uit Westerbork persoonlijk heeft thuisbezorgd. Ook tijdens ons kampleven in Westerbork heeft hij ons per pakket diverse levensmiddelen doen toekomen en is de relatie tot nu toe blijven voortbestaan.’ Dat Kuiper na de oorlog desondanks werd veroordeeld tot een internering van vier jaar had te maken met zijn verraad van de verzetsstrijder Martinus Arends, die tegenover hem woonde. Arends zou zijn arrestatie en gevangenschap ternauwernood overleven.
Helene Krieg-Proskauer
Erwins moeder werd eind mei 1943, vroeger dan veel andere Duitstalige vluchtelingen, naar het als vakantieoord vermomde Poolse Sobibor gedeporteerd. Op 28 mei werd ze er door vergassing omgebracht. Ze was 67 jaar oud. Erwins broer Hans werd naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Hij was koordirigent, orkestleider en zanger. Hij had twee dochters, Regina en Myriam. De laatste werd zangeres.
Vervolg
Het echtpaar Krieg-Schaetzke overleefde de oorlog. Zij verhuisden na de bevrijding naar de Govert Flinckstraat te Amsterdam. Daar zetten zij hun lederwarenzaak voort.