Lange, de (Samuel)
Laatste wijziging: 27 april 2016
Gezin Samuel de Lange (Amsterdam, 17-2-1906 – Dachau, 4-2-1945)1
Samuel de Lange was de jongste zoon van Jacob de Lange en Judith Roos. Dit echtpaar had nog een zoon, Abraham (24-6-1903). Samuel was accountant en had samen met een eveneens joodse collega een accountantskantoor in Amsterdam. Hij was sinds 1934 getrouwd met de niet-joodse Eeffina Titia Rensina Herwig (Amsterdam, 26-10-1908). Samuel komt op de basislijst voor als hoofd van een gezin met vier leden. Het echtpaar had twee dochters. De gegevens van Eeffina Herwig zijn in het ‘evacuatie’-dossier te vinden op een politienotitie met namen van niet-joodse partners. Het gezin vestigde zich in maart 1941 in Zaandam, op de Saenredamstraat 41. In de jaren daarvoor woonden ze in Huizen, Beverwijk en Amsterdam.
Oorlog
Zaandam was, in januari 1942, de eerste Nederlandse gemeente waarvan de daar wonende joden gedwongen werden naar Amsterdam te verhuizen. Het gezin van Samuel werd in Amsterdam in tweeën gesplitst. Samuel verbleef met een van zijn dochters bij zijn ouders, Eeffina met de andere dochter bij haar moeder. Het echtpaar huurde een woning in Amsterdam, maar voordat deze volledig gestoffeerd en ingericht was, kreeg de familie te horen dat ze terug mochten naar Zaandam; dit vanwege het feit dat Eeffina ‘arisch’ was.
Sophia Schagen-Christiaanse
Enkele overburen, het op nummer 38 wonende echtpaar Schagen, waren fel anti-nazistisch. Zij zorgden er met wat andere inwoners van de Saenredamstraat voor dat de inboedel van de familie De Lange werd veiliggesteld toen de eigenaars naar Amsterdam moesten. Zodra bekend werd dat Samuel en Eeffina terug mochten naar Zaandam organiseerde Sophia Schagen-Christiaanse een geldinzameling om bij wijze van welkom een bloemstuk en een schilderij te kopen voor het gedeporteerde echtpaar. In de Saenredamstraat woonden op nummer 29 en 31 twee NSB’ers die volgens Sophia Schagen vernamen dat er werd gecollecteerd. “Zij hebben mijn man en mij toen aangebracht bij de S.D. Dit had tot gevolg dat ik op 3 augustus 1942 tezamen met mijn man gearresteerd werd.” Ze zouden tot 16 september van dat jaar vastzitten in de gevangenis aan de Amstelveenseweg in Amsterdam.
Werkkampen
Nadat in december 1943 de ongeveer 2500 Amsterdamse gemengd gehuwden onder de 65 waren opgeroepen voor de werkkampen werd de oproep op 29 februari 1944 aan dezelfde groep (onder 60 jaar) in ‘de provincie’ gericht. Hun beoogde bestemming: vliegveld Havelte bij Meppel. Samuel de Lange hoorde bij de groep uit de provincie. Hij weigerde voor de Duitsers te werken en dook in maart 1944 onder in Amsterdam, waar hij ongeveer een week ondergedoken zat. Toen werd het adres verraden. Hij werd gearresteerd en als strafgeval naar Westerbork gestuurd, waar hij op 6 april 1944 aankwam. In augustus 1944 kreeg hij een zoon, die hij dus nooit heeft gezien. Vast staat dat Samuel de Lange ook verzetswerk deed. Zijn naam komt voor op de ‘Erelijst Verzet en Koopvaardij’, een database vervaardigd door J.W. de Leeuw.
Lees meer
Mozer
In het naoorlogse strafdossier van de Amsterdamse SD’er Gerrit Reinier Mozer zit een notitie over Samuel de Lange. De tekst uit 1946, geschreven door een lid van de Politieke Opsporingsdienst, gaat over Mozer en luidt: “Terzake het ophalen van een Jodenman, genaamd Samuel de Lange, oud 40 jaar, gewoond hebbende te Zaandam, Saenredamstraat no 41, welke was ondergedoken bij Belkmeer, wonende Schoklandstraat 16 te Amsterdam.” Mozer kende de Zaanstreek en daardoor wellicht ook Samuel. Hij had van 1 september 1942 tot 1 februari 1943 ‘gevolontaird’ in de gemeentehuizen van Zaandam, Krommenie en Oostzaan. Dat was een opstapje naar een mogelijk burgemeesterschap. Mozer slaagde echter niet in die missie, mede omdat hij zich meer bezighield met recherche- dan met bestuurswerk. Hij joeg tijdens zijn Zaanse maanden onder meer op ondergedoken joden en zou om die reden na de oorlog ter dood worden veroordeeld (maar uiteindelijk gegratieerd worden). Onder zijn talloze joodse slachtoffers bevond zich dus waarschijnlijk ook Samuel de Lange.
Deportatie
Na vijf maanden Westerbork werd Samuel de Lange op 3 september 1944, in hetzelfde transport als Sara van Koningsbrugge*, Adam Pais* en Anne Frank met haar familie, naar Auschwitz gedeporteerd. Het was een van de laatste transporten die uit Westerbork vertrokken en het laatste naar Auschwitz. Bij een spoorwegovergang in Zwolle zou Samuel, samen met twee anderen, uit de langzaam rijdende trein zijn gesprongen. Uit het rapport dat wachtmeester B.H.J.J. Kroeze die dag maakte voor de gemeentepolitie in Zwolle: “Op Zondag 3 September 1944 te 13.06 uur moest trein D.A. 703 komende uit de richting Meppel nabij ‘post 6’ aan de Deventerstraatweg te Zwolle voor onveilig signaal stoppen. Deze trein was een extra trein waarmede een aantal joden onder bewaking van Duitsche politie werd vervoerd van Westerbork naar Duitschland. Toen deze trein te omstreeks 13.10 uur, nadat het sein veilig was, opreed, sprong een drietal personen, behoorend tot genoemd transport, uit de rijdende trein. Deze personen kwamen echter onder de rijdende trein terecht en werden hierdoor ernstig gewond.”
’t Hooge Nest
In haar boek ’t Hooge Nest schrijft Roxane van Iperen over een vluchtpoging die deze dag plaatsvond: “In een van de achterste wagons is een ontsnappingspoging geweest. Voor sommigen was die geslaagd: via een gat in de voorzijde van de wagon is een aantal gevangenen uit de rijdende trein gesprongen. Iemand had een kleine broodzaag meegesmokkeld en om beurten hadden ze met het botte ding heen en weer gekrast tot er een inkeping ontstond in de houten wand die uitkwam op het koppelstuk tussen de twee wagons. Vervolgens nog zo’n zaagsnede, net zo lang tot er een luik was waar met moeite een mens doorheen paste. De eerste stak zijn voeten naar buiten, vond houvast op de stalen buffers tussen de twee wagons, terwijl de dwarsliggers van het spoor met duizelingwekkende snelheid onder hem door flitsten. Hij aarzelde niet, dook als een zwemmer in het gat en verdween onder de rijdende trein. De volgende bleef, eenmaal buiten, met trillende benen op de buffers staan, tot iemand siste dat hij moest springen; er stonden er meer te wachten. Hij sprong. Niemand wist of hij door de wielen was gegrepen of niet. Toen een vrouw. Ze stak haar voeten uit het gat en schoof op haar billen naar buiten, tot ze op de koude, gladde buffers zat. De wind sneed langs de treinstellen, het landschap schoot voorbij en zij zat daar maar met grote ogen. Toen niemand het meer verwachtte, liet ze zich zo onderuit vallen, op haar rug onder de rijdende trein.” Volgens Van Iperen ontsnapten er in totaal zes of zeven mensen uit de veewagen voordat de bewakers het doorkregen. Daarop zou de trein zijn stilgezet en werden de overblijvende inzittenden verdeeld over de andere wagons.
Vlucht
Alle drie de door wachtmeester Kroeze genoemde vluchters liepen respectievelijk inwendig letsel op en raakten handen kwijt. Abraham Groenteman (Amsterdam, 17-2-1911) en Rachel ‘Ciska’ Telghuis (Amsterdam, 27-11-1921) werden opgenomen in het Sophiaziekenhuis in Zwolle en zouden de oorlog overleven. Volgens het Zwolse politierapport betrof de derde vluchter ‘(…) een manspersoon vermoedelijk genaamd Samuel de Lange, geboren 17-2-1906, verdere gegevens onbekend. Deze persoon had een afgereden rechterhand en zware hersenschudding’. Desondanks probeerde hij nog weg te komen, maar hij werd al snel gevonden. Hij kwam in het rooms-katholieke ziekenhuis van Zwolle terecht.
Onjuiste aanname
Het verhaal vertoont een discrepantie. Het transport dat op 3 september plaatsvond was het laatste tussen Westerbork en Auschwitz. Desondanks zou Samuel de Lange op een later moment in dit kamp terecht zijn gekomen. NIOD-onderzoeker Hubert Berkhout ontdekte dat Samuel daar het nummer 195.357 kreeg toebedeeld. In een naoorlogs rapport van het Rode Kruis bleek dit getal te vallen binnen een reeks nummers die 114 op 3 september van Westerbork naar Auschwitz gedeporteerde mannelijke ‘Schutzhäftlinge’ kregen. Het zou betekenen dat Samuel de reis naar Auschwitz op die dag wel degelijk volledig aflegde en dat de politie ten onrechte aannam dat hij tot de ontsnapten uit de trein behoorde. Opvallend is verder dat een van de vluchtelingen uit het door Roxane van Iperen genoemde transport, Jacques George Posno (Amsterdam, 1-1-1913), bij zijn sprong een hand verloor. Verwarde de Zwolse politie Posno, om wat voor reden dan ook, met Samuel de Lange?
Dodenmars
Bij de nadering van de Russen werd Auschwitz (vanaf november 1944) door de Duitsers ontruimd. Dit ging via transporten te voet, de zogenaamde dodenmarsen. Vermoedelijk verliet Samuel (38) in januari 1945 met zo’n transport Auschwitz. Hij stond op 28 januari 1945 geregistreerd in Gross-Rosen en op 4 februari van datzelfde jaar in Dachau. Deze laatste datum wordt beschouwd als zijn sterfdatum.
Abraham de Lange
Zijn broer Abraham werd op 21 januari 1943 vanuit het Apeldoornsche Bos (een instelling voor geestelijk gestoorde joodse mensen), waar hij was ‘ondergedoken’, via Westerbork naar Auschwitz afgevoerd. Daar kwam hij op 2 februari van dat jaar aan. Er is van hem niets meer bekend dan dat hij daar tussen 2 februari en 30 april 1943 is omgekomen. De ouders van Samuel en Abraham, Jacob de Lange en Judith de Lange-Roos, werden bij een razzia in Amsterdam opgepakt. Ze kwamen op 20 juni 1943 in Westerbork aan. Negen dagen later werden ze vandaar afgevoerd naar Sobibor, waar ze op 2 juli 1943 werden vergast.
Nationaal Steunfonds
Op een uit 1945 daterende lijst van het Nationaal Steunfonds staat ‘Mevr. de Lange’ uit de ‘Saenredamstr.’ vermeld als iemand die voor haarzelf en drie kinderen financiële steun ontving. Het ging maandelijks om een bedrag van 200 gulden.
Vervolg
Peter Heere beschrijft hoe Eeffina de Lange-Herwig in juli 1945 in Het Parool een advertentie plaatste, waarin zij inlichtingen vroeg over haar man. Na een eerdere foutieve melding over zijn overlijden in Stutthof (15-11-1944) vernam zij van het Rode Kruis dat haar man in januari 1945 in Dachau was gestorven.2 De doorgaans betrouwbare website van de Oorlogsgravenstichting houdt vast aan de overlijdensdatum in Stutthof. Een persoon met dezelfde naam, op 2 januari 1915 geboren in Groningen, stierf volgens www.ogs.nl op 7 februari 1945 in Dachau. De website joodsmonument.nl houdt het op 4 februari van datzelfde jaar.
De jongste dochter van Samuel ging in oktober 1994 met het Auschwitz Comité mee op een van hun reizen naar Polen. Zij maakte daar gebruik van de mogelijkheid nadere informatie op te vragen over omgekomen familieleden die in Auschwitz hadden gezeten. Enige tijd later kwam er een (in het Pools opgestelde) brief die bovenstaande gegevens vermeldde over de laatste weken van Samuel de Langes leven. Van zijn broer Abraham werden geen gegevens gevonden.