Leeuw, de (Karel)

Laatste wijziging: 27 april 2016

Echtpaar Karel de Leeuw (Amsterdam, 10-2-1908)1

De arts Karel de Leeuw trouwde op 25 september 1935 met de Nederlands-Hervormde Jacoba Rachalina van Riessen (Beverwijk 17-1-1904). Zij was verpleegster. Het echtpaar ging wonen op de Stationsstraat 82, waar hij zijn dokterspraktijk uitoefende.

Duitser

Karel de Leeuw was een sociaal bewogen arts, Toen Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam, werden politieke tegenstanders opgepakt en naar strafkampen gestuurd. Er ontstond een vluchtweg naar Nederland die ook de Zaanstreek bereikte. De communistische Zaandammer Frans Oord hielp sommige vluchtelingen. Een mishandelde Duitser wiens halve hiel er af lag, mocht hij langsbrengen bij huisarts De Leeuw.

Oorlog

Zoals alle joodse beoefenaars van vrije beroepen mocht ook Karel de Leeuw vanaf 1 mei 1941 zijn beroep niet meer uitoefenen. Samen met zijn collega Eisendrath* deelde hij dit in maart mee aan het Algemeen Afdeelingsziekenfonds Zaanland. Beide artsen moesten hun praktijk overdragen en mochten daarbij geen aandeel in de opbrengst van de opvolger houden.2 Ook het gemengd gehuwde doktersechtpaar moest in januari 1942 naar Amsterdam.

‘Ons Verpleeghuis’

Karel de Leeuw ging alleen. Jacoba was net zwanger en vanwege ziekte opgenomen in een Zaans verpleeghuis. Het ging om ‘Ons Verpleeghuis’ aan de Boschjesstraat 4 in Koog, waar een kraamafdeling was. Koog aan de Zaan was op 30 maart 1942 aan de beurt om ‘Judenrein’ gemaakt te worden. Dat bleek Jacoba niet te treffen. Gemengd gehuwden vielen intussen niet meer onder de ‘evacuatie’-bepalingen. En zieken met doktersattest eerder in Zaandam al niet. Jacoba kan in het verpleeghuis met twee joodse medebewoners te maken hebben gehad. De Amsterdamse Wil Zaalberg van Zelst* werkte er in die tijd als verpleeghulp; zij was halfjoods en viel evenmin onder de verbanning. Vanaf 21 april 1942 woonde in het huis aan de Boschjesstraat ook Judith van Thijn*. Zij had een dag later eigenlijk uit Zaandijk ‘geëvacueerd’ moeten worden, maar mocht vanwege haar leeftijd voorlopig naar het ziekenhuisje van Koog aan de Zaan.

Amsterdam

Onbekend is hoe lang Jacoba de Leeuw-van Riessen in ‘Ons Verpleeghuis’ is gebleven. Volgens het persoonsbewijs, dat in 1945 werd bijgewerkt, zijn Karel en zijn vrouw op 18 augustus 1942 naar Harmoniehof 59-boven in Amsterdam verhuisd. Waarschijnlijker is dat Karel daar alleen heen ging, na 1 september en na eerst nog op de Willemsparkweg 75 te hebben gewoond. Op 25 augustus beviel Jacoba van een dochter. Deze kreeg de naam Anna Clara (‘Annette’), naar grootmoeder de Leeuw. De moeder overleed een week later, op 1 september.

Onderduik

Als weduwnaar genoot Karel niet langer de voorrechten van gemengd gehuwden. Hij vond een schuilplaats op de Amsterdamse zolder van Louise Kroon en haar dochter Pauline.3 Daar bleef hij tot de winter, toen zijn onderduikplek te koud en gevaarlijk werd. In Zaandam vond hij een nieuwe schuilplaats, in de Havenstraat 17. Karel de Leeuw correspondeerde tijdens de onderduik, onder de schuilnaam ‘Jan’, met zijn goede vriend Wim Bolding uit Zaandam. De dochter van Wim en Toos Bolding, Marjon, was zeven dagen voor Annette geboren. Ze wisselden ideeën uit over hoe en waar de invasie zou kunnen plaatsvinden. Karel speculeerde over een tunnel onder het Kanaal. In dezelfde brief schreef hij over de twee meisjes. “Vergelijkingen maken kan ik niet goed in de gegeven omstandigheden. Wel weet ik dat Annetje nog niet verstaanbaar praat, maar verder ook actief en pienter is.” De brief is vermoedelijk van eind 1943 (zie de illustratie). Annette was op een ander adres ondergebracht, in het gezin van Karels zuster Marie. Zij was getrouwd met de niet-joodse huisarts Jan Schultsz en woonde aan de Willemsparkweg 72. Het betrof een gezin met drie kinderen. Zowel Marie als Annette kwam ongeschonden door de oorlog. Annette kwam na de bevrijding terecht in het nieuw gestichte gezin van Karel de Leeuw en Maretta Catharina IJdenberg.

Havenstraat

Een meisje dat naast Karels onderduikadres aan de Havenstraat woonde, herinnert zich: “’s Ochtends zwaaiden ik en mijn zusje vanuit ons slaapkamerraam altijd naar de buurman, die al vroeg naar zijn werk op Schiphol ging. Op een dag vroeg moeder ons om aan tafel te komen zitten, want ze had wat te vertellen. ‘De oorlog is uitgebroken en er is nog meer vreselijk nieuws: buurman Leendert is bij een bombardement op Schiphol omgekomen.’ Dat was een grote schok, want ze waren erg op elkaar gesteld.” Het buurmeisje weet zich ook te herinneren dat ze geregeld bij de buurvrouw met haar zoontje ging spelen toen die in de box lag, of ze mocht een eindje met de kinderwagen over de dijk rijden. Ook was ze er een keer toen er boven geluid klonk. Dat vond ze raar, want de buurvrouw woonde er alleen met de baby. Ze werd even aangekeken, maar geen van beiden zei iets. Instinctief wist het meisje dat ze haar mond moest houden. Bij een later bezoek hoorde ze het geluid nogmaals. Later bleek het Karel de Leeuw te zijn geweest.

Kliniek

In maart 1943 was Karel de Leeuw ondanks de onderduik enige tijd werkzaam als arts. Hoogleraar kindergeneeskunde Simon van Creveld kreeg toestemming om in Amsterdam-Oost een kliniek op te richten voor joodse kinderen. Het initiatief kwam van de Joodsche Vereniging voor Verpleging en Verzorging (JVVV), die voor het pand Pretoriusstraat 18 ook de huur betaalde. Karel, ondersteund door verpleegster Mientje Speyer-Leon, werd als arts aan de kliniek verbonden. Alle drie de medewerkers kregen een Sperr. Het is onduidelijk hoe lang de kliniek in deze maanden van totale deportatie heeft kunnen functioneren.

Bevrijding

Karel overleefde de oorlog, maakte in Zaandam de bevrijding mee en trouwde met de vrouw die hem zijn onderduikplaats had gegeven, Maretta Catharina IJdenberg, weduwe van Leendert van Klaveren. Zij woonde aan de Havenstraat 17.4 Haar eerste man -met wie zij een zoontje van ruim zes maanden had- was op 10-5-1940 als dienstplichtig soldaat om het leven gekomen bij een bombardement op Schiphol. Maretta was een dochter van Jacob IJdenberg, tijdens de oorlog wethouder in Zaandam. Karel de Leeuw maakte in Zaandam de bevrijding mee en begon op de Stationsstraat 82 opnieuw met zijn huisartsenpraktijk. Het echtpaar kreeg drie zoons, Henry, Alex en Peter.

Stationsstraat

Nadat Karel en Jacoba de Leeuw gedwongen waren om Stationsstraat 82 te verlaten werd hun huurwoning in november 1942 in gebruik genomen door Tonny Jansen. Deze politieman was overgeplaatst van Harlingen naar Zaandam en zou daar in 1943 de korpscommandant worden. Hij speelde een discutabele rol door zowel de Duitsers als de illegaliteit van dienst te zijn. Deze opportunistische houding kostte hem na de oorlog zijn vrijheid. Hij werd veroordeeld tot 2,5 jaar cel. Toen Karel de Leeuw na de bevrijding terugkeerde naar de Stationsstraat bleek Jansen er een chaos van te hebben gemaakt. Het huis lag vol met lege wijnflessen en wekte de indruk dat er comfortabel was geleefd. Kort na de bevrijding stond er een familielid van Jansen voor de deur die verzocht om de clivia af te geven waarop neef Tonny zo gesteld was. Een verbijsterde Maretta IJdenberg poeierde de vrouw af.

Verwanten

Ook Karels moeder, Anna Clara de Leeuw-de Lieme, en een neef, Bernard Chits, doken in Amsterdam onder bij moeder en dochter Kroon. Ze konden er geruime tijd blijven en overleefden de oorlog. Karel had drie broers (Alexander Salomon, Henry en Hugo) en een zuster (Marie). Alexander Salomon5 is in Auschwitz vermoord. Hij was een vooraanstaand communist, sociaal advocaat en publicist. Alex dook niet consequent onder en werd in mei 1941 opgepakt, en evenals veel partijgenoten naar kamp Schoorl en later kamp Amersfoort gestuurd. Hij maakte zich vooral zorgen over de gezondheid van zijn moeder en schreef haar tot zijn bittere einde brieven om haar te vertellen dat het goed met hem ging. In juli 1942 werd hij naar Auschwitz gedeporteerd. Daar stierf mr. Alex de Leeuw op 4 augustus 1942 in de gaskamer. Zijn brieven maken deel uit van het archief Ger Harmsen op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). Harmsen wijdde een uitgebreide biografische studie aan hem. De andere kinderen hebben de oorlog overleefd.