Lewin (Marcus)
Laatste wijziging: 27 april 2016
Marcus (‘Max’) Lewin (Amsterdam, 2-10-1919 – Amsterdam, 17-5-2011)1
Max Lewin was de zoon van kleermaker Mozes Aron Lewin (14-2-1897) en Branca Acathan (11-3-1897). Toen Max drie jaar was, scheidden zijn ouders. Mozes hertrouwde een jaar later met Rachel Smit (Amsterdam, 9-10-1893). Zij en haar man zouden op 9-7-1943 om het leven worden gebracht in Sobibor. Max zei daar na de oorlog over: “Mijn vader (…) geloofde dat de mens in wezen goed was. Hij sloot de ogen voor het nationaalsocialisme. Hij kon zich niet voorstellen dat de mens in staat zou zijn tot de dingen die Hitler wilde. Ik geloofde dat wel. Ik wist het. Ik wist dat Hitler zou uitvoeren wat hij in Mein Kampf schreef. (…) Ik zal het nooit vergeten dat mijn vader zei: als je de ster niet draagt ga je naar Mauthausen. En waar ga je heen, als je hem wel draagt, zei ik.”
Onderduik
Toen hij in 1942 een oproep kreeg om te gaan werken in Ruinen, dook Max onder. “Ik ben alle papieren gaan halen, zelfs het treinkaartje. De avond tevoren ben ik op het station gaan kijken hoe de wachtkamer er uit zag. Ik had mijn treinkaartje willen afgeven om daarna door een andere deur te verdwijnen: zo perfect mogelijk zoekraken in de organisatie. Maar er was geen andere deur in de wachtkamer. Daarom ben ik een week eerder ondergedoken.” Hij reisde per trein van Groningen naar Zaandam, waar op het Zuider Valdeurspad 39 zijn vriendin Francisca Klitsie woonde. “Ik kwam terecht in een coupé met twee WA-mannen. Er waren twee mogelijkheden. Ten eerste: ik kon opvallen door een schrikreactie. Ten tweede: ik kon gewoon gaan zitten. Ik deed het laatste. Ik heb met de heren heel gezellig gepraat over het NSB-programma. Ik had de tweede uitgave. Ik kende de punten uit mijn hoofd. Ze hadden niets in de gaten.” Zijn latere schoonouders (Gerrit en Maria Klitsie) zouden Lewin onderdak geven tot aan de kerstdagen van 1944.
Bosboom
Vlakbij zijn onderduikadres woonde Hanna Bosboom. Zij huisvestte vele joodse onderduikers en via haar kwam Lewin waarschijnlijk in contact met de Zaandamse verzetsman Piet Bosboom*, haar broer. Lewin: “Ik heb mijn eerste persoonsbewijs via Bosboom gehad. Er zat een zegel op de achterkant. Dat kon je er niet makkelijk afhalen. Daar heeft Piet Bosboom bij geholpen. Er moest een andere pasfoto in. Ik heb de oude foto er met een vlijmscherp mesje afgeschraapt en, na er mijn eigen foto te hebben ingedaan, de stempel bijgetekend met Oost-Indische inkt. Piet Bosboom vond dat de vingerafdruk anders moest. Hij was wel een beetje zenuwachtig. Piet had mijn wijsvinger vast en draaide die heen en weer. Mijn vingerafdruk viel daardoor een beeje dik uit. Dat maakte me wel nerveus. Ik voelde me dan ook niet zo zeker met dat persoonsbewijs.” Vanaf die dag ging Lewin door het leven als de in Lisse geboren slagersknecht Hendrik Schrier.
Lees meer
Familie Kos
Na kerst 1944, toen het op het Zuider Valdeurspad te gevaarlijk werd, belandde hij op nog drie onderduikadressen in Zaandam. Het eerste was aan de andere kant van de Zaan. Koopman Simon Spier (de vader van de latere architect en D66-senator Edo Spier) droeg daarvoor zorg. Lewin: “Ik weet niet hoe hij bij mij kwam. Via via waarschijnlijk. Hij heeft geregeld dat ik een paar dagen op het Blauwe Pad kon blijven, bij een Surinaamse mevrouw. Daarna ben ik in een zijstraat van de Westzijde terechtgekomen, bij de familie Kos. Dat waren een man en een vrouw van het Leger des Heils. Zij speelde trombone in het orkest van het Leger. Ze hadden een dochtertje, Beatrice. Trixie. Ik ben er kort geweest. Een paar weken, hooguit.”
Nationaal Steunfonds
Het Nationaal Steunfonds, in de persoon van Zaandammer Dirk van Onselder, voorzag hem ook van financiën en voedselbonnen. Lewin: “De eerste maanden werden ze gebracht door Hoogendoorn. Die werkte geloof ik voor een katholieke organisatie.” Hij doelde op de Zaandammer Cornelis Hoogendoorn of diens zoon Frits, kennissen van Piet Bosboom. “Maar die bleef opeens weg. Er zal wel iets gebeurd zijn. Toen nam Van Onselder het over. Hij bleef geld en bonkaarten brengen tot het eind van de oorlog.” Van Onselder regelde ook een nieuw persoonsbewijs voor Lewin. “Ik kreeg de naam van iemand uit Venlo, dat toen al was bevrijd. ‘Hendrik Loos’ stond er op. Van Onselder heeft ook geregeld dat ik kon onderduiken bij een aannemersbedrijf. Dat waren buren van hem, in de Jonge Arnoldusstraat.”
Schuur
Over zijn laatste adres, een schuur tegenover Van Onselders woning aan diezelfde straat, vertelde Lewin: “Ik moest nodig naar een kapper. Er was er een in de buurt, Bakker, en ik vroeg hem of hij geen woning te huur wist. Nee, zei hij, maar wel een schuur. Die stond bij de Zuiddijk, was van sigarenwinkelier Meijns en werd normaliter gebruikt voor feesten en partijen. Ik kon er via een stenen trap naar beneden komen. Die heb ik de laatste twee maanden van de oorlog gehuurd.” Max Lewin benutte zijn onderduikjaren met studie en het schrijven van een politiek-historisch boek, ‘De grote strijd’, dat echter nooit op de markt werd gebracht. Volgens Lewin was het ‘onvolledig en naïef’.
VRON
Max Lewin haalde ongeschonden de bevrijding en huwde in 1945 zijn katholieke oorlogsvriendin. Hij belandde in de handel en nam in 1959 het initiatief tot de oprichting van de Vrije Radio Omroep Nederland (VRON). Die zou korte tijd later uitgroeien tot Radio Veronica. Ook richtte hij enkele weinig succesvolle ultrarechtse partijen en bladen op. In 1975 werd hij gearresteerd op verdenking van een bomaanslag en jarenlange spionage voor Oost-Duitsland, beschuldigingen waarvan hij overigens werd vrijgesproken.
Voetnoten
1 R. Broekhuis en C. Vos, De geheime dienst; Schaap, E. Averechts. Het verwarrende leven van radiopionier, politicus en spion Max Lewin (1919-2011); Gesprekken met Max Lewin (29-11-2008, 11-12-2008 en 13-2-2009); Het Parool, 8-12-1966; de Volkskrant, 20-3-1975; Gezinskaart Stadsarchief Amsterdam