Lewkowicz (Samuel)

Laatste wijziging: 27 april 2016

Gezin Samuel Julius Lewkowicz (Zawiecz/Zawiercie, 16-8-1899)1, Margot Lewkowicz-Willinger (Dortmund, 22-11-1905) met dochter Regina (Duisburg, 9-5-1929)

Samuel werd in Zaandam geregistreerd als Israëlitisch en als Poolse koopman. De inschrijving van het uit Duisberg komende gezin vond plaats op 25 september 1933. De drie leden betrokken een woning op Zuiddijk 27a. De familie van Margot Willinger -haar moeder met twee zoons en een dochter- ontvluchtte Duitsland eveneens en woonde in Amsterdam.

Kleding

Hoewel Samuel Lewkowicz in Duisburg een meubelzaak had, begon het echtpaar in Zaandam een atelier en winkel in damesconfectie en nouveautés. De zaak werd op 20 oktober 1933 onder de naam Mode de Paris bij de Kamer van Koophandel geregistreerd. Een van zijn Nederlandse klanten bood hem hulp aan, mocht dat nodig zijn. Samuel maakte gebruik van het aanbod, dat afkomstig was van de Zaandamse politieman Van der Schaaf. In april 1935 verhuisde het ook door Aron Pais* geholpen gezin naar de Westzijde 77 b/a. Hier begon Samuel de import- en exporthandel Lewko. Daar kon hij zijn vrouw en vier jaar oude dochter laten overkomen. Margot Lewkowicz nam als enige bagage een schrijfmachine mee. Oma Lewkowicz zou ook een tijdje bij hen wonen. Ze wandelde af en toe met de kleine Regina in het Volkspark.

Gedempte Gracht

In november 1935 woonde men op de Gedempte Gracht 24, niet ver van de synagoge. Samuel verkocht er in het winkelpand de kleding die zijn vrouw Margot maakte. In de Stationsstraat woonde oma Rosenbaum-Fabian. Zij kwam vaak op bezoek en at dan graag erwtensoep. Ook Adam Drilsma woonde in de Stationsstraat. Zijn dochter Grietje was met een Pais getrouwd. Als Regina met Arie, of ‘broertje’, Pais op straat liep en opa Drilsma tegenkwam, kregen ze een snoepje uit een doosje. Dat moesten ze ‘pumpeldempumpies’ noemen. Broertje Pais had daar op een dag genoeg van. Toen opa Drilsma hem vroeg wat er in het doosje zat zei hij: “Een drol.”

Westzijde

In november 1937 verhuisde het gezin naar Westzijde 54a, boven de banketbakkerij Grauwelman. Je kon van daaruit de Stationsstraat overzien. Regina herinnert zich dat er ’s zomers paardendraverijen werden gehouden. Margot Lewkowicz leidde op deze bovenwoning het confectieatelier en had verschillende meisjes in dienst. Toen zij last kreeg van reuma en hoofdpijn werd de zaak opgedoekt. Wel bleef ze voor vaste klanten werken, met behulp van thuisnaaisters. In juli 1939 begon Samuel met een compagnon op dit adres ook het Algemeen Reis- en Passagebureau Arepa.

School

Dochter Regina ging in de jaren ’30 naar de relatief deftige School 9. Zij was het enige joodse kind in haar klas, waarin verder onder andere Albert (‘Bertje’) Heijn zat. Ook Eva en Manfred Rosenbaum en de kinderen-Bruynzeel gingen erheen. De anderen waren wel eens jaloers op het vrij dat ze kreeg tijdens joodse feestdagen. Op sjabbesmiddag ging Regina naar de bijsjoel, waar de populaire Leo Knopf* met de kinderen zong en spelletjes deed. Op zondagmorgen en woensdagmiddag had ze er joodse les, met leeftijdgenootjes als Hani Kzernitzki* en Elsje Smit*. Haar vriendinnetje Roosje Drilsma* zat in een hogere groep. Ook Anna van Santen was een speelkameraadje.

‘Arisch’ zwemmen

De bedrijfjes van het echtpaar Lewkowicz zullen hetzelfde zijn behandeld als alle joodse ondernemingen: registratie, overmaking van gelden en tegoeden naar de Liro-bank, aanstelling van een niet-joodse Verwalter. Arepa moest al in november 1940 worden gesloten. Vanaf mei 1941 waren zwembaden voor joden verboden. Dat gold dus ook het schoolzwemmen voor joodse leerlingen. Regina was gek op zwemmen. Vaak ging ze naar het Sportfondenbad aan de Mauvestraat. Voorafgaand aan een zwemwedstrijd tegen een andere school kwam schoolhoofd S. Dijkstra huilend aan Regina’s ouders vertellen dat hun dochter niet mocht meedoen. Regina was met zwemmen de beste van haar klas. Ze ging toen maar vaker in de Zaan zwemmen, soms samen met Nellie de Zeeuw (van de bakker schuin tegenover hen). Onder de olie en kleine stekelbaarsjes kwamen ze dan weer thuis.

‘Joden-hbs’

Kort daarna kwam meester Dijkstra opnieuw langs, dit keer om mee te delen dat Regina in september niet meer welkom was op het Gemeentelijk Lyceum. Een derde keer kwam hij zeggen dat Regina evenmin tijdelijk naar de lagere school mocht. Regina zwierf vervolgens maanden langs de straat, voor ze in november met de boot en de tram naar de ‘joden-hbs’ aan de Amsterdamse Mauritskade ging (zie Sanders* en Van Dien*). Met Chanoeke kreeg ze haar kerstrapport. Ze verwachtte slechte cijfers, maar het bleken allemaal voldoendes. Blij kwam ze thuis, maar haar vader reageerde apathisch en haar moeder kortaf. Er was iets belangrijkers gebeurd: ze moesten in het nieuwe jaar naar kamp Westerbork. Regina moest de kunstschaatsen met witte schoenen die ze voor Chanoeka kreeg bij de gereedschappenwinkel in de Westzijde gaan ruilen voor een rugzak en een motorbril. In de oproep stond immmers dat men alleen het hoogstnodige mocht meenemen en dat het in Westerbork erg stoffig was. De oproep beantwoordde aan de maatregel van 5-12-1941 die buitenlandse joden opriep tot ‘vrijwillige’ emigratie. Er was overleg met familie in Amsterdam wat te doen.

Van Hall

Het op Westzijde 42 wonende echtpaar Van Hall stelde voor om vader en moeder Lewkowicz naar Zwitserland te brengen en Regina bij hen te laten onderduiken. Maar Samuel Lewkowicz geloofde niet dat de oorlog lang zou duren en Regina wilde niet bij haar ouders vandaan. Walraven van Hall zou later bekendheid krijgen als de ‘bankier’ en zelfs ‘premier’ van het verzet.2 De familie Lewkowicz werd net als 75 andere buitenlandse, veelal staten- en bezitloze joden in januari 1942 naar Westerbork gevoerd. De verzamelplaats was Regina’s school aan de Stationsstraat. Ze kon nog afscheid nemen van meester Dijkstra.

Westerbork

Ouders en dochter Lewkowicz behoorden tot de eerste Zaans-Duitse vluchtelingen in Westerbork. Op 3 februari 1942 werden ze daar ingeschreven, als de nummers 2-4. Samuel Lewkowicz werd in Westerbork barakleider. Daardoor kon deportatie worden uitgesteld. In januari of het voorjaar van 1944 werd de familie net als veel andere alte Kamp-Insassen vanuit Westerbork naar Theresienstadt gedeporteerd. Dat was relatief gezien het minst slechte concentratiekamp.

Auschwitz

In de herfst van 1944 werden er nieuwe transporten vanuit Theresienstadt aangekondigd. Jonge mannen moesten naar de omgeving van Berlijn voor ‘Arbeitseinsatz’. Vrouwelijke relaties konden zich vrijwillig melden. Samuel Lewkowicz vertrok op 28 september alleen en eindigde in Auschwitz-Birkenau. Hij had tegen zijn vrouw gezegd dat ze zich niet vrijwillig moest aanmelden. Zijn vrouw en dochter gaven zich in de navolgende dagen toch ‘vrijwillig’ op en kwamen een week later op een andere plek in hetzelfde kamp terecht, zonder te weten waar Samuel was.

Registratie

Toen ze in Birkenau uit de trein stapten fluisterde een man in een gestreept pak: “Tussen twintig en dertig.” Margot Lewkowicz begreep de bedoeling. Ze zei tegen haar dochter: “Jij bent twintig, ik ben dertig”, en ging apart van haar lopen. Ze hadden allebei dikke gezichten, leken jong en gezond en werden naar de goede kant gestuurd. De kleding moest uit, ze werden overal geschoren, moesten tussen twee tafels door en kregen een nummer geprikt. Daarna werd er een injectie gegeven. Margot was bang voor injecties en trok haar dochter mee, voorbij de tafel. Ze ontliepen de inenting. Later bleek het tegen typhus te zijn. Het lot bleek hen gunstig gezind; ze kregen geen typhus.  Allen overleefden Auschwitz, tot aan de evacuatie in januari 1945. Die vond plaats onder erbarmelijke omstandigheden, lopend en per trein.

Andere kampen

Vader Lewkowicz kwam in Sachsenhausen (bij Berlijn) terecht. Moeder en dochter belandden na een treintocht die drie weken duurde in Freiberg (onder Dresden). Het was een buitencommando van Flossenburg, waar voor de vliegtuigfabrikant Messerschmitt werd gewerkt. Ze hoorden het bombardement op Dresden van 12 februari 1945. Half april werd Freiberg geëvacueerd. Doodziek en uitgeput kwamen moeder en dochter Lewkowicz terecht in het Oostenrijkse kamp Mauthausen. Daar vonden verkrachtingen plaats door mannelijke medegevangenen. Over hun aankomst in Mauthausen vertelde Regina: “We stonden daar in de absolute duisternis en je wist niet wat er gebeurde. En dan zie je vage figuren in donkere capes in de richting van een aantal van ons, wij vrouwen, komen en iets beweegt. Maar wat er beweegt weet je niet. Destijds was ik vijftien. Er was je nooit iets over het leven verteld. En wat die onduidelijke bewegingen onder de capes daar in de verte waren, je had geen idee. Je begreep het pas later. Je maakte geen geluid. Zij, de vrouwen, werden simpelweg aangevallen, en hadden maar te verdragen wat hen overkwam, daar onder zo’n zwarte cape. In die donkere, zwarte gang.”

Repatriëring

Regina en haar moeder slaagden erin om in leven te blijven tot aan hun bevrijding door de Amerikanen. Het Rode Kruis bracht hen naar Frankrijk. In een repatriëringskamp ontmoetten ze Lilo Jäger-Ardel*. In augustus 1945 keerden ze via Parijs terug naar Nederland. Daar bleek Samuel al drie weken te zijn. Hij was in Sachsenhausen door de Russen bevrijd.

Vervolg

Het gezin Lewkowicz was lichamelijk en geestelijk doodziek. Regina had tbc. Ze keerden terug naar Zaandam en kregen het huis van een NSB’er op de Zuiddijk 27. Toen Samuel Lewkowicz naar mensen ging waar hij spullen ter bewaring had ondergebracht, ontving hij een Mickey Mouse-wekker en een oud vestje terug. De rest was aan een dochter gegeven die in het huwelijk trad. Hij was geestelijk te zwak om zich te verzetten.

Koude Oorlog

In het begin van de Koude Oorlog wantrouwde de Nederlandse inlichtingendienst Samuel Lewkowicz. In een rapport d.d. 25-2-1946 schreef de Rijksrecherche in Amsterdam over hem: “Blijkens inschrijving in het Handelsregister is hij eigenaar van de confectiefabriek ‘Vexo’ te Zaandam. Hij zou samenwerken met een confectiefabriek aan de Keizersgracht te Amsterdam. Hij staat te Zaandam niet ongunstig bekend en zou geen communist zijn. Opgevallen is, dat hij de Zaandam arriveerende Russische schepen dikwijls bezoekt en dan Russisch, althans geen Nederlands, Fransch, Duitsch of Engels spreekt. Hij bezit de Poolse nationaliteit. Het onderzoek wordt nog voortgezet, zoodat het hiervoor gemelde als voorloopige mededeelingen beschouwd moeten worden.”

Confectieatelier

Mevrouw Lewkowicz startte met haar dochter, die niet meer naar school kon gaan, inderdaad opnieuw een confectieatelier. Na enige tijd werd het bedrijf verplaatst naar Amsterdam. Men fabriceerde er mantels, mantelkostuums, japonnen en blouses. In juni 1949 werd de productie uitgebreid met jongens- en herenconfectie, regenkleding en pelterijen. Het bedrijf werd in 1969 opgeheven. Regina was inmiddels getrouwd met George C. Langsam en woonde in Amsterdam, aan het Sarphatipark. Daar werd op 29-6-1958 hun dochter Rosalie geboren. Regina overleed in 2006.