Moerbeek-Löwenstein (Sophia/Sophie)

Laatste wijziging: 27 april 2016

Gezin Sophia (‘Sophie’) Moerbeek-Löwenstein (Amsterdam, 22-6-1897)1 en Jan Moerbeek (Schermerhorn, 11-12-1894) met Marie (3-2-1925) en Jan (13-1-1937)

Het gezin Moerbeek woonde op de Parallelweg 112. Jan was drukker en Nederlands-hervormd. Achter de naam van Sophia -op de burgemeesterslijst heet zij ‘Sophie’- stond aanvankelijk als godsdienst ‘Nederlands-Israëlitisch’, later ‘geen’. Het echtpaar trouwde op 31 maart 1922. Jan woonde toen al op de Parallelweg. Sophia kwam uit het Zaandamse gezin Löwenstein*. Haar oudere zusters Hanna Overbeek* en Bets Vas* verhuisden in respectievelijk 1935 en na 1942 naar Koog aan de Zaan.

Valse aanmelding

Op 21 februari 1941 leverde Sophia haar aanmeldingsformulier in. Voor haar kinderen van 16 en 4 jaar deed zij dat niet. Daarnaast gaf zij op haar eigen formulier niet aan drie of vier joodse grootouders te hebben – wat gezien haar afkomst wel had gemoeten. Op het overzicht dat de gemeente in het najaar van 1942 van de aanmeldingen maakte, staat achter haar naam in eerste instantie GI. Die hoedanigheid zal ook op de persoonskaart zijn gezet. Sophia Moerbeek kreeg op 20 maart een gele kaart met het aantal van twee joodse grootouders er op, en zou later op haar persoonsbewijs geen ‘J’ gestempeld krijgen. Althans, zolang er geen nader onderzoek werd gedaan. Op het landelijk overzicht van de Rijksinspectie de dato 1 oktober 1941 werd ze nog als halfjood geteld. Haar broer Ies Löwenstein* gaf zichzelf helemaal niet op als zijnde ‘van joodschen bloede’. Over haar zuster Bets wordt in de familie hetzelfde verteld. Zij stond echter op de Zaandamse politielijst.

Kinderen

De gemeente maakte Sophia Moerbeek op 20 maart wel duidelijk dat ook voor haar kinderen Marie en Jan formulieren moesten worden ingevuld. Dat gebeurde. Op 24 maart kreeg het gezin de gele kaarten voor de kinderen, met onderop het aantal van twee joodse grootouders. Zij hadden net als hun moeder de hoedanigheid GI. Het gezin kreeg vanwege de financiële omstandigheden vermindering van leges en betaalde op 20 maart 50 cent en op 24 maart 1 gulden. Omdat zij niet godsdienstig waren, kon de gemeente niet gedwongen worden het restant te verhalen op de Nederlands-Israëlitische Gemeente.

Toch Volljude

Sophia Löwenstein komt echter voor op de burgemeesterslijst van 3 maart 1942. Net zoals de andere gemengd gehuwden staat zij ook genoemd op de politielijst van 30 maart. Ze kon in Koog aan de Zaan blijven, maar haar status was niet meer GI. Op de gemeentelijke opgave van juli 1942, die bevestigt dat zij met haar gezin terecht niet naar Amsterdam was gegaan, staat ‘Voll Jude’ achter haar naam. Even boven haar staat de naam van haar zuster Hanna, ook als voljood. Wat er is gebeurd, blijkt uit het overzicht uit het najaar van 1942. De aanduiding GI bij ‘Löwenstein S.’ is in tweede instantie doorgestreept en door een ‘J’ vervangen. In de laatste kolom staat de opmerking: “Blijkt na informatie J te zijn.” Die informatie was niet moeilijk te vinden. Sophia’s zuster Hanna Löwenstein had op het aanmeldingsformulier wél drie of vier joodse grootouders ingevuld. Over de wijziging van GI naar J op Sophia’s papieren is geen correspondentie bewaard gebleven.

‘Jodenster’

De burgemeester schreef het Gewestelijk Arbeidsbureau dat Jan Moerbeek niet bij de joodse mannen tussen 41 en 60 hoorde die Arbeitseinsatz moesten leveren. Ook dit echtpaar liet zich in september 1942 als werkelijk gemengd gehuwd registreren. Het kost hen 2 gulden. Het zou bescherming bieden tegen de arbeidsplicht, maar niet tegen het dragen van de jodenster. Er waren veel pesterijen en bedreigingen.

Het gezin Moerbeek overleefde de Holocaust.

1 Aanmeldingslijsten maart 1941, nummer 18 (3 pers.) en najaar 1942, nummer 38, 43-44; Burgemeesterslijst nr. 22; Politielijst elfde adres; Opgave gemengd gehuwden juli 1942 nummer 10-12; verklaring gemengd gehuwden september 1942; Gezinskaart; Mededelingen Max Olij, februari 2001, Liesbeth Kamst, juni 2005