Neuman (Channa)

Laatste wijziging: 27 april 2016

Channa (‘Ans’) Neuman (21-4-1936)1

Op 12 mei 1944 arresteerde de politie in de Smidstraat 39 het joodse meisje Channa Neuman. Ook de bewoners, het echtpaar Cornelis Ruska (op 25-3-1991 in Zaandam overleden op 87-jarige leeftijd) en Cornelia Ruska-Hartman (op 28-8-1997 overleden op 88-jarige leeftijd), werden meegenomen. Hans Luiten uit Zaandam weet zich een verhaal van zijn grootmoeder te herinneren ‘over een meisje dat plots in de straat kwam wonen en op het einde van de oorlog als blijkbaar joods kind werd opgehaald’.2 Op 13 mei werden de pleegmoeder en de onderduikers naar de Sicherheitsdienst in Amsterdam vervoerd. Die kenden het onderduikstertje op dat moment alleen onder haar schuilnaam, Ans.

Familie Zaaijer

Ruska was los arbeider. Cornelis en Cornelia woonden sinds hun huwelijk in 1935 op de Veldweg in Westzaan. Zij, zelf kinderloos, namen daar twee joodse kinderen op in hun huis: Channa Neuman en Joseph Beugeltas* (Amsterdam, 22-11-1932). Ze kregen gedurende de onderduik de achternaam van hun pleegouders toebedeeld. Het tweetal was bij de Ruska’s terechtgekomen via het echtpaar Jan en Annie Zaaijer-Vlind, dat zelf ook meerdere onderduikers herbergde en eveneens op de Veldweg woonde. In 1943 vroeg Jan Zaaijer aan het echtpaar Ruska of het de twee joodse kinderen in huis wilde nemen. Via de illegaliteit ontvingen ze een bescheiden geldbedrag voor het onderhoud van de kinderen. Naar school konden de twee echter niet.

Verhuizing

In 1944 zou de Veldweg onder water worden gezet. De Ruska’s en Channa verhuisden daarom naar de Smidstraat 39 in Zaandam (na de oorlog Jan Bouwmeesterstraat). Daar woonden zoveel kinderen dat één meer of minder niet zou opvallen. Channa kon naar de Dik Tromschool, vlakbij haar onderduikadres. Joseph Beugeltas was inmiddels vertrokken, met zijn vader, en zou op 22-5-1944 in Auschwitz worden vermoord.

Jan van de Wijngaarden

Op 12 mei 1944 haalde de politie Channa en Cornelia van huis. Ze moesten naar het SD-kantoor aan de Amsterdamse Euterpestraat. Channa moest blijven, haar pleegmoeder mocht vertrekken. Omdat ze weigerde haar pleegkind in de steek te laten, overnachtte ze in een SD-cel. De volgende dag kon ze met een kennis mee terug naar Zaandam, terwijl Channa werd verhoord. “Ik was toen zeven jaar”, vertelde -inmiddels- Hans Vreeswijk-Neuman in 2017 aan maandblad Vrij Nederland. “Ze confronteerden mij met de man uit de verzetsgroep bij wie mijn moeder ondergedoken zat, Jan van de Wijngaarden. Ik was daar een paar maal geweest in de oorlog, ik was dol op die mensen. Toch heb ik toen gezegd: ik ken hem niet. Na de oorlog zei hij tegen me: ‘Dat jij toen niet “Dag ome Jan!” hebt geroepen, daaraan heb ik mijn leven te danken.'”

Joodse crèche

Channa werd in haar eentje doorgestuurd naar de Hollandsche Schouwburg, die bij haar overkwam als ‘een enorme stationshal volgepropt met mensen’. Vandaar werd ze naar de aan de overkant gelegen Joodse crèche gebracht. Haar volgende ‘adres’ werd Westerbork. Van daar kwam ze met het kindertransport van 13-9-1944 in Bergen-Belsen terecht. Samen met een meisje  dat Clara Piller heette, was ze het oudste kind in dit transport. Hans Vreeswijk-Neuman in het VN-interview: “Het was midden in de nacht toen we na een treinreis van vier dagen in Bergen-Belsen aankwamen. De moffen liepen daar rond met honden. Het was er heel afschuwelijk, maar ik ben niet gaan gillen, ik moet mijn gevoelens en mijn denken op dat moment helemaal hebben stopgezet.”

Theresienstadt

De kinderen werden op 19-11-1944 doorgestuurd naar doorgangskamp Theresienstadt. “In Theresienstadt lag ik lange tijd in een ziekenhuis. Net als veel andere kinderen had ik buiktyfus, maar ik werd goed verzorgd, het was een goed ziekenhuis.” De bevrijding kwam op 3-5-1945, toen de Duitsers het kamp overdroegen aan het Rode Kruis. Vijf dagen later kwamen er Russische soldaten. “Dat was alleen maar heel geweldig, ik kan me niets van excessen herinneren. Ze waren heel schattig tegen de kinderen.” Na enige tijd reisde Channa per legervrachtauto terug naar Nederland. “Ze dumpten me in een kindertehuis in Laren. Maar mijn moeder, die drie concentratiekampen had overleefd, ontdekte mijn naam op een Rode-Kruislijst in de etalage van een winkel. Op een fiets met houten banden kwam ze uit Amsterdam naar Laren gereden. Dat was een buitengewone hereniging.”

Moeder

Channa woonde in de oorlog met haar ouders aan het Iepenplein 12 hs. in Amsterdam. Daar had het gezin een galanterieënwinkel. Channa’s vader, Isak Neuman (Skoloszow, Polen, 18-7-1904), werd later portier in de Joodsche Invalide, een Amsterdams verzorgingstehuis. Hij stierf op 31-5-1945 in Bergen-Belsen. Zijn echtgenote Hendrika Neuman-Ricardo (Amsterdam, 17-3-1911 – Amsterdam, 5-6-1994) overleefde de Sjoa dus wel. Hans Vreeswijk-Neuman over haar vader: “Ik dacht steeds: hij is nog onderweg. Die komt nog wel. Mijn moeder kreeg uiteindelijk het bericht van het Rode Kruis dat hij dood was. Ik niet. Daar was ik te klein voor.”

Verjaardag

Na de oorlog woonde Hendrika Neuman met Channa onder meer aan de hoofdstedelijke Jacob van Lennepkade 67 hs (1946) en de Overtoom 122 II. Op 21-4-1946 kwam Ans voor het eerst sinds haar terugkeer uit Bergen-Belsen weer bij haar pleegouders in Zaandam. Ze was jarig, reden voor een feestje. Channa (ze noemde zich toen overigens Hans) trouwde op 18-11-1959 met Rudolf Jan Vreeswijk, met wie ze in de 1e Helmersstraat 48 ging wonen.

1 Mededeling van Erik Schaap (maart 2006); www.joodsmonument.nl; www.gaa.nl; Informatie van Judy Arends (20-5-2012) en Wil Arends-Hartman (3-6-2012) en Henk Krigee uit Zaandam (28-6-2014); levie-kanes.com; Vrij Nederland (mei 2017) 

2 http://hansluitenzaanstad.web-log.nl