Pais (Aron)
Laatste wijziging: 27 april 2016
Gezin Aron Pais (Harlingen, 5-3-1866 – Sobibor, 4-6-1943)1 en Rebecca Pais-Blitz (Amsterdam, 14-7-1873 – Sobibor, 4-6-1943)
Het echtpaar Pais trouwde op 17 juni 1897 in Harlingen. Hij was Portugees-Israëlitisch, zij Nederlands-Israëlitisch. Op 17 juni 1896 kwam Pais als ‘koopman’, aanvankelijk straathandelaar, naar Zaandam en ging wonen aan de Hoogendijk 41. Negen jaar later verhuisde hij met zijn vrouw naar nummer 72 en tenslotte, op 27 maart 1909, trok het gezin naar nummer 30. Hun winkel heette toen Magazijn De Kotter, Scheepsbehoeften Pais Jzn. Er was op nummer 67a ook een Opslagplaats Pais, achter de Czaar Peterstraat, bij de niet meer bestaande Koesteeg.
Tien kinderen
In 1900 stond Aron Pais in Zaandam bekend als koopman in oud touw en leer. Hij behoorde toen tot de minst verdienende joodse Zaandammers. Alle tien zijn kinderen werden in Zaandam geboren. Acht van hen bleven in leven: Jozeph of Joseph* (26-11-1898), Elisabeth (‘Lies’) (6-3-1900), Abraham* (‘Bram’, 12-3-1902), Levie* (‘Loe/Lou’, 26-7-1904), Salomon (27-6-1905), Benjamin* (‘Bennie’, 25-3-1907), Gabriël (‘Chiel’, Zaandam, 21-8-1910 – Sobibor, 11-6-1943) en Adam (Zaandam, 12-3-1917 – Ebensee, 14-4-1945). De tweeling Henrik Wladimir en Albrecht Ernst (1913) overleed binnen een maand na de geboorte. De Sjoa zou hun ouders, vier kinderen en het merendeel van hun gezinsleden het leven kosten.
De zoons
De familie woonde dus vanaf 1909 op Hoogendijk 30, vlakbij de Czaar Peterstraat. Zoon Jos schoof door naar het naastgelegen grote hoekpand, op nummer 28a/b. Daar was vanaf eind twintiger jaren zijn toen bekende zaak in fietsen, annex fietsenstalling. Levie Pais nam Magazijn De Kotter over van zijn vader. Hij woonde met zijn ouders en de andere, nog ongetrouwde kinderen boven en achter de winkel. Abraham huwde in 1929 een dochter van Adam Drilsma* en begon in Wormerveer een eigen zaak in scheepsbenodigdheden. Benjamin woonde vanaf 1921 in Harlingen, waar hij trouwde met Sara Boas. Rond 1935 keerde hij met zijn gezin terug naar Zaandam. Salomon Pais ging in 1929 naar Koog aan de Zaan. Hij trouwde met de niet-joodse Jannetje Bakker (Assendelft, 1907). Salomon was ‘filiaalhouder A. Heijn’. Het echtpaar had een winkel aan de Raadhuisstraat 17. In 1932 werd hun zoon Gerard geboren. In april 1938 verhuisde het gezin naar Amsterdam, Niersstraat 2. Gabriël ging in 1932 naar Wijk aan Zee en begon een winkel in Beverwijk. Het jongste kind, Adam, vertrok in 1936 naar Amsterdam, maar woonde in januari 1942 waarschijnlijk weer thuis.
Lees meer
De zaak
De firma Pais was in de jaren dertig, in de woorden van Harry Führer, ‘de grootste scheepsleverancier van de stad. (…) Het magazijn was gevuld met kabels, touw, ankers, navigatie-instrumenten, katrollen, gereedschap, radio’s, motoronderdelen en letterlijk al het andere dat nodig zou kunnen zijn op een oceaanstomer (…) De schepen, geladen met hout, kwamen uit Finland en de Baltische Staten, maar vooral uit Rusland. De gemeenschappelijke taal was overwegend Duits, maar op de krakende radio was dat soms nauwelijks verstaanbaar’.
Vluchtelingen en oorlog
De familie Pais stond bij de Duitse vluchtelingen die vanaf 1933 naar Zaandam kwamen als hartelijk bekend. Rudolf Kaplan* woonde in 1937 korte tijd bij Aron Pais. Aron en Rebecca Pais, hoofden van een bloeiende nieuw-Zaanse familie, verloren vanaf juli 1940 door de ‘arisering’ van hun winkel, onteigening van geld en saldi en tal van andere maatregelen veel van hun bezittingen en rechten. Op 17 januari 1942 moesten zij met de nog thuis wonende kinderen Zaandam verlaten. Op 27-8-1942 schreef het Zaandamse filiaal van de Rotterdamsche Bankvereeniging het weinige resterende saldo op Pais’ bankrekening, 1,87 gulden, over naar de Duitse roofbank Lippmann, Rosenthal & Co. In het onbeheerde pand ‘van de Israëliet Pais’ aan de Hoogendijk 30 sprong op 15 maart de waterleiding. Het werd bij de politie gemeld2, die het doorgaf aan de familie Pais in Wormerveer, zoon Abraham.
Veiligstelling
Lies Pais vertelde in 1946 over de januaridagen van 1942. “Op 14 Januari bracht één van mijn broers mijn ouders naar Wormerveer bij mijn broer Bram thuis, omdat mijn moeder ziek was en niet in het ziekenhuis kon worden opgenomen. Op 17 januari ging ik naar Amsterdam en woonde daar in bij Rijndorp, poelier, in de Weesperstraat; deze menschen kende ik, daar deze vroeger naast ons gewoond hadden. Van hieruit bezocht ik mijn ouders en broer te Wormerveer en ging ook wel eens naar Zaandam. Ik heb in Zaandam onze winkel leeggehaald van 16 op 17 Januari 1941 [ze bedoelde uiteraard 1942] met personeel van de firma Van Klaveren te Zaandam. Van Klaveren heeft een gedeelte hiervan voor mij bewaard, de rest is bij Avis Oliehandel te Zaandam in het kantoor gebracht; later is dit naar een andere plaats overgebracht. De meubelen zijn gedeeltelijk ’s nachts uit huis gehaald en gebracht naar de smid, Hoogendijk 58 Zaandam en bij de buren Kaai en Barnar, Hoogendijk 34. Ook zijn er nog enkele goederen gebracht naar de onderstaande adressen: Vermeer, Nieuweweg Wormer; Noomen, Hoogendijk 24 Zaandam; Bakker, Czaar Peterstraat hoek Czarinastraat Zaandam. De sieraden heb ik in bewaring gegeven aan de schoonouders van mijn broer Adam, genaamd Engel, machinefabriek Oostzijde 62 of 63 Zaandam. Enkele kisten met goederen heb ik bij Sabel, oliefabriek te Zaandam gebracht.”
Opheffing bedrijf
Per brief d.d. 29-5-1943 werd Omnia Treuhandgesellschaft officieel aangesteld als ‘Liquidationstreuhändler’ van Hoogendijk 30 en 67a. Deze organisatie liquideerde wel vaker Zaanse bedrijven die voordien joods eigendom waren. Als uitvoerder (‘Abwickler’) werd Omnia-medewerker S.J. Gorter uit Beverwijk benoemd. Uit een andere brief blijkt overigens dat Omnia de winkel al sinds 12-8-1942 beheerde en de verkoop van scheepsmaterialen nog een tijdje voortzette. Per 17 augustus 1943 werd magazijn De Kotter opgeheven.
Verkoop
Gorter probeerde het winkelpand en de opslag te verkopen. In eerste instantie leek zijn poging succesvol. J.R. Kessler uit Amsterdam kocht de opstallen voor 8.500 gulden. Maar toen hij er op 10-5-1943 een kijkje nam, trof hij niet alleen een leeggehaald gebouw aan, maar werd hem ook meegedeeld dat het inmiddels was verhuurd aan een schipper en dat er bij meerdere inbraken allerlei spullen waren weggehaald. Dat laatste klopte in ieder geval. In september 1942 had de Zaandamse politiecommissaris Willem Ragut al aan Gorter doorgegeven dat er acht maanden eerder op Hoogendijk 67a was ingebroken. “Mehrere Güter, als 1 Autoradiator, Zugrollen, Ankerketten und etwa 12 Kg. Kupfer wurden entwendet.” Gezien de omstandigheden leek het Kessler beter om maar weer afstand te doen van zijn verworven bezit. In een brief uit maart 1944 is te lezen dat Omnia Treuhandgesellschaft hiermee akkoord ging. De opsteller wijdde ook nog een paar woorden aan de eerdere bewoner: “De eigenaar, de Jood Aaron Pais, evacueerde begin januari 1942 naar Amsterdam, Nieuwe Achtergracht 12, en is intussen aangewezen voor de arbeidsinzet. (…) Aangezien de Jood al afgevoerd is, hebben wij hem niet kunnen meedelen dat hij generlei ambacht meer kan uitoefenen.” Het echtpaar Pais was op dat moment al vermoord in Sobibor. Uit latere stukken blijkt dat in maart 1944 de Zaandammers Gerrit van Heijningen en Cornelis Onstwedder de ‘onrechtmatige koopers’ werden van Hoogendijk 30. Ze betaalden er 8500 gulden voor (bij de prijs was ook een pakhuis aan het Kattegat inbegrepen) en verhuurden het pand vervolgens. Tijdens de nadagen van de oorlog was er een speelgoedfabriekje gevestigd.
Amsterdam
Aron en Rebecca Pais woonden vanaf januari 1942 aan de Amsterdamse Nieuwe Achtergracht 12 I, samen met vier leden van de familie Da Silva Rosa.3 Lies Pais had daar naar eigen zeggen een etage gehuurd. Ze bleef er zelf, na aanvankelijk dus nog even de de poelier Rijndorp aan de Weesperstraat te hebben gewoond, tot 12 augustus en dook toen onder in Naarden. Onder hen op de Achtergracht, op nummer 12, was in oktober 1942 Marcus Degen* geboren. Hij zou als baby onderduiken in Zaandam. In mei 1943 leefden vader en moeder Pais met drie medebewoners op het adres Muiderstraat 9 hs.
Deportatie ouders
Bijna zeker hoorde het echtpaar tot de groep van wellicht dertig Zaankanters die bij de grote razzia van 26 mei 1943 zijn opgepakt. De gearresteerden moesten naar een terrein bij het Muiderpoortstation. Na urenlang wachten, werden ze met een speciale trein naar Westerbork vervoerd. Daar hoorden Aron en Rebecca Pais op 1 juni in een van de overvolle barakken om 3.00 uur ’s morgens hun naam en geboortedatum voorlezen. Ze moesten de barakkenleider met ‘ja’ antwoorden, waarna ze tot 7.00 uur de tijd kregen om in te pakken en afscheid te nemen. Na een controle door de ordedienst moesten ze met veertig anderen naar een van de veewagens. Het oude echtpaar Pais ging met het doorjournalist Mechanicus indringend beschreven 1 juni-transport van 3.050 ‘schunnige landverhuizers’ naar Sobibor. Drie dagen later werden Aron Pais en Rebecca Pais-Blitz vrijwel onmiddellijk na het welkom aan de volledig uitgeputte reizigers door vergassing omgebracht. Aron was 77, Rebecca 69 jaar.
Adam
Adam Pais is waarschijnlijk ook op 17 januari 1942 met zijn ouders uit Zaandam verdreven, waarna hij in Amsterdam een eigen onderdak vond. Hij wist lang uit de handen van de Duitse en Nederlandse autoriteiten te blijven. Zijn vroegere buurman J. Dekker, die het hoorde van een oud-medewerker van Jacques Snoek* Stoffenhandel, vertelde dat hij tijdens de oorlog een tijd bij zijn oom Abraham* in Wormerveer verbleef. Hij zou van daar zijn gaan dansen in Ons Huis in Zaandam. Uit het proefschrift ‘De vervolging van joden en Sinti tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse provincie Limburg’ valt op te maken dat Adam op 11-7-1944 op een onbekende plaats in Limburg werd gearresteerd. Op zondag 3-9-1944 werd hij van Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd, vermoedelijk als strafgeval.
Auschwitz
De 28-jarige Adam kwam net als vijftien andere uit de Zaanstreek afkomstige joden terecht in het ontruimingsproces van Auschwitz. Al vanaf augustus 1944 was de SS bezig het reusachtige kamp te evacueren in verband met de nadering van Sovjettroepen. Ongeveer 120.000 gevangenen werden per trein, te voet of op gecombineerde wijze de resten van het Duitse Rijk ingestuurd. Tijdens de tochten was er onvoldoende eten, drinken, schoeisel en kleding. De slachtoffers werden soms geslagen of beschoten. Het einddoel: andere kampen. De aftocht strekte zich uit over enkele maanden en verliep vaak dramatisch. De grootste groep gevangenen, zestig- tot negentigduizend mensen, werd tussen 17 en 19 januari 1945 op ‘dodenmars’ gezonden.4
Ebensee
Adam Pais kwam in Ebensee terecht, een buitenkamp van het Oostenrijkse kamp Mauthausen. Daar overleed hij drie weken voor de bevrijding, op 14 april 1945. Hij was de laatste van de Zaans-Friese familie Pais die in de genocide omkwam. Toen de nabestaanden via het Rode Kruis het overlijdensbericht kregen, plaatsten zij een advertentie in dagblad De Typhoon: “Door beulshanden is vermoord Onze Broer, Zwager en Oom.”5
Gabriël
Gabriël Pais werd het eerste familieslachtoffer van de Holocaust. Hij woonde in maart 1942 op de Cornelis Matersweg 2 in Beverwijk en werd aan het begin van de deportaties in Auschwitz vermoord, op 30 sept. 1942. Zijn vrouw overleefde.
Benjamin en Abraham
Op 8 juni 1943, een week na Aron en Rebecca Pais, ging hun schoondochter Sara Pais-Boas met haar drie kinderen Rebecca, Gabriël en Dina op transport naar Sobibor. Haar man Benjamin* volgde op 20 juli met de laatste Nederlandse trein naar dit KZ. Abraham Pais* en zijn gezin zouden begin 1944 in Auschwitz worden gedood.
Overlevenden
Salomon Pais en zijn gezin overleefden. Dat gold ook voor Jos*, Lies en Levie*. Lies Pais kwam na de bevrijding berooid terug naar Zaandam, waar ze achtereenvolgens woonde op de Hoogendijk 50 en de Reigerstraat 74. Ze werd er aanvankelijk van verdacht zich in de oorlog te hebben misdragen, door te spioneren voor de Duitsers. Ze werd aanvankelijk geïnterneerd en pas in april buiten vervolging gesteld. De verdenkingen (omgang met leden van de Feldgendarmerie) bleken niet ernstig genoeg voor een vervolging. Op een kaart van het Nederlands Beheersinstituut uit 1947 is te lezen dat ze ‘zedelijk niet gunstig bekend’ stond. “Doet gewichtig uit de hoogte. Is niet normaal.”
Anderen
Elisabeth (‘Lies’,) Huisman-Lees (Den Haag, 17-8-1908) stierf op 4-5-1945 in Tröbitz, Rosetta (‘Tedje’, Den Haag, 5-1-1910) op 19-11-1943 in Auschwitz.)