Pais (Benjamin)
Laatste wijziging: 27 april 2016
Gezin Benjamin (‘Bennie’) Pais (Zaandam, 25-3-1907 – Sobibor, 23-7-1943)1 en Sara Pais-Boas (Harlingen, 6-9-1909 – Sobibor, 11-6-1943) met Rebecca (‘Betty’) (Harlingen, 18-11-1934 – Sobibor, 11-6-1943), Gabriël (Zaandam, 19-11-1937 – Sobibor, 11-6-1943) en Dina (Zaandam, 5-2-1940 – Sobibor, 11-6-1943)
De familie Pais bewaarde de banden met de bakermat: Benjamin trouwde op 31 augustus 1933 met een vrouw uit Harlingen, Sara Boas. Het echtpaar kreeg in Harlingen ook het eerste kind. Dochter Rebecca werd naar haar Zaandamse oma* vernoemd. Op 29-6-1936 werd het gezin ingeschreven in Zaandam.
Voor de oorlog
De familie woonde tot 22-5-1939 in de Golofkinstraat 53. Daarna kwam ze terecht in de D. Doniastraat 113. Daar werd, drie maanden voor de bezetting, hun laatste kind geboren, Dina. Hun tweede kind was naar oom Gabriël* vernoemd. Vermoedelijk werkte ‘koopman scheepsartikelen’ Benjamin samen met zijn broers Levie* en Abraham*, die hetzelfde beroep uitoefenden. Dochter Betty was een van de vier bruidsmeisjes bij het huwelijk van Levie. Op de basislijst staat achter zijn naam als beroep ‘arbeider’.
Onderduik?
In het boek ‘Beverwijk’s zwarte jaren’ is een alinea te lezen die lijkt te wijzen op een korte onderduikperiode van Betty: “J v. Geest kwam regelmatig in Zaandam, hij had een beurtvaardienst Beverwijk-Zaandam. In Zaandam kwam hij regelmatig bij de ijzerwinkel van Abraham Pais. Het werd voor de Joden al slechter en op een zeker moment vraagt Pais aan Van Geest of deze zijn dochtertje Bettie mee wil nemen naar Amsterdam.” Het zou kunnen dat de auteur hier doelt op de dochter van de in Wormerveer wonende Abraham Pais, eveneens Betty geheten. Maar dat verklaart niet de verwijzing naar Zaandam. De tekst vervolgt: “Er is eerst enige discussie, het kind is zo donker dat het direct opvalt. Maar ze wordt toch weggebracht. De knecht van Van Geest heeft het meisje met de trein naar Amsterdam gebracht waar een vrouw haar opvangt en meeneemt. Pais heeft van alles gedaan om aan de deportatie te ontkomen, o.a. het leveren van koper aan de Duitsers, het mocht niet baten. Kort nadat Bettie was weggebracht om in veiligheid te komen, zijn Abraham Pais en zijn vrouw opgepakt.” Mocht het inderdaad gaan om de Zaandamse Betty, dan was ze op 17 januari 1942 -de evacuatiedatum- al weer terug bij haar ouders.
Naar Vught
In januari 1942 werd het gezin gedwongen naar Amsterdam te vertrekken. Wat is daarna gebeurd? Uit de gegevens op www.joodsmonument.nl blijkt dat de drie kinderen in Vught terecht zijn gekomen. Dat heeft dan ook voor de moeder en vermoedelijk de vader gegolden.
Lees meer
Kindertransporten
Op zaterdag 5 juni 1943 maakte de Joodsche Raad in Vught ‘op hoog bevel van elders’ per proclamatie bekend dat ‘alle kinderen tot ca. 16 jaar het kamp moeten verlaten (…) om in een speciaal Kinderkamp te worden ondergebracht’.2 De eerste twee uitvoeringsbepalingen waren als volgt: “1. Tot 4 jaar (tot en met 3 jaar) moeten de moeders hun kinderen vergezellen. 2. Tot 16 jaar moeten de kinderen worden vergezeld door één van de ouders.” Alleen als beide ouders niet tewerkgesteld waren in een van de kampindustrieën mochten beiden mee. Twee transporten met ongeveer drieduizend personen zouden op zondag en maandag -Grote Verzoendag- het kamp verlaten. De proclamatie eindigde met de afkondiging van acht dagen rouw. David Koker schrijft in zijn dagboek over het voorlezen van de proclamatie: “De mensen reageerden erop met een gebrul zoals ik dat licht niet meer zal horen.” Op 6 en 7 juni 1943 vertrokken in totaal 1296 kinderen en hun moeders of beide ouders uit Vught.
Eerste trein
Op 6 juni vertrokken de kinderen tot 4 jaar oud met hun moeder, de volgende dag de oudere kinderen met hun vader of moeder. Vught wilde zijn improductieve bewoners kwijt. Maar in de tweede trein zaten ook productieve bewoners. Het streefgetal moest worden gehaald. De eerste trein3 met 1750 geradbraakte mensen kwam na een treinreis van tien uur maandagmorgen om 4.30 uur in Westerbork aan. Chroniqueur Mechanicus zag de trein arriveren. Op honderd mannen na waren allen ‘berooide vrouwen met hun kinderen en zuigelingen’. Onder hen bevonden zich zo goed als zeker Sara Pais-Boas en haar dochtertje Dina. Er waren verschillende zieke kinderen, die tijdelijk in het ziekenhuis werden neergelegd. De Vughtenaren kregen niet de kans hun familieleden in Westerbork te zien. Sara’s schoonouders waren overigens al een week eerder, op 1 juni, naar Sobibor gestuurd.
Tweede trein
In de nacht van maandag op dinsdag kwam de tweede trein uit Vught, met ongeveer 1.300 mannen, vrouwen en kinderen, onder wie Rebecca en Gabriël Pais en vermoedelijk hun vader Benjamin. Ze waren ‘moe, uitgeput, ziek en vervuild’ en werden ‘eenvoudig met gesnauw, gedonder, stompen en slagen’ van veewagen naar veewagen overgeheveld. Onder hen waren in ieder geval Rebecca en Gabriël. Ook Sara en het jongste kind werden naar het Oosten gestuurd. “Het getal moest vol. Men kan hier geen trein meer zien. (…) Waarom laat de Voorzienigheid ons in de steek?”4 Benjamin bleef in Westerbork. Sara Pais-Boas (35) en haar drie kinderen, Rebecca (8), Gabriël (5) en Dina (3),kregen bij hun aankomst in Sobibor een bedrieglijke ontvangst. Sara en de andere volwassenen ontvingen briefpapier om naar huis te schrijven, de kinderen snoepjes. Nog dezelfde dag, 11 juni, werden ze door vergassing gedood.
Laatste Sobibor-transport
Benjamin (36) legde op 20 juli hetzelfde traject af naar Sobibor. Het was die dag snikheet. Philip Mechanicus schrijft: “Elke week heet het: dit is een verschrikkelijk transport. Alle transporten zijn verschrikkelijk. (…) Maar in de verschrikking zit crescendo: deze keer werden in het transport zwangere vrouwen in de zevende en achtste maand, en kinderen met roodvonk van acht dagen opgenomen, in goederen- en beestenwagens. Tot dusver had men deze categorieën de ellende van een hachelijk transport bespaard.” Behalve gezinnen met kleine kinderen moesten bijna alle leraren van Westerbork en een aantal bekende rabbijnen naar de Poolse ‘Arbeitseinsatz’. Benjamin Pais zat in de laatste trein die vanuit Westerbork naar het vernietigingskamp reed en werd op 23 juli 1943 vergast.
Verwanten
De ouders van Benjamin, zijn broers Gabriël en Adam en zijn broer Abraham met zijn gezin werden ook vermoord.