Petersen-Stock (Johanna/Henny)
Laatste wijziging: 27 april 2016
Gezin Johanna (‘Henny’) Petersen-Stock (Hamburg, 14-4-1888)1
Johanna Stock was getrouwd met Jacob Willy Heinrich (‘Hein’) Petersen (Fahrenkrug im Holstein, 1-2-1895). Het echtpaar had twee kinderen: Regina Maria Barbara (‘Barry’) (Trittau im Holstein, 9-7-1924 – Zaandam, 2-1-2020) en Constanze (‘Conny’) (Hamburg, 12-11-1927)
Zaandam
De gezinskaart van J.W.H. Petersen begint op 30 juni 1936 op het adres Jan Steenstraat 3: “Aangekomen vanuit: Bad Godesberg.” Dat was in werkelijkheid vanuit Zaandam, Van Wessemstraat 71. Daar woonde de familie sinds eind september 1934. Blijkbaar zijn de gegevens overgenomen van het vreemdelingenregister van de politie. Op 9 maart 1939 verhuisde men naar de Frans Halsstraat 54.
Fabrikant
De Duitser Hein Petersen was niet joods, in tegenstelling tot zijn echtgenote. Volgens Barbara Vollmann-Petersen (de oudste dochter van het gezin) noemde haar vader zich vaak Deens, omdat hij in Sleeswijk-Holstein ter wereld kwam. Hij was een van vier zoons en woonde als kind lang in Segeberg bij Hamburg (waarvan hij in de jaren ’80 ereburger werd). Hein was fabrikant van parfumerie- en reformartikelen en eigenaar van drie reformhuizen. Een daarvan stond in Hamburg bij het UFA-Palast. Zijn bedrijf heette Nusshaus Petersen en was gevestigd in Trittau, bij Hamburg. Daar richtte hij ook de Jade-zeepfabriek op. Hein was een socialist, een natuurvriend en een mens met idealen. Hij verbleef sinds 24 juli 1934 in Nederland.
Huwelijk
Barry’s uit joodse ouders geboren moeder werd joods opgevoed. Zij was enig kind. Beide families waren tegenstander van het huwelijk tussen Henny en Hein. Het werd desondanks op 20 september 1920 gesloten, zij het alleen op het stadhuis. Henny Stock was literair begaafd en heeft veel gedichten nagelaten, ook in het Nederlands. Zij schreef daarnaast boeken en toneelstukken. In 1924 werd in Trittau hun dochter Barbara Regina Maria geboren. Drie jaar later kwam Constanze op de wereld.
Bad Godesberg
De familie Petersen-Stock verhuisde in 1930 uit Trittau en betrok een groot pand aan de Heerstrasse 98 in Bad Godesberg. Hein vestigde er ook het hoofdkantoor van zijn bedrijf. De fabriek bleef evenwel in Trittau. In 1932 verhuisde de familie naar een iets kleiner huis (Mirbachstrasse 5). Hein Petersen dacht dat de stemming in het Rijnland minder antisemitisch zou zijn. Hij gaf ter verspreiding in de reformzaken een anti-nazistisch maandblad uit via zijn bedrijfsdrukkerij Nusshaus Verlag. Het blad heette Die Gegenwart. Monatschrift für Hygiene.
Lees meer
Vlucht Hein Petersen
In juli 1934 hoorde Heinrich Petersen dat de sociaal-democratisch journalist en publicist Walter Hammer mede vanwege hem door de Duitse politie in Berlijn werd verhoord.2 Petersen kreeg de raad ‘met een schrijfmachine’ naar Amsterdam te vluchten, als zakenreiziger. Hij had op de Prinsengracht een zakenrelatie. Hammer (pseudoniem voor W. Hösterey, 1888-1966)3 was in 1933 opgepakt en in Schutzhaft vastgezet. Hij wist na zijn vrijlating in dat jaar naar Amsterdam te vluchten, maar bleef in Duitsland en andere landen actief. Hammer belandde in 1940 via Kopenhagen in KZ Sachsenhausen en tuchthuis Brandenburg.
Vlucht Johanna en kinderen
Johanna Petersen zette in Bad Godesberg vanuit de kelder een grossierderij in chocolade op. Ze stuurde wekelijks een brief met tien mark naar Amsterdam, die uit veiligheidsoverwegingen steeds in een andere brievenbus werd gepost. Vrouw en kinderen verhuisden op 20 september 1934 met een wagon vol meubelen naar Nederland, om te beginnen naar de Prinsengracht. Na een paar weken konden ze naar Zaandam.
Polak & Schwarz
Vader Petersen was internationaal georiënteerd. Hij was sociaal-democraat en Esperantist. Waarschijnlijk via connecties met Kornelis ter Laan, de eerste sociaal-democratische burgemeester van Nederland, vond Hein een ruime hoekwoning aan de Zaandamse J.C. van Wessemstraat. Door familiesteun konden veel achtergebleven spullen naar Zaandam komen. Hein Petersen werkte de eerste tijd in Nederland bij essencefabriek Polak & Schwarz*. Daarna ging hij verder als zelfstandig fabrikant.
Chez Paree
Hij begon een fabriekje aan de Herengracht. Onder de merknaam Paree (Parfumerie Petersen) produceerde hij allerlei soorten was en crèmes. De Duitse Jade-fabriek was toen waarschijnlijk al geconfisqueerd. De eerste zeven jaar dreef Hein Petersen zijn winkel Chez Paree aan huis. Van het raam aan de straatkant maakte hij een etalage. Het merk Paree was goed bekend in Zaandam. Een slogan luidde: “Heerengracht 16, ga mee naar Paree, voor Melparee.” Melparee was de naam van een handcrème.
Burgemeester ter Laan
In de correspondentie van burgemeester Ter Laan bevindt zich een brief aan het Comité van Duitsche Vluchtelingen in Amsterdam de dato 10 juli 1936.4 Daarin vraagt hij om geldelijke steun voor Hein Petersen, ongeveer vier gulden per week gedurende een jaar. “Hij noemt zich natuurarts en chemicus en heeft getracht een bestaan te vinden. Maar ’t gaat niet zonder hulp.” Het Burgerlijk Armbestuur zou ook iets kunnen bijdragen: “Dan kunnen ze hier blijven.” De situatie was voor het gezin nog uiterst onzeker, drie jaar na aankomst in Nederland. Uit de brief blijkt dat Petersen zich in die tijd van een schuilnaam bediende: Van Dam. De burgemeester voegde er aan toe dat het niet om joden ging. Vermoedelijk kende hij niet de volledige achtergrond van het gezin. Het Comité van Duitse Vluchtelingen verwees hem overigens door naar een protestants comité.
Gedicht
Bij het overlijden van zijn vrouw Henny, in 1959, liet Hein Petersen een gedicht drukken dat zij twintig jaar eerder had geschreven: “Wir sind bestimmt zu wandern.” (“Onze bestemming is op reis te zijn”, 16 mei 1939 – zie de illustratie). Het geeft de situatie van het gezin treffend weer. Hieronder het tweede couplet.
Wir lernten fremde Sprache
Wir lernten arm zu sein
Und wenn die Kinder satt sind
Schlafen wir dankbar ein.
(We leerden een vreemde taal
We leerden arm te zijn
Hebben de kinderen te eten
Dan slapen wij dankbaar in.)
Oorlog
Bij de inval van het Duitse leger werd Henny Petersen bang. Ze ging op de trap zitten en zei: “Het is uit met ons.” Duitsers moesten tot aan de Nederlandse capitulatie binnen blijven. Barbara ging nog gauw schoenen ophalen bij de winkel van Führer* in de Burchtgalerij. In juli 1940 moesten alle niet-arische vreemdelingen zich melden bij de politie. Zo ook Henny Petersen-Stock.
Van school
Haar dochters Barbara en Conny bezochten de ‘deftige’ School 9 op de hoek van de Stationsstraat en de Provincialeweg. De in hetzelfde gebouw gevestigde School 10 was ‘gewoon’. Na school 9 ging Barry naar de ulo. Na haar eindexamen in eind mei 1941 begon ze aan de avond-hbs. Daar moest ze in september stoppen. Ook ‘Mischlinge’, kinderen uit een gemengd huwelijk, konden namelijk van school worden gestuurd. Volgens de Zaandamse wethouder van Onderwijs was dit mogelijk ‘wanneer zij een joodsch-godsdienstige opvoeding krijgen’.5 Volgens Barbara speelde echter ook het vluchteling zijn een rol. Haar zusje zat op de joodse ulo aan de Amsterdamse Weesperstraat. Volgens onderzoeker J. Presser werden in maart 1943 na één Duits telefoontje de halfjoodse leerlingen (en één halfjoodse leraar) van de joodse scholen verwijderd.6 Barry werd tijdens de bezetting benaderd door een Duitse organisatie op Westzijde 14. Ze moest daar komen, om lid te worden van de nazistische Bund Deutscher Mädel. Ze weigerde.
Winkel
Als niet-joodse zakenman viel Hein Petersen, anders dan de meeste Duitse vluchtelingen met een bedrijf, niet onder de registratie- en onteigeningsprocedures die tussen juli 1940 en november 1941 plaatsvonden. Op 28 mei 1941 opende hij samen met S. Goezinne een echte winkel aan de Dam. Hij verkocht er allerlei soorten poeder. Barry hielp in de winkel.
Arrestatie
De ochtend van 29 augustus 1940 werd Hein Petersen op last van de Sicherheitspolizei ontboden door de Zaandamse politie. Enkele uren later bracht de SiPo hem over naar Amsterdam. Hij kwam nadien weer vrij. Op 26 augustus 1941 werd Hein echter opnieuw opgehaald, door de Gestapo. De Zaandamse politie had hem twee keer eerder kunnen waarschuwen, waarop hij onderdook (eenmaal bij een naamgenoot Petersen op het Otterspad, de latere Klokbaai). Al in mei en twee keer daarna had Petersen zich moeten vervoegen bij de SS in de Amsterdamse Euterpestraat. Hij werd ondervraagd door Obersturmführer Wiese, mede over zijn relatie met Walter Hammer, maar was tot zijn verbazing vrijgelaten.7 Ditmaal kwam hij in het Scheveningse ‘Oranjehotel’ terecht en zes dagen later in een Keulse gevangenis. Als politiek gevangene had hij ‘einzelhaft’: hij zat alleen in een cel. Hij had last van zijn gal, maar bij een aanval was er niemand om hem te helpen.
Anti-Duitse maatregelen
Op 5 december 1941 was een bepaling uitgevaardigd dat alle niet-Nederlandse joden vrijwillig dienden te emigreren. Vanaf toen waren er geruchten dat de buitenlandse joden weg moesten. Naar Westerbork. Naar Amsterdam. Naar Duitsland. Barbara pakte de spullen uit de linnenkast samen, in de juiste veronderstelling dat je die moest meenemen. Ze kreeg een aanbod om met een niet-joodse jongen te trouwen. Dat sloeg ze af. Ze wilde haar moeder en zusje niet alleen laten. Henny Petersen-Stock had overigens door de toepassing van het Reichsbürgergesetz op 25 november 1941 haar Duitse nationaliteit verloren en was stateloos geworden.
Jodenevacuatie
Toen op 14 januari 1942 het verhuisbevel kwam, zat Hein Petersen nog gevangen. Zijn vrouw was ziek en doodop van ellende. Barry (16) moest op 15 of 16 januari alleen naar de winkel van juwelier Vet*, waar de Joodsche Raad zat. Ze vroeg de vier heren achter de toonbank gezien de omstandigheden om uitstel, wat vanwege ziekte inderdaad tot de mogelijkheden behoorde. Uit de ‘evaluatierapporten’ uit maart en april 1942 van J. Brandon van de Joodsche Raad blijkt inderdaad dat deze instantie voor het gedwongen vertrek hielp. Bij Zaandam was men blijkbaar zelf overvallen, want over deze operatie wordt nauwelijks bericht.8
Woning zoeken
Eind januari was Barry al met een vriendin naar het Amsterdamse stadhuis gegaan om een woning te zoeken. Het gezin maakte dus geen gebruik van de Joodsche Raad. De meisjes gingen met de trein vanaf de halte Koog-Bloemwijk. Het sneeuwde. Op het Amsterdamse gemeentehuis kregen ze drie sleutels. Een woning op de Jodenbreestraat was erg vies, de keuken lag vol sneeuw. De tweede woning, in een zijstraat, stond haar ook niet aan. Ze koos het derde huis, een bovenwoning waar de zon in scheen.
Vader vrij
Toen Barry fietsend door de sneeuw terugkwam in de Frans Halsstraat zei iemand haar dat haar vader terug was. Binnen zag ze een man met achterover gekamd, lang, wit haar, die ze eerst niet herkende. Voor de arrestatie had haar vader donker stekeltjeshaar. Hein Petersen was die dag uit de gevangenis ontslagen. Zijn Duitse advocaat had bij een jachtpartij in Duitsland de rechter ontmoet en vrijspraak weten te bewerkstelligen. Dat Petersen een joodse echtgenote had, was de rechter vermoedelijk niet bekend.
Amsterdam
De volgende dag ging Hein samen met zijn dochter naar de Zentralstelle in de Amsterdamse Euterpestraat om nogmaals uitstel van verhuizing te vragen. Als reden voerde hij de ziekte van zijn vrouw aan. Ze kregen weer drie dagen de tijd. De familie kwam uiteindelijk aan de Oudeschans 28 terecht. Van daar verhuisden ze naar de Slaakstraat 5.
‘Jodenster’
Henny Petersen-Stock droeg in Amsterdam vanaf 1 mei 1942 de jodenster. De autoriteiten maakten tegenover haar gewag van gedwongen sterilisatie, hoewel ze toen al bijna zestig was.9 De familie Petersen bleef moed houden. Hein liet tijdens de oorlog regelmatig een kleine advertentie in de krant zetten met de tekst: “De mens is taai.” In 1943 of 1944 fotografeerde hij Barbara en haar joodse verloofde Gert Vollmann in een plantsoen bij de naburige Apollohal naast het bordje ‘Voor Joden verboden’.
Bedrijf
Hein Petersen zette zijn bedrijf zo goed mogelijk voort. Met zijn oudste dochter fietste hij heen en weer tussen Amsterdam en Zaandam. In totaal fietsten ze tijdens de oorlog ‘heen en weer naar Moskou’, zoals Hein het zei. De samenwerking met Goezinne werd niet voortgezet.
Anderen
Hans Norbert Julius Oettinger, die het gezin Petersen bij de jodenevacuatie zijn adres gaf, kwam op 17 november 1944 in Bergen-Belsen om het leven. Zijn vrouw en een kind overleefden.
Vervolg
Na de oorlog bleven Hein en Henny in Amsterdam wonen. Petersen bedankte alle vrienden en buren door middel van een advertentie in dagblad De Typhoon voor het redden van de inboedel in januari 1942, ‘op 10 plaatsen in de Schildersbuurt’. Hij stelde de bewaarders cadeautjes in het vooruitzicht. Barbara ging wel terug naar Zaandam. Haar man Georg Vollmann begon in de Burchtgalerij 43 de parfumeriezaak Maria Barbara. Voor de oorlog was daar de joodse manufacturenzaak van Bernard de Kromme* gevestigd. Georg werd in 1948 bewindvoerder voor Emma Rosenbaum*, die levend uit Theresienstadt was teruggekeerd. Haar kleinzoon Manfred*, die eveneens de oorlog had overleefd, schreef haar in deze tijd vanuit Haifa, Israël. Die brief is niet bewaard, maar het betrof vermoedelijk deze zaak. Georg vroeg bij het bureau Liquidatie van Verwaltung Sarphatistraat (LVVS) het relatief kleine bedrag van 11,96 gulden terug, uit het voormalige bezit van de familie Rosenbaum. Vollmann legde uit dat Emma’s zoon Georg Rosenbaum* niet was teruggekomen en dat mevrouw Rosenbaum ‘in zeer behoeftige omstandigheden leefde’. Het antwoord van het bureau is niet bekend. De LVVS was de rechtsopvolger van Lippmann, Rosenthal & Co (Liro), de bank die door de nazi’s werd gebruikt om geroofd joods vermogen onder te brengen.
Belasting
Binnen de familie is nog altijd porselein aanwezig dat Duitse joden op grond van een Pruisische wet uit 1769 moesten kopen. Om burgerrechten te verwerven werd het hen verplicht om bij gelegenheden als huwelijken, geboortes en verbouwingen voor een stevig bedrag aan porselein (in de volksmond ‘Judenporzellan’ genoemd) van de Königliche Porzellan-Manufaktur in Berlijn aan te schaffen. Men had daarbij geen keus wat aan te schaffen. De familie Vollmann verstopte in de nazi-tijd het geërfde porselein (zie de foto), omdat het als een ‘jodending’ werd gezien.