Koog aan de Zaan
Laatste wijziging:
Inleiding
Voor 1900 was de bekendste joodse naam in Koog aan de Zaan die van slagersfamilie Van Thijn.1 Levij Salomon vestigde zich er in 1824. Hij kreeg vijf zonen. Salomon werd slager in Uitgeest, Nathan in Wormerveer, Emanuel nam de winkel van zijn vader over. Van zijn zeven kinderen huwden er zeker drie in de Zaanstreek. Roosje trouwde een slagerszoon uit Krommenie, Barend van Thijn. Kaatje huwde een slagerszoon uit Assendelft, een Hofstede.
Aanmelding
In 1900 woonden in Koog zeven joodse burgers. In 1940 waren er veel meer, hoewel geen vanouds bekende Kogers. Duits-joodse vluchtelingen werden op 2 juli 1940 opgeroepen zich op het gemeentehuis te melden. Er waren vier in het buitenland geboren joodse burgers. Maar alleen Rosa Blach* had een buitenlandse -Duitse- nationaliteit. In het voorjaar van 1941 moesten inwoners ‘van geheel of gedeeltelijk joodschen bloede’ zich laten registreren. Voor 24 februari diende men een naar waarheid ingevuld formulier bij de gemeente in te leveren. Op weigering stond een gevangenisstraf van vijf jaar. Het toegestuurde of opgehaalde formulier volgde de regels van de fundamentele Verordening 6/1941 (nummer 6 van 10 januari 1941). Artikel 2 bepaalde dat men van joodsen bloede was indien men ‘van tenminste één voljoodse grootouder stamt’.
Verzet
Ook als men na de aanmelding naar een andere plaats verhuisde, zoals de Amsterdamse Betsy Querido* naar Koog, moest de gemeente dat registreren. Betsy, getrouwd met een Chinese man, Yu Chung Chi, verhuisde vervolgens korte tijd naar Zaandijk, en daarna weer terug naar de Koog – vermoedelijk om het de autoriteiten extra lastig te maken. Lena Craane-Hagenaar* gaf bij haar aanmelding met succes op dat ze geen voljood was, maar halfjood. Bij Sophie Moerbeek-Lowenstein* mislukte dat en haar aanmelding werd gecorrigeerd. Rebecca Jekel-Beekman* en Maria Groeneveld-de la Mar* probeerden na de aanmelding een kleiner aantal joodse grootouders op hun Bewijs van aanmelding te krijgen. De gemeente werkte mee, de Rijksinspectie niet.
Lees meer
Rijksinspectie
Het landelijk overzicht dat de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters in mei 1942 publiceerde over de aangemelde personen2 gaf de stand van zaken weer per 1 oktober 1941. Daaruit bleek dat er in Koog aan de Zaan op dat tijdstip 46 personen ‘van joodschen bloede’ woonden: 29 voljoden, 15 halfjoden en 2 kwartjoden. Eén van hen was een voljoodse Duitse vrouw, Rosa Blach, een ander een halfjoodse Duitse man. Een verschil van één persoon met de gemeentelijke opgave werd veroorzaakt door de late aanmelding van iemand die feitelijk al verhuisd was, de halfjoodse Duitser Erich Lowitz*. Hij probeerde via opname in de gemeente Koog aan de Zaan als gescheiden man in de bevolkingsregistratie te komen.
Burgemeesterslijst
Burgemeester W.P. Allan stuurde, op verzoek van de Commissaris van de Provincie, op 3 maart 1942 een opgave van de in Koog verblijvende joden naar de Zentralstelle für jüdische Auswanderung. Er stonden, in alfabetische volgorde, 29 genummerde ‘Voll-Juden’ en zes niet-joodse gezinsleden op; de vrouwen onder hun eigen naam. Deze 35 personen waren ‘evacueerbaar’. Achter de namen en voornamen stonden de gebruikelijke kolommen: geboorteplaats en -datum, nationaliteit, beroep, enzovoort. De betrokkenen woonden op vijftien adressen. Opvallend in Koog zijn enerzijds de volle kolom ‘Bemerkungen’, die in 32 gevallen is ingevuld om de familierelaties en de mate van joods-zijn aan te geven. Anderzijds is er de weergave van de voorschriften waaraan de lijst voldeed. De secretarie van Koog aan de Zaan typte deze uitgangspunten onderaan de lijst. De secretarie had zich tot in detail op de hoogte gesteld.
Details
Er waren acht gemengde huwelijken. In twee gevallen was alleen het gezinshoofd joods. In dat geval werden de niet-joodse partner en de kinderen (zonder nummer) onder de naam van de man geschreven, met bij de opmerkingen: ‘ist Arierin’ respectievelijk ‘ist Mischling’.3 Was alleen de vrouw joods -zoals bij de twee zusters Sophie* en Hanna* Löwenstein uit Zaandam-, dan stond zij, met haar eigen naam en nummer, zonder de ‘arische’ echtgenoot en de eventuele kinderen op de alfabetische lijst. Het bloed van de joodse man werd als doorslaggevend gezien in een gemengd gezin.
Politielijst
Vooraf aan de feitelijke verdrijving van de voljoodse bevolking werden op de burgemeesterslijst met rood potlood nummers aangebracht die de huishoudens per adres groepeerden. Op de verticale lijst van de politie werd deze groepering als uitgangspunt genomen. Elk rood nummer stond nu voor een adresvak. De kolommen voor ‘gehuwd of niet’ en voor opmerkingen werden weggelaten. Alle namen kwamen terug, weer met nummers voor de voljoden. Achter de naam die was overgenomen, werd op de evacuatielijst een schuin streepje gezet.
‘Evacuatie’
De datum van het gedwongen vertrek van de niet-gemengd gehuwde joodse inwoners van Koog naar Amsterdam c.q. Westerbork was 30 maart 1942.4 In een nota over de evacuaties van de Joodsche Raad wordt overigens over 31 maart gesproken. Het betrof de Blachs* en hun huishoudster De Jonge*, de familie Brilleslijper-Zilverberg* met vier kinderen en een grootmoeder, de familie Cohen-Teeboom* met twee kinderen, de familie Van Hoorn-Croese* met een kind en het gezin Zeldenrust-de Rosa* met een kind. Zij werden gedwongen de huissleutel en inventarislijsten aan de politie te geven en met alleen wat handbagage naar Amsterdam te gaan. Rosa Blach (72) hoefde niet naar Westerbork, zoals wel voor de buitenlandse joden van Zaandam had gegolden. Hun woningen werd verzegeld. Later kwam de Hausraterfassung de inboedel halen en meldden zich de eerste dorpsgenoten voor de woning. Overigens was bij alle joodse inwoners, ook de gemengd gehuwden, in de tijd voor het gedwongen vertrek thuis een inventarisatie en taxatie gemaakt van de inboedel, het geld en de kostbaarheden (zie Jürgens*).
Hulp
Er zijn nogal wat aanwijzingen dat de burgemeester, de ambtenaren en de politie van Koog aan de Zaan de joodse inwoners hielpen. Zie hiervoor de weduwe Jekel-Beekman*, de families Jürgens-Souweine* en Groeneveld-de la Mar*, Erich Lowitz* en de onderduikers echtpaar Van Praag-Stuiver* en Tommy Wolff*. Dit Amsterdamse jongetje verbleef tot aan zijn arrestatie met verzonnen ouders, geboortedatum en geboorteplaats bij dokter Hagtingius.
Omgekomenen
De familie Zeldenrust-de Rosa, Leo Blach en zijn huishoudster De Jonge en Joseph Fransman* doken onder en overleefden. De gezinsleden van de gemengd gehuwde Meijer Kokernoot* en de gemengd gehuwde, maar gescheiden Joseph Fransman overleefden eveneens. Alle gemengd gehuwde joodse vrouwen met hun gezinnen ontkwamen ook aan de genocide. De familie Brilleslijper-Zilverberg met in totaal zeven personen, het gezin Cohen-Teeboom met vier leden, het gezin Van Hoorn-Croese met drie leden en Meijer Kokernoot kwamen om in de Sjoa. Zij vormden vijftien van de 35 namen op de evacuatielijsten. Van de officieel per 1 oktober 1941 als jood aangemelde burgers in de Zaanstreek kwamen uit Zaandam 137 personen om het leven en uit Wormerveer 19. Daarna volgt Koog aan de Zaan met 15 slachtoffers.
Westerbork
Alleen van Koog is bekend dat er een directe melding uit Westerbork naar de burgemeester is gegaan van ‘vertrek naar het buitenland’ van een van zijn voormalige, joodse inwoners. De bijlage bij de ambtelijke gemeentebrief is een in het Duits gesteld strookje uit Lager Westerbork. De had naar de ‘evacuatieplaats’ Amsterdam moeten gaan. Door de vergissing werd in Koog aan de Zaan officieel bekend dat Margaretha Cohen-Teeboom* in kamp Westerbork was geweest en op 4 mei 1943 was ‘abgereist’.
Onderduik
In Koog aan de Zaan waren meer dan dertig joden ondergedoken. Verzetsman Frans Westrik, die zich meteen na de bevrijding bezighield met de registratie van ondergedoken joden, schreef in zijn memoires dat er in Koog aan de Zaan en Zaandijk ‘wel zo’n 70′ joden een schuilplaats hadden gevonden. Een van hen was een ’te vondeling gelegde’ baby, Rudi Schweiger*.5 Er zijn aanwijzingen voor een netwerk van onderduikgevers. Politieman Jan Breeker (LO) en de familie Honig, eigenaars van de stijfselfabriek, speelden een rol. In enkele gevallen was ook Piet Bosboom* betrokken. Van de familie Speyer*, die met negen personen bijna drie jaar onderdook bij Simon van de Stadt, is dankzij een aantal bewaard gebleven kalenderblaadjes bekend hoe onderduikkosten werden berekend en al tijdens de oorlog gedeeltelijk voldaan. Van de onderduikers kwamen zeven personen om. Tommy Wolff* overleed onder zijn vervalste naam in Westerbork, Meijer van Praag* in Auschwitz-Buna – zijn vrouw overleefde kamp en dodenmars. Drie leden van het gezin Sjouwerman-Sjouwerman* en Sofia Sluijter* werden ook in Auschwitz vermoord. Wilhelmina Speyer-Pais* stierf net voor het eind van de oorlog in Koog aan de Zaan. Zij werd in de tuin van haar onderduikgever begraven.6 Verschillende onderduikgevers kregen na de oorlog van de Israëlische gedenkplaats Yad Vashem de onderscheiding ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’. Het zijn Willem en Klasina Zwart, Maartje Brons-Zwart en Gerrit en Annie van der Stadt.
Zelfmoord
In een rapport van het in Amsterdam gevestigde Bureau Joodsche Zaken kwam op 2 november 1942 de naam voor van een oud-inwoonster van Koog aan de Zaan. Politierechercheur L. de Kramer noteerde die dag: “Naar aanleiding van een door mij ingesteld onderzoek in de woning van de jodinnen Sophie Elisabeth van Thijn, geboren 16-4-1901 te Koog aan de Zaan, zonder beroep, en Louise Suzanne van der Woude, geboren 25-1-1902 te Leeuwarden, zonder beroep, beide wonende Maasstraat 58-1 hoog te Amsterdam, bleek mij dat beiden zelfmoord hebben gepleegd door middel van gas. Er was geen geld en sieraden aanwezig. De woning kon niet worden verzegeld daar er nog inwonende familieleden waren.”
Na de oorlog
Enkele dagboekaantekeningen van verzetsman Cornelis Gerrit Bakker zeggen iets over de omstandigheden tijdens de laatste oorlogsdagen en vlak daarna:
“7 mei [1945] Om 9 uur was ik met schrijfmachine in de bovenzaal van de ‘Waakzaamheid’ waar het Afmeldingsbureau voor Onderduikers gevestigd was. Met Mevr. Bettinck en de Heeren Veenis, Boekenoogen, Bettinck, de Vries, van Cooth, Kuipers & Offenberg zat ik daar tot na half een. Ik moest de Afm[eldings]formulieren in ’t net zetten met de Heeren B[oekenoogen], B[ettinck] en de V[ries]. Er kwamen erg veel Joden. Bij 1 adres hadden er 14 en later 9 [zie lemma Speyer] gezeten!
11 mei [1945] Enige joden, bij Dokter van der Horst met bloemen – kwamen zeker afscheid nemen. Dokter verzorgde alle onderduikers gratis. Had grote joodse praktijk!”
Voetnoten
1 H1-2; Stadsarchief Amsterdam, inventarisnummer 5225, dossiernummer 734
2 NIOD-Statistiek der bevolking van joodschen bloede in Nederland
3 Zie illustratie
4 H2, 5; Presser o.c. I (p. 206). Dezelfde datum gold voor Oostzaan; NIOD, Archief Joodse Raad, Tweede Nota J. Brandon, punt 3 (31-3-1942)
5 Zie ook het vondelingetje in Oostzaan, Margôt Streim*
6 Zie illustratie bij Pais
Joden op evacuatielijst
Joden niet betrokken bij de jodenevacuatie van 1942
Joodse onderduikers