Krommenie
Laatste wijziging:
Inleiding
Voor 1900 was er lange tijd maar één joodse familie in Krommenie: het gezin van slager Salomon Barend van Thijn. Ze woonden eerst in de Zuiderkerkbuurt en later in de Noorderhoofdstraat. In 1900 woonden er drie joodse burgers in Krommenie.1 Veertig jaar later was dit aantal nauwelijks toegenomen.
Aanmelding
In het voorjaar van 1941 moesten inwoners ‘van geheel of gedeeltelijk joodschen bloede’ een aanmeldingsformulier invullen met daarop tien vragen. Met de antwoorden maakte de persoon die zich aanmeldde duidelijk of de aanduiding J (‘voljood’), dan wel BI -later GI- (‘halfjood’) of BII -later GII- (‘kwartjood’) van toepassing was. Die hoedanigheden werden genoteerd op de persoonskaart van het bevolkingsregister. Voor het ingevulde formulier kreeg men een Bewijs van Aanmelding, ‘gele kaart’ genoemd.2 Hierop stond onderaan het aantal joodse grootouders. Voljoden kregen bij de uitreiking van het nog in te voeren persoonsbewijs twee J’s gestempeld in deze legitimatie. Voor de joodse gemeente geldt traditioneel iemand als jood wanneer hij of zij uit een joodse moeder is geboren. Het geloof van de vader en het aantal joodse grootouders zijn geen maatstaf. De Duitse machthebbers hanteerden dus een andere norm.
Rijksinspectie
Het landelijke overzicht dat de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters in mei 1942 publiceerde over de aangemelde personen3 gaf de stand van zaken weer per 1 oktober 1941. Daaruit bleek dat er in Krommenie op dat tijdstip elf personen ‘van joodschen bloede’ woonden: drie ‘voljoden’ -van wie één man-, zeven ‘halfjoden’ -van wie zes vrouwen- en een vrouwelijke ‘kwartjood’. Een van de halfjoodse personen is een Duitse man. Een kwartjoodse vrouw is eveneens van Duitse komaf.
Burgemeesterslijst
De burgemeester, in dit geval wethouder J. Blanken,4 gaf in antwoord op de opdracht van de Commissaris van de Provincie op 5 maart 1942 zeven namen door aan de Zentralstelle für jüdische Auswanderung. Het ging nu om een speciale groep: de evacuatiekandidaten. Als zodanig aangemerkt werden een voljoods gezinshoofd zonder gezinsleden, een voljoods, gemengd gehuwd gezinshoofd met een ‘arische’ vrouw en twee halfjoodse dochters, en twee gemengd gehuwde voljoodse vrouwen. Ze werden alfabetisch gerangschikt naar de namen van de joodse gezinshoofden en de eigen naam van de joodse vrouwen. In vergelijking met de aanmelding van voorjaar 1941 noteerde de burgemeester één voljoodse man meer. Dat moet Herman Duis* zijn. Van de zeven halfjoodse inwoners zijn twee kinderen Prins*, een dochter Pompert* en Hans Börnstein* bekend.
Lees meer
Details
Niemand van de genoemden werd in Krommenie geboren. Over allen staat geschreven dat zij met een ‘Ariër(in)’ gehuwd zijn, met uitzondering van Herman Duis. In de opmerkingen werd gemeld dat zijn vrouw en kinderen in Wormer woonden. Er werd niet bijgeschreven dat zij niet-(vol)joods zouden zijn. Overeenkomstig de voorschriften staan onder de naam van het gemengd gehuwde joodse gezinshoofd Abraham Prins de ‘arische’ partner en de twee kinderen opgesomd. Bij de twee gemengd gehuwde vrouwen, Koopman* en Wertheim*, hoefde dat niet.
Politielijst
De datum van het gedwongen vertrek naar Amsterdam is onbekend. Het was vermoedelijk 22 april 1942. Om de politielijst te maken werd, net als in de andere gemeenten, de burgemeesterslijst gebruikt. Men beperkte zich in Krommenie tot overname van de eerste naam, een voljoodse man zonder gezin. De namen van het joodse gezinshoofd met zijn ‘arische’ en halfjoodse gezinsleden en van de gemengd gehuwde vrouwen liet men vervallen. Feitelijk konden deze personen inderdaad blijven, maar in principe waren zij ‘evacueerbaar’. Volgens de regels hoorden hun namen op de lijst. Deze afwijkende methode werd in geen enkele andere Zaanse gemeente toegepast.
Herman Duis
Dat alleen de naam van Duis* werd overgenomen, betekende dat zijn partner en kinderen in Wormer buiten beschouwing werden gelaten. In Krommenie gebeurde dat, omdat deze gemeente naar Wormer verwees. Maar ook in Wormer werden ze niet genoemd. Een niet-joodse vrouw en haar halfjoodse kinderen behoorden niet tot de ‘evacueerbare’ personen, wier namen op een lijst moesten staan. Anderzijds betekende het dat Herman Duis als alleenstaande voljood gevaar liep. Er staat niet genoteerd dat hij gemengd gehuwd was en evenmin dat hij gescheiden was. Dat houdt in dat hij gescheiden woonde. Of deze administratieve merkwaardigheden de Zentralstelle en het hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters zijn ontgaan, en zo niet, of ze geaccepteerd werden, kan men zich afvragen. Correspondentie hierover is niet aanwezig in het Gemeentearchief Zaanstad. Van Krommenie is uit de oorlogsjaren geen dossier.
Geen ‘evacuatie’
In feite hoefde niemand ‘geëvacueerd’ te worden. De joodse inwoners konden, als gemengd gehuwden -Duis uiteindelijk ook- , met hun eventuele gezinsleden in Krommenie blijven. Zij zouden een week later wel de jodenster moeten dragen en allerlei andere bedreigingen en beperkingen moeten ondergaan.5 Een van de beperkingen was het verbod op sporten, dat in maart 1942 van kracht was gegaan. Niet iedereen was het er mee eens. Op 8 augustus 1942 rapporteerde de politie dat het bordje ‘Verboden voor Joden’ van het sportterein aan het Blok was verdwenen. Een maand eerder, in juli 1942, kwam er een nieuwe brief van de Commissaris der Provincie. Daarin werd gevraagd om opgave van alle gemengd gehuwde huishoudens en controle of zij nog terecht in de gemeente woonden. Betrof het joodse mannen, dan moesten zij met hun gezin alsnog naar Amsterdam vertrekken (hetgeen niet altijd gebeurde). Een van de twee joodse mannen was toen zeker niet meer in Krommenie. Abraham Prins zat in de eerste trein die vanuit Nederland naar Auschwitz vertrok.
Onderduik
Volgens de brochure die op 11 mei 2006 ter gelegenheid van de Yad Vashem-uitreiking aan onder meer Sjoerd Hondema werd uitgedeeld, hielp de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO)/Landelijke Knokploegen (LKP) Krommenie/Assendelft tweehonderd onderduikers, van wie dertig joden, aan een schuilplaats.6 Een eerdere Yad Vashem-onderscheiding viel Dirk de Boer en zijn vrouw Stijntje ten deel.7 Daarnaast werd de titel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’ ook aan de drie zusters Romeijnse en hun echtgenoten toegekend: Gerrit en Dirkje Visser-Romeijnse, Hendrik en Catharina Leguijt-Romeijnse en Tromp en Tannetje Bakker-Romeijnse. Ondanks de indrukwekkende inzet van deze en andere dorpsgenoten schreef J. Hondema sr. in zijn herinneringen: “We hadden nog actiever moeten zijn, maar helaas, een groot deel van ons volk bezat niet de moed om Joden onderdak te verlenen.”8
Hondema
Timmerman en aannemer Jelle Hondema (Harlingen, 30-11-1890), Eikenlaan 43, was de vader van Sjoerd Hondema (West-Knollendam, 24-11-1921). Sjoerd herinnert zich dat zijn vader, bestuurslid van de School met de Bijbel, in het najaar van 1940 bezorgd was over de joodse leerkrachten in het onderwijs. Hij stuurde brieven naar collega-besturen en naar het Unie-bestuur van de Scholen met de Bijbel. Daarin stelde hij voor een fonds op te richten waaruit ontslagen leerkrachten konden worden betaald. In november 1940, na de massale invulling van de zogenaamde Ariërverklaring, werd de ontslagaanzegging van joodse (semi-)ambtenaren inderdaad een feit. Er kwam een fonds tot stand, in ieder geval in Krommenie.9 Leden van de familie Hondema werden in de loop van 1941 ook actief bij de opvang van onderduikers. Soms werden zij voorlopig bij henzelf ondergebracht (zie Heller*).
Landelijke organisatie
Het verlenen van onderdak vond noodgedwongen plaats in een sfeer van grote geheimhouding. Desondanks is er wel iets over bekend. Verzet tegen de nazi’s en opvang van onderduikers was in de eerste oorlogsjaren vooral een plaatselijke en min of meer toevallige zaak. Echte organisatie ontstond pas toen de druk op de mannelijke bevolking groter werd om verplicht in Duitsland te werken. De sterkste nationale bundeling op dit gebied10 was de LO van de gereformeerde dominee Frits Slomp (‘Frits de Zwerver’) en Helena Kuipers-Rietberg (‘Tante Riek’) van de Gereformeerde Vrouwenvereenigingen. Slomp preekte ook in de Zaanstreek. De LO werd officieel opgericht op 25 november 1942.
Zaanstreek
Hoofd voor Noord-Holland werd de Zaandamse boekhandelaar Willem Brinkman. Hij werkte samen met onder anderen de meubelhandelaar K. Pos en de christelijke schooldirecteur A. van Os. Na te zijn ontsnapt aan gevangenschap, in augustus 1943, moest Brinkman onderduiken. Hij werd opgevolgd door Klaas Pos. De bovengenoemden waren de Zaandamse contactpersonen voor Sjoerd Hondema. Een derde LO-kern bestond in Wormerveer. Daar waren onder anderen meubelhandelaar Henk Toby en Dirk Dirkmaat, winkelier in babyartikelen, actief. Hondema werkte ook samen met de Trouw-groep en met christelijke jongerenverenigingen.
Krommenie-Assendelft
Sjoerd Hondema’s rol in Krommenie en Assendelft bestond uit het onderbrengen van mensen en de distributie van persoonsbewijzen, stamkaarten en voedselbonnen aan de verzorgers van onderduikers. Geld kreeg hij aanvankelijk van kleine, plaatselijke donateurs. In 1944 schonk Ernst Kaars Sijpesteijn, de directeur van de Linoleumfabriek, maandelijks 5000 gulden. Tijdens de spoorwegstaking, die in september 1944 begon, kon Hondema een beroep doen op het Nationaal Steunfonds (NSF). Hondema en later zijn toenmalige vriendin (en daarna echtgenote) Klasine ten Wolde haalden maandelijks bij een fotograaf in een Alkmaars steegje 15.000 gulden op om de stakende spoorlui van Uitgeest en Krommenie te voorzien van een salaris. Hondema beschikt nog over een aantal bonkaarten en een tiental valse persoonsbewijzen. De foto’s en vingerafdrukken op de legitimatiepapieren zijn van joodse onderduikers, de namen en persoonsgegevens zijn vals. Aan degenen die hem bekend waren, heeft hij na de oorlog hun exemplaar opgestuurd. Van de overgebleven documenten kent hij de werkelijke eigenaars en hun onderduikadressen niet.
Wouda
Degene die de stamkaarten en bonnen bij de onderduikers en hun gastgezinnen bracht en veel mensen persoonlijk kende, was Anton Wouda.11 Sociaal-democraat Wouda (Wormer, 9-8-1909) werkte als jutewever bij de N.V. Weverij Kaars Sijpesteijn. Hij woonde met zijn vrouw Trien van Dijk (Achlum/Franekeradeel, 22-9-1912) op Blok 66 in Krommenie, de huidige Eikenlaan 6. Zowel hij als zijn vrouw brachten per fiets kaarten en vervalste documenten naar de onderduikadressen. Die lagen in de Wijdewormer, de Schermer en soms nog verder Noord-Holland in. Vaak hadden de onderduikers die zo van kaarten werden voorzien eerst één of twee nachten doorgebracht in de woning van het gezin Wouda. Hun dochters Rie (1935) en Stijntje (1940) kregen dan te horen: “Ome Dirk en tante Griet zijn er vannacht.” De meisjes sliepen in dat geval op zolder. In 1944 vond er een inval plaats. Achter de kast werden veertien stamkaarten voor de voedseldistributie gevonden. De boel was verraden. Anton Wouda werd voor verhoor meegenomen naar de Amsterdamse Euterpestraat, het hoofdbureau van de Sicherheitsdienst. Elke avond werd hij overgebracht naar de gevangenis op de Weteringschans. Na 14 dagen kwam hij terug. Hij had zich van de domme weten te houden. Een ‘goede’ politieman die zich over de stamkaarten had ontfermd, was eveneens gevangen gezet. Ook hij kwam echter vrij en Anton kreeg van hem de stamkaarten terug.
Voetnoten
1 H2; Stadsarchief Amsterdam, toegangsnummer 1479, inventarisnummer 804
2 Zie de afbeelding bij Jekel-Beekman*, Koog aan de Zaan
3 Statistiek der bevolking van joodschen bloede in Nederland
4 Archief NIOD, de burgemeester van Krommenie, handtekening Blanken (5 maart 1942) en politielijst. De burgemeester van Krommenie, J. Kalff, werd in januari 1942 uit zijn ambt gezet. Wethouder J. Blanken nam waar. Op 1 juli 1942 trad NSB-burgemeester A.G. Jongsma aan; ’t Hoen en Witte, o.c. (p. 75); Mededeling van S. Hondema uit Krommenie (1999)
5 Zie Presser, o.c. I (p. 163, 237, 349). Voor de sterilisatiecampagne: zie Gottschalk* (vluchteling te Zaandam). Voor werkkampen: zie Samuel de Lange* (Zaandam). Voor het ster dragen: zie Meijer Kokernoot* (Koog) en Abraham Prins*
6 Yad Vashem-plechtigheid in Zaandam (11-5-2006)
7 Rechtvaardigen onder de Volkeren
8 Herinneringen aan de jaren 1940-’45 (p. 13)
9 Gesprek met Sjoerd Hondema (17-10-2006)
10 ’t Hoen en Witte, o.c. p. 87-88; www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn6/slomp
11 Gesprek met S. Hondema (17-10-2006); Telefoongesprek met Rie de Boer-Wouda (23-10-2006)
Joden op evacuatielijst
Joden niet betrokken bij de jodenevacuatie van 1942
Joodse onderduikers