Pool (Philip/Flip)
Laatste wijziging: 2 mei 2016
Philip (‘Flip’) Pool (Amsterdam, 6-2-1907)1
Philip was vertegenwoordiger buitenland bij Polak & Schwarz*. In het bevolkingsregister van Amsterdam staat hij, nog thuiswonend, genoteerd als ‘kantoorbediende essences’. In 1943 gaf hij als beroep procuratiehouder op.
Familie
Diamantslijper Matthijs Pool (Amsterdam, 12-6-1867) en zijn (tweede) echtgenote Leah Norden (Londen, 28-4-1868) hadden negen kinderen. Uit Matthijs’ eerste huwelijk was één kind geboren. Philip was samen met zijn tweelingzus Rachel de jongste van de tien. Het laatste adres van het gezin was Smaragdstraat 21 III in Amsterdam. In januari 1930 ging Flip Pool naar Londen, de geboorteplaats van zijn moeder. Polak & Schwarz had ook daar een vestiging. Flip Pool trouwde op 12 september 1935 in Apeldoorn met Jansje Eva de Jong (Apeldoorn, 12-5-1910). Hun eerste kind, Matthijs Henoch, werd op 19 augustus 1940 in Amsterdam geboren. Het gezin woonde in september 1941 op de Clematislaan 17 in Aerdenhout. Die gemeente moesten ze op 30 maart 1942 vanwege de jodenevacuatie verlaten.2
Polak & Schwarz
Na de eerste onzekerheid bij het uitbreken van de oorlog ging het weer bergopwaarts met Polak & Schwarz. Personeelschef Andries Bouman noteerde op 27 juli 1941 in zijn dagboek: “Zo komt er enige verademing, hoewel de zaken buiten Nederland slecht gaan. Maar gelukkig, ‘Holland’ gaat goed. Mr. v. Witsen en Pool en Harm zijn al weken extra op reis.” Twee jaar later schreef hij over het reisverbod van joodse werknemers dat in principe op 2 juni 1942 inging. Het heeft Philip Pool zeker getroffen.
Onderduik
Na het begin van de deportaties dook het gezin in Zaandam onder bij Philips collega Adrianus Antonius (‘Arie’) Baijens3 (Zaandam, 2-12-1917) en diens vrouw Marijtje Al (Zaandam, 21-11-1918). De kassier van Polak & Schwarz woonde in de Accaciastraat 49, in die tijd gunstig gelegen aan het eind van een doodlopend stuk straat. Ze hadden toen geen kinderen, maar moesten plotseling wel drie monden extra voeden. Vermoedelijk kreeg men hulp van het bedrijf en leverde het verzet extra voedselbonnen. Maar er gebeurde meer. Marijtjes vader had een bootje. Samen met vader Baijens en Aries broer Ab ging hij geregeld over de Zaan om meel te ontvreemden bij de grote bedrijven langs de Zaanoevers.
Onvoorzichtig
Flip Pool was niet erg voorzichtig. Het aanvullend bedrijfsverslag van Polak & Schwarz: “Ph. Pool was ondergedoken, maar heeft zich te veel op straat vertoond. Hij is toen gearresteerd en naar Westerbork vervoerd. Zijn vrouw en kind eveneens.” Carla Annema-Baijens voegde daar iets aan toe. Haar vader vertelde dat Philip Pool op een dag met zijn jodenster op voor het raam zat. Dat was voor Arie aanleiding het gezin te vragen een ander adres te zoeken. Waar zij heengingen is niet bekend. Het gezin viel in de handen van de nazi’s en werd naar Westerbork gestuurd. Matthijs was ziek en werd naar het ‘weeshuis’ van het kamp gebracht. Ook Jansje Pool-de Jong werd ziek en kwam in het ziekenhuis van Westerbork terecht.
Lees meer
Deportatie
In Westerbork had Philip Pool veel last van psychische klachten, waarvoor hij eerder al verpleeginrichting Het Apeldoornse Bosch had bezocht. De zenuwarts van Westerbork, Jacques Lobstein, noteerde dat Philip leed aan ‘schizophrenie’ en dat hij ‘opvalt door vreemd gedrag’. In mei en juni 1943 behandelde Lobstein hem meerdere keren. Op 24-5-1943 noteert Lobstein: “Wordt hedenavond opgenomen uit B.[arak] 61. Hij is nog lijdend aan periodieke verhoogende schizophrenie, die opvalt door zijn vreemd gedrag.” De observaties lopen door tot 12 juni van dat jaar. “Blijft zich zonderling gedragen”, aldus Lobsteins laatste aantekening.
Sobibor
Philip werd naar Sobibor gedeporteerd en onmiddellijk na aankomst vergast, op 16 juli 1943. Zijn vrouw heeft hem niet meer gezien, aldus het aanvullend jaarverslag van Polak & Schwarz. Op 17 augustus 1943 stierf de bijna 3-jarige Matthijs in Westerbork.4 In deze absurde omstandigheden was Jansje zwanger van een tweede zoon. “In het kamp is het 2e kind geboren. Van de heer Pool is nooit meer iets vernomen”, besluit de aantekening in het Polak & Schwarz-verslag.
Schrijnend
In augustus 1945 kwam Jansje Pool naar Polak & Schwarz. Personeelschef Andries Bouman noteerde later het volgende in zijn dagboek: “6/8 Mevrouw Pool was op kantoor. Deelde bijzonderheden mee over het overlijden van haar zoontje Thijs in Westerbork. Zij was typhus-bacillendraagster en moest naar een barak die ze niet verlaten mocht. Haar man was diezelfde nacht op transport gezet n. Dld. Dezelfde avond daaraan voorafgaand werd Thijs naar ’t z.g. weeshuis (ziekenhuis) gebracht met een abces in ’t hoofd. Daar is hij later gestorven, zonder dat vader en moeder er bij waren.”
Vervolg
Oud-collega’s wisten te vertellen dat het tweede kind Joost heette en met zijn moeder in Tel Aviv terechtkwam. De stamboom op internet bevestigt dit grotendeels. Moeder en zoon vertrokken op 24 september 1952 naar het Israëlische Naharya, een stad niet ver van de grens met Libanon. Joost trouwde in 1980 in Eilat, aan de Rode Zee. Hij werd diepzeeduiker. Jansje stierf op 13 oktober 2000 in Haifa.
Aanmaning
Er is overigens een aanmaning voor de weduwe Pool-de Jong (Frans van Mierisstraat 60, Amsterdam) uit 1951 bewaard van de Belastingdienst.5 Zij had binnen acht maanden na het overlijden van haar man in Sobibor aangifte moeten doen van de eventuele nalatenschap. Toen dat niet gebeurd was, riskeerde ze boetes. Ook anderszins kwam de weduwe in de problemen. Verzekeringsmaatschappij Amstleven spande in 1947 een kort geding tegen haar aan, waarbij onder meer bezwaar werd gemaakt tegen het feit dat de rechter ‘bij zijne uitspraak het overlijden van verzekeringnemer Philip Pool ten onrechte genoegzaam bewezen heeft geacht door een brief van het Nederlandse Roode Kruis, Afwikkelingsbureau Concentratiekampen, waarin verklaard werd dat Philip Pool in Juli 1943 in het concentratiekamp Sobibor overleed’. De president van de arrondissementsrechtbank achtte de dood van Pool in tegenstelling tot Amstleven wel bewezen, mede omdat zijn echtgenote een rapport kon overleggen waarin was becijferd dat van de 34.313 naar Sobibor gedeporteerde personen slechts negentien (onder wie drie mannen) waren teruggekeerd. De rechtzaak droeg in belangrijke mate bij aan verbetering van de rechtspositie van vermiste personen en hun nabestaanden.
Bekenden
Arie en Marijtje Baijens kregen na de oorlog twee kinderen, Elly en Carla. Carla heeft nog een aandenken aan de aanwezigheid van Jansje Pool-de Jong en Matthijs. Bij de geboorte van haar eerste kind kreeg ze van haar ouders wiegenlakentjes cadeau die tijdens de oorlog door Jansje waren gemaakt.
Voetnoten
1 Plaquette Polak & Schwarz; Mededelingen van Gerard Duijf, Cor Flipse, Erik Schaap (2010) en Corrie Lammes (2003); Gezinskaart Amsterdam; www.joodsmonument.nl; Aanvullend verslag Polak & Schwarz (p. 3); Eindrapport van de Begeleidingscommissie onderzoek financiële tegoeden WO-II in Nederland; http://home.kpn.nl/D.Penha/Webside-POOL/pool.htm#BM52; Oorlogsdagboek van Andries Bouman uit Zaandam, personeelschef van Polak & Schwarz
2 Presser o.c. I (p. 206)
3 Zie foto afdeling Holland
4 www.drenlias.nl
5 www.jhm.nl, documenten nr. 00006023_01 en _02