Poppelsdorf (Isaak)
Laatste wijziging: 2 mei 2016
Gezin Isaak Poppelsdorf (Amsterdam, 28-12-1904 – Sobibor, 4-6-1943)1 en Esther Poppelsdorf-Schuitevoerder (Amsterdam, 21-5-1915 – Sobibor, 4-6-1943) met Roseline (‘Roosje’) (Amsterdam, 14-9-1940 – Sobibor, 4-6-1943) en Johnny (Amsterdam, 9-9-1942 – Sobibor, 4-6-1943)
Isaak was volgens de basislijst telegrafist. Het Adresboek voor de Zaanstreek 1941 noemt hem ‘rijkswerkman’. Hij was echter terreinwachter bij de Zaandamse Artillerie-Inrichtingen. Op de verklaring omtrent het ontbreken van een radio vulde hij op 28 april 1941 in zonder werk te zijn.
Voor de oorlog
Esther kwam uit Oostzaan. Haar vader had een winkel in tweedehands spullen op het Weerpad 7 – nu Kerkstraat (zie Isaäc Schuitenvoerder*). Esther was een van zijn vijf dochters. Van Esthers zusters trouwde Jansje*, de jongste, met de niet-joodse C.J. van Twist. Zij verhuisden in augustus 1939 naar Zaandam en woonden daar net als Isaak en Esther in de Sophiastraat. Esther trouwde op 22 december 1938 met de Amsterdammer Isaak Poppelsdorf. Ze gingen in de hoofdstad wonen, respectievelijk in de Transvaalstraat 68 II, aan de Amstel 280 I en op de Iepenweg 28 I. Op dat laatste adres werd in september 1940 hun eerste kind geboren, Roseline. In november 1940 woonde het gezin aan de Sophiastraat 13 in Zaandam, een niet meer bestaande zijstraat van de Hoogendijk.
Artillerie-Inrichtingen
Op 11 maart 1941 stuurde de directie van de munitie- en wapenfabriek Artillerie-Inrichtingen een namenlijst naar het Afwikkelingsbureau van het Departement van Defensie. Het was een opgave ‘van ons personeel, dat ingevolge Uw bovengenoemd schrijven uit hun functie is ontheven’. Het betrof 28 joodse medewerkers -op twee na wonend in Amsterdam-, die van de ene dag op de andere hun baan kwijtraakten. Onder hen ook Isaak Poppelsdorf, tot op dat moment goed voor een weeksalaris van 21,60 gulden. Wel kreeg hij nog enkele maanden loon mee. Op 4 mei 1942 informeerde de Joodsche Raad de directie van de Artillerie-Inrichtingen over Poppelsdorf: “Betrokkene heeft zich sinds zijn ontslag steeds boven water kunnen houden. De financieele omstandigheden zijn niet al te rooskleurig. Verdiensten f. 10,- à f. 12,- p. week. Huur f 5.25,-. Is intusschen geëvacueerd uit Zaandam.”
Nergens in de Zaanstreek -uitgezonderd misschien de essencefabriek Polak & Schwarz- werkten zoveel joden als bij de Artillerie-Inrichtingen. Van de 28 vaste joodse medewerkers in 1941 stierven er 19 als gevolg van de Holocaust.
Johnny
Uit angst voor de bezetter besloten vader en moeder Poppelsdorf hun in september 1942 geboren zoon een Amerikaans- in plaats van een joods-klinkende naam te geven: Johnny. Het bevriende echtpaar Gré en Jacob Koene deed in verband met Johnny’s feestelijke besnijdenis boodschappen voor de familie, die inmiddels naar Amsterdam was gedwongen.
Terug
Na de ‘evacuatie’ uit Zaandam kwam het gezin Poppelsdorf aanvankelijk weer terecht in de hoofdstedelijke Transvaalstraat 68 II. Dat adres werd korte tijd later verruild voor het Rapenburg 78 III. Op een briefkaart die ze ze op 26-5-1943 stuurden naar de familie Koene, die in de Zaandamse Sophiastraat woonde, schreven ze: “We zijn weg, ga naar nr. 76 op Rapenburg, daar is boel en wat anders van ons. Hou jullie taai, wij doen het ook. Groeten aan alle bekenden.” Het gezin was inmiddels onderweg naar Westerbork. Het laatste levensteken was een op 1-6-1943 afgestempelde kaart voor de familie Koene, de dag van hun vertrek naar Sobibor. De tekst daarop was drie dagen eerder geschreven vanuit Westerbork-barak 55: “We maken het best, ook de kinderen. Het eten is goed, voor de kinderen krijgen we volop. Dinsdag gaan we denkelijk wel door. De kinderen zijn de hele dag buiten en houden [het] best uit. De verzorging is niet zoals thuis, maar het gaat toch. Voor de rest is alles in orde.”
Deportatie
Met dertien andere joodse Zaankanters werden Isaak (38), Esther (28), Roseline (2) en Johnny (9 maanden) Poppelsdorf onmiddellijk na aankomst in Sobibor vergast. Ze stierven op 4 juni 1943. Geen dag kende meer Zaanse slachtoffers.
Verwanten
Esthers ouders waren twee weken eerder in hetzelfde kamp om het leven gebracht. Haar zuster Sara (1910) overleed in januari 1943 in Auschwitz.