Reiter (Max)

Laatste wijziging: 2 mei 2016

Gezin Max Reiter (Leipzig, 1-6-1903)1

Bonthandelaar Max Reiter huwde op 12 maart 1927 in Leipzig de niet-joodse Frida Emma Reiter-Ziske (Leipzig, 19-11-1903). Het paar kreeg drie kinderen: Ivonne (Leipzig, 24-9-1925), Vera (Leipzig, 8-7-1929) en John (Amsterdam, 20-8-1935). Het gezin was, op de jongste na, in oktober 1932 vanuit Groningen naar Amsterdam gekomen. De stateloze Max werkte daar aanvankelijk bij Gerzon. Hun laatste Amsterdamse adres was de Jekerstraat 98.

Oostzaan

De familie werd op 3 maart 1941 ingeschreven in Oostzaan en betrok een woning in de Kerkstraat 99. De Reiters waren de laatste buitenlandse nieuwkomers in de gemeente. Ze waren geen vluchtelingen. Eigenlijk was verhuizen naar een van de Zaangemeenten na de Februaristaking (26 februari 1941) voor joden verboden, maar misschien was die maatregel op 3 maart nog niet van kracht, of viel Oostzaan erbuiten.

Vriendschap

Waarom Oostzaan? Max Reiter had zakelijke en vriendschappelijke relaties met de familie Seligmann. Heinz Seligmann* woonde met zijn vrouw Edith sinds april 1939 op de Kerkstraat 260. Heinz was in maart 1938 naar Oostzaan verhuisd. Daarvoor woonde hij bij zijn zuster, Sophie Vreeland-Seligmann*, aan de Oude Schans 92 in Amsterdam. Bij haar leerde hij zijn toekomstige vrouw kennen, Edith Silberbach. Tussen februari 1935 en november 1938 woonde ook het gezin Reiter op dat adres. De echtparen Reiter-Ziske, Vreeland-Seligmann en Seligmann-Silberbach (toen nog virtueel) kenden elkaar dus van de Oude Schans. Op 23 februari 1941, een ruime week voor de verhuizing van het gezin Reiter, was Sophie met haar gezin in Oostzaan ingetrokken bij haar broer Heinz. De bijna gelijktijdige verhuizing van de twee gezinnen leek gepland. Tragischerwijze overleed Sophie Seligmann binnen enkele maanden. Haar man en kind keerden in januari 1942 terug naar Amsterdam.

Vrijgesteld

Max Reiter had waarschijnlijk al in februari 1941 in Amsterdam de aanmeldingsformulieren ingevuld voor zichzelf en zijn drie kinderen, als zijnde van joodsen bloede. Zijn naam komt voor op de burgemeesterslijst. Volgens de regels zouden ook zijn ‘arische’ vrouw en de halfjoodse kinderen daarop een plaats moeten hebben, maar in Oostzaan ging men er kennelijk vanuit dat de gezinsleden van gemengd gehuwden sowieso van ‘evacuatie’ waren vrijgesteld. Bovendien stond Max medio juli 1942 nog op een lijst van de Rüstungs-Inspektion Niederlande ‘enthaltend die bei Pelz- und Konfektionsfirmen beschäftigten Juden’ die een Sperr-stempoel hadden (in zijn geval een ‘40.000-stempel’, dat hem vooralsnog vrijwaarde van deportatie).

Amsterdam

Maar Heinz en Edith Seligmann moesten wel weg, en in januari 1942 waren David en Machiel Vreeland al teruggegaan naar Amsterdam. Op 10 augustus 1942 werd ook Max Reiter met vrouw en kinderen uit Oostzaan uitgeschreven. Hij ging terug naar het Amsterdamse adres waar de vriendschappen begonnen waren, Oude Schans 92 III. Reiter hoefde niet in een jodenbuurt te wonen. Voor gemengd gehuwde joden, die op straffe van deportatie de jodenster moesten dragen, was er wel de dreiging van sterilisatie en, voor mannen, het werkkamp. Heinz en Edith Seligmann-Silberbach* en David en Machiel Vreeland* overleefden de Holocaust niet.

Heiligeweg

Max en Frida Reiter maakten de bevrijding wel mee. Na de oorlog begonnen ze een bontwinkel op de Amsterdamse Heiligeweg 2-6. “Een begrip in Nederland”, adverteerden ze. Ze waren op 8 september 1945 ingeschreven op huisnummer 4. Daar werden ze op 23-8-1956 ook uitgeschreven. ‘Wegens overlijden’ (van Max), vermeldt de woningkaart in het Amsterdamse Stadsarchief, waarop bij opmerkingen tevens het adres Breestraat 145 hs staat vermeld. Frida vertrok die maand uit Nederland en vestigde zich in ‘Vreka, USA’. Hoe het hun kinderen is vergaan, is onbekend.