Rooij, de (Coenraad)
Laatste wijziging: 2 mei 2016
Coenraad de Rooij (Amsterdam, 31-8-1887 – IJmuiden 1967) en Anne de Rooij-Veffer (1895 – IJmuiden 1969)1
De familie De Rooij was tot aan het uitbreken van de oorlog woonachtig in Haarlem. Ze hadden bontconfectiezaken in Beverwijk, Zaandam en IJmuiden. De Zaandamse winkel werd in 1941 overgenomen door de Verwalter en in 1943 geliquideerd. In 1942 werd Coen de Rooij met een ‘breuk’ opgenomen in een Haarlems ziekenhuis, de Maria-Stichting, een wel vaker beproefd middel door een daar werkende arts om joden in bescherming te nemen. Toen enkele dagen later het gerucht ging dat de woning van het echtpaar De Rooij geconfisqueerd zou worden, liet Anne zich eveneens opnemen in dit ziekenhuis. Ze bleven zo’n twee weken in het ziekenhuis. Daarna begonnen ze aan een zwerftocht door Nederland, van onderduikadres naar onderduikadres, te beginnen bij niet-joodse familie in Vlaardingen. Hun zoon Jacques (Amsterdam, 22-8-1914) -tot 1940 filiaalhouder van de winkel in Zaandam- liep als gevolg van een huwelijk met een niet-joodse vrouw relatief weinig risico, hun zoon Max (1916) kon via elf valse getuigenverklaringen worden ‘ontjoodst’.
Afbraak
Het echtpaar De Rooij-Veffer verbleef geruime tijd in de IJmuidense woning van zoon Jacques, aan de Briniostraat 3. Ze zaten er met enkele onderduikers verscholen op de ruime zolder. Dat huis werd echter in de herfst van 1944 vanwege de versterking van de kustverdediging afgebroken. Na een kort verblijf in Amsterdam belandde het echtpaar tenslotte bij de familie Stokhof in Zaandam. De familie Stokhof was via de vrouwelijke lijn familie van de familie De Rooij. Coen en Anne de Rooij hebben tot het einde van de oorlog in Zaandam gezeten. Daarna zijn ze teruggekeerd naar IJmuiden, waar ze een nieuwe bontzaak begonnen.
Voetnoten
1 Visser, H. Wij konden onderduiken