Salomons (Arno)

Laatste wijziging: 4 mei 2016

Arno Salomons (Winschoten, 10-12-1935 – Auschwitz, 26-3-1944)1

De jonge Arno Salomons kon tijdens de oorlog worden ondergebracht in Zaandijk, maar werd daar ontdekt. Hij stierf in Auschwitz.

Henk Jonkman

Op 2 maart 1944 werd de Amsterdamse onderwijzer Simon Hendrik (‘Henk’) Jonkman (Enkhuizen, 3-4-1903) gearresteerd. Hij woonde op dat moment in de 1e Helmersstraat 202hs te Amsterdam. Jonkman was al jaren actief binnen de illegaliteit, eerst bij de financiële ondersteuning van zeemansgezinnen, later ook bij de LO/LKP.  Via het Amsterdamse hoofdbureau van politie en het SD-hoofdkwartier aan de Euterpestraat belandde hij in het huis van bewaring aan de Weteringschans. In de meldingsrapporten van de politie is te lezen wat hij aan bezittingen bij zich had: een nikkelen vestzakhorloge en ruim 626 gulden. Op 16 april 1944 werd hij vrijgelaten; hem kon alleen hulp aan zeemansvrouwen ten laste worden gelegd. Tussen 7 en 10 maart had Jonkman een ontmoeting met een joods jongetje, dat ondergedoken was in Zaandijk. In de zomer van 1944 schreef hij zijn herinneringen over dat contact op in zijn dagboek.

Dame uit Zaandijk
“Ik herinner me hoe een dame uit Zaandijk binnengebracht werd, die een joods jongetje thuis had”, schreef Henk Jonkman. “Het kereltje werd bij ons in het dagverblijf gezet [van het Amsterdamse hoofdbureau van politie]. Hij vertelde hoe hij van school gehaald was door een paar mannen en naar het politiebureau was gebracht. Een der agenten die hem in ontvangst nam had gezegd: als ik die kerel later tegenkom, schiet ik hem dood. Het jochie, zo oud als Joost [de 7,5 jaar oude zoon van Jonkman], was kwiek en netjes. We stopten hem vol lekkers en hij zei heel welgemoed: het zal wel weer in orde komen. (… ) Zijn pleegmoeder, een zeldzaam flinke dame, heb ik drie keer ’t gewone kwantum dekens gegeven. Je was blij als je zo iets voor haar kon doen. Een keer moest ze naar ’t Adama van Scheltemaplein [waar de Sicherheitspolizei zetelde] en kwam ’s avonds weer terug, na uitgescholden en bedreigd te zijn.”
René
Tussen Jonkmans pensionering (in juli 1968) en zijn overlijden (11-9-1969) schreef Henk Jonkman nog een stukje over de joodse jongen. Een agent, ‘ome Piet’, bracht ‘een verduiveld aardig jongetje binnen’ in het dagverblijf van het politiebureau. “’Jij bent schoolmeester, dus houd jij dat kind wat bezig’, zegt ome Piet”, aldus Jonkman. “René-tje geeft iedereen een hand en zegt dat hij René heet. (…) René-tje praat graag met een keurig stemmetje. ‘Gek hè, dat ik hier moet logeren. Begrijpen doe ik het niet. Ik was vanochtend gewoon op school en toen kwamen er twee mannen naar binnen en die vroegen naar mij. De kinderen keken naar mij en één van de mannen was nijdig op de meester, omdat die zei dat ik absent was. Meester zei tegen die boze man ‘barst’. Nou, dat is geen woord voor een meester, vindt U? Toen brachten ze me naar het politiebureau.”
Juffrouw Maassen
“Juffrouw Maassen uit de klas naast ons deed me het dasje om van Cor. Ik zei het nog: juffrouw dat is mijn dasje niet, maar ze zei dat ik hem omhouden moest. Op het politiebureau zat mijn moeder, nou ja, ze is mijn moeder niet, ik noem haar maar zo. Toen die twee mannen even weg waren zei een agent: als ik die kerels buiten tegenkom, schiet ik ze dood. Waarover zouden ze zo’n ruzie gehad hebben? Toen gingen we in een auto hierheen. Ik had in een jaar niet meer in een auto gezeten. Papa’s auto moest hij inleveren. Nou zit ik hier, gek hè. Maar het zal wel weer terecht komen.”

Tilly van Hall

Volgens een naoorlogse, handgeschreven notitie van Tilly van Hall, de weduwe van de in de oorlog vermoorde Zaandamse verzetsleider Walraven van Hall, had Hendrik Albert Boekenoogen (Wormerveer, 7-8-1902) in Zaandijk ‘een joods jongetje waar Aad [de zoon van Walraven en Tilly] mee speelde. ’t Kind werd verraden. Zij moest kiezen: kind inleveren of haar man werd naar Vught gestuurd. ’t Kind is vergast. Monsterachtig’. ‘Zij’ is Geertruida (‘Geert’) Boekenoogen-van Manen (Haaksbergen, 27-3-1907). Haar man was chef-chemicus van voedselproducent Duijvis en zou na de oorlog directeur worden van het Unilever Research Laboratorium, alsmede buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit Twente. Het echtpaar was al jaren actief in de illegaliteit en kende Walraven van Hall waarschijnlijk via de Nederlandsche Unie, waarin zowel Walraven als Hendrik actief waren. Het echtpaar Boekenoogen woonde aan de Lagedijk 46. Tilly van Hall noemde de naam van de jonge onderduiker niet, maar het betrof Arno Salomons.

Ronald Boekeloo

Arno werd op 7 maart 1944 ingeschreven in het Amsterdamse arrestantenregister, zij het onder een andere naam en geboortedatum: Ronald Boekeloo, geboren op 10 juni 1936. Verder werd vermeld dat hij scholier was en op de Lagedijk 46 in Zaandijk was aangetroffen. Hij had geen geld of sieraden bij zich. De naam Boekeloo werd -waarschijnlijk nadat het jongetje was verhoord- doorgehaald en vervangen door ‘Messinger’. Op 8 maart werd ook Geert Boekenoogen ingeschreven als arrestant. Haar echtgenoot wordt niet vermeld in de rapporten. Waarschijnlijk was hij niet thuis toen Geert Boekenoogen werd aangehouden.

Schuilnaam

Ook ‘Ronald Messinger’ was dus een pseudoniem van Arno Salomons. De 8-jarige jongen woonde voor zijn onderduiktijd met zijn ouders Alexander Salomons (Winschoten, 2-3-1909) en Anna van Strien (Amsterdam, 25-12-1912) en zijn broer Max Simon in de (nu niet meer bestaande) Winschotense Willemstraat 15. Arno’s ouders hadden een groothandel in klompen, schoenen, laarzen, etc. Ze zijn via Mechelen gedeporteerd en vervolgens om het leven gebracht: Alexander op 13-3-1943, Anna op 11-9-1942. Arno’s broer overleefde als onderduiker en woont tegenwoordig in Israël. Arno kwam op 15 maart 1944 aan in Westerbork. Op 23 maart werd hij op transport gesteld naar Auschwitz. Daar werd hij drie dagen later vermoord.

Van der Schoor

In de herfst van 1944 kreeg de uit Bloemendaal geëvacueerde familie Van der Schoor (vader, moeder en twee zoontjes) onderdak bij de familie Boekenoogen. De familie had dat jaar in hun woning eveneens onderdak geboden aan joden, maar als gevolg van een gecompliceerde zwangerschap van Lammigje van der Schoor-Dekker konden die niet langer blijven. De Van der Schoors kenden de Zaanstreek; vader Andries was opgegroeid op de Lagedijk 55. In februari 1945 ontsnapte hij zwemmend via de Zaan aan arrestatie. De Duitsers zochten hem vanwege zijn illegale werk. De hoogzwangere Lammigje werd bij de inval in huize-Boekenoogen mishandeld.

1 Dagboek van Simon Hendrik Jonkman (met dank aan zijn zoon Peter, november 2010 en 9-7-2011); Informatie van Henk Krigee uit Zaandam (25-1-2011), José Martin uit Westerbork en Theodor Schoor uit Stavanger (8-9-2016); Stadsarchief Amsterdam, inv.nr. 5225; www.joodsmonument.nl