Schouten-Hagenaar (Leentje/Lena)

Laatste wijziging: 4 mei 2016

Echtpaar Leentje (‘Lena’) Schouten-Hagenaar (Amsterdam, 3-4-1895)1

Leentje trouwde op 28 november 1917 met de Oostzaner Jan Schouten (7-12-1878). Dat was een jaar nadat ze met haar ouders uit het dorp was vertrokken. Emanuël Hagenaar (Amsterdam, 1872) en Anna Delden (Amsterdam, 1871) waren in oktober 1914 met hun negen kinderen, van wie Leentje de een na oudste was, in Oostzaan komen wonen (Weerpad B11h). Los werkman Emanuël sr. kon er waarschijnlijk niet voldoende brood verdienen en verhuisde in januari 1916 met alle kinderen, behalve oudste zoon Isaac en diens gezin, terug naar Amsterdam. Daar werd in 1916 de benjamin, Barend, geboren. Anna overleed eind december 1929.

Isaac

In het bevolkingsregister van 1923 staat Isaac Hagenaar (Amsterdam, 1891) bekend als ‘koopman in kippen enz.’. Hij was oprichter en voorzitter van de Oostzaanse woningbouwvereniging (1918). Met zijn vrouw Theresia Winnik (Amsterdam, 1890) en de drie kinderen Emanuel (1909), Anna (1912) en Lena (1914) was hij in 1914 naar Oostzaan gekomen (Weerpad B7), vier maanden na zijn ouders die in dezelfde straat woonden. Toen deze vertrokken was hij gebleven. Zijn zus Leentje, naar wie het derde kind was vernoemd, kon het dorp en haar vriend daardoor makkelijk blijven bezoeken, en uiteindelijk met hem trouwen. Theresia kreeg in Oostzaan nog vier kinderen: Rebecca (1916), David (1918), Hartog (1920) en Rachel (1921). Het gezin verhuisde in 1923 naar de Jac. Corneliszstraat B 163 (nr. 19), een nieuw huis van de woningbouwvereniging. In oktober 1936 gingen Isaac en Theresia Hagenaar met hun drie schoolgaande kinderen naar Amsterdam. Jan en Leentje Schouten betrokken toen het huis aan de Jac. Corneliszstraat 19.

Zaanstreek

Het derde kind van Isaac en Theresia, Lena Hagenaar, trouwde rond 1936 met Wilhelmus Craane* uit Koog aan de Zaan en ging in Zaandam en later Koog aan de Zaan wonen. Ook Rebecca ging met haar man Antonius van Dijk* naar Zaandam. Zo woonden er bij het uitbreken van de oorlog drie vrouwen Hagenaar in de Zaanstreek, allen gemengd gehuwd. Een zus van Leentje, Sophie Engelander, (1903), kwam als onderduiker naar de Zaanstreek. Van zowel Leentje Schouten als van Lena Craane is bekend dat ze tussen 1940 en 1945 verzet pleegden.

Seligmann

Nadat ganzenmester en poelier Leopold Pelziger zich eind juli 1937 op Kerkbuurt 18 had gevestigd, werd Oostzaan langzaam een bekende plek voor buitenlandse joden met meestal tijdelijke verblijfsvergunningen, ‘in afwachting van emigratie overzee’.2 Een kennis van Leopold en zijn vrouw, Hermann Feinstein*, kwam in februari bij hen wonen. Pelzigers dochter Dolli* en haar man volgden in april. Men verwachtte ook Hermanns verloofde Bianka Goldberg. In die tijd kwam er weer een nieuwe aanvraag, van een reisgenoot van Dolli richting Brazilië: Heinz Seligmann*. Leentje en Jan Schouten besloten dat hij ruimte kon krijgen in hun huis (23 maart 1938). Heinz zou er blijven wonen tot aan zijn huwelijk op 13 februari 1939. Er werd toen bij de buren ruimte gemaakt voor de bruid. Later ging het bruidspaar op Kerkstraat 260 wonen.

Auerbach

Op 9 november 1938 vond in Duitsland de rijkspogrom Kristallnacht plaats. Er waren mede als gevolg daarvan driehonderd toelatingsverzoeken per dag aan de grens met Duitsland. De Nederlandse regering reageerde uiterst bot. Ze versterkte de grenswacht met zeshonderd man. Op 28 november kwamen Leo (37) en Rosa (35) Auerbach-Auerbach met hun kinderen Ruth (4) en Hans Julius (2) van-uit Wuppertal naar Oostzaan. De bestaande ‘vluchtelingenhuizen’ aan het Zuideinde 443 (zie Freund*) en 447 (zie Feinstein*) waren vol. Jan en Leentje Schouten namen de Auerbachs voorlopig in hun huis op, waar Heinz Seligmann nog steeds woonde. Na enige tijd werd in de buurt een nieuw adres gevonden, Kerkstraat 196. In de jaren 1931-’34 woonde hier de joodse familie Schuitevoerder*. Het gezin Auerbach wist, na een jaar Oostzaan, op 28 oktober 1939 naar Chili te emigreren.

Meer vluchtelingen

In de tweede helft van 1939 kwam een groot aantal joodse vluchtelingen naar Oostzaan; elf in augustus, zestien in september, acht in oktober en vijf in november. Aan deze veertig mensen werden nieuwe voorwaarden gesteld. Zij kregen strikt een tijdelijke toestemming om in de gemeente te verblijven en wie niet voor 1 januari 1940 een andere plek had gevonden -verschillenden wisten te emigreren-, zou naar een vluchtelingenkamp worden gebracht. Er werden nieuwe adressen gevonden voor al die nieuwkomers; in de Jacob Honigstraat, op het Zuideinde, een woning in Oostzaan-Noord. Ook enkele eerdere opvangplekken zoals Zuideinde 443 en Kerkstraat 260 namen nieuwe mensen op.

Sternfeld

Maar op 20 september, toen de familie Sternfeld zich meldde, waren alle tien adressen volgeboekt. Zij waren met met vier personen: de in Warschau geboren Helène Sternfeld-Filo (68) en haar drie oudere kinderen: Leonhard (42, geboren in Hamm), Max (39, Dortmund) en Else Sternfeld (38, Dortmund). Voor moeder en dochter kon nog plek worden gemaakt in de Kerkstraat 260, maar voor de twee zoons was daar geen plaats meer. Zij werden daarom vlakbij opgenomen, in het huis van Jan Schouten en Leentje Hagenaar. Leonhard en Max Sternfeld zouden drie maanden bij Jan en Leentje Schouten blijven. Het gezin werd lid van de joodse gemeente van Zaandam.3 Op 28 december 1939 vluchtten moeder, zuster en broers verder. Leonhard, Max en Else Sternfeld zouden in de Sjoa omkomen. Max op 5 december 1944 in Dachau, Leonhard en Else op of rond 28 februari 1945 ergens in Midden-Europa. Moeder Helène Sternfeld-Filo overleefde de Sjoa.

Kann

Na Leonhard en Max Sternfeld nam het echtpaar Schouten zelf geen vluchtelingen meer op. Wel waren zij persoonlijk betrokken bij het vinden van een plek voor Wilhelmine S. (‘Wally’) Kann-Mayer (Dortmund, 14-12-1908) en haar enig kind Simon Adolf Günther Kann (Duisburg, 3-7-1936). Zij kwamen aan op 18 oktober 1939. Vader Hans Kann (1905-1963), zoon uit een Duisburgse slagersfamilie, was in juli 1939 samen met zijn broer Erich illegaal de Nederlands-Duitse grens overgestoken. Ze wisten in augustus 1939 Engeland te bereiken. Toen Hans liet weten dat hij veilig in Londen was aangekomen, vluchtten ook zijn vrouw en kind naar Nederland, vermoedelijk samen met Wilhelmines moeder.

Jac. Corneliszstraat

Wilhelmine en haar zoon Günther wisten in augustus of september 1939 Duitsland te verlaten en Amsterdam te bereiken. Enkele weken later kwamen ze in Oostzaan terecht. Daar hadden ze nog contact met Erichs schoonfamilie, het Duits-Nederlandse gezin bij wie de twee broers in Amsterdam terechtgekomen waren en waarvan de dochter met Erich in het huwelijk was getreden. Groot-Brittannië bereiken was inmiddels moeilijk, omdat op 1 september de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken.  Uit een briefwisseling blijkt dat Günther inmiddels naar school ging. Hun nieuwe Oostzaanse adres was al eerder gebruikt, na het huwelijk van Heinz Seligmann en Edith Silberbach, en lag in het buurhuis van de Jac. Corneliszstraat 19 (B164). Moeder en zoon Kann zouden er ruim een half jaar wonen.

Westerbork

Terwijl veertien andere vluchtelingen uit de periode augustus-november 1939 midden februari 1940 naar kampen in Den Haag, Hoek van Holland en Westerbork werden gestuurd, hoefde Wilhelmine Kann met haar zoontje pas op 30-12-1940 weg. Zij verhuisden tien dagen na de Duitse inval eerst nog naar Kerkstraat 260, waar het echtpaar Seligmann-Silberbach woonde. Eind december 1940 vonden moeder en zoon illegaal onderdak in een pension bij Assen. Tot midden 1942 bezochten ze hun schoonfamilie in Amsterdam nog. In het familiearchief bevindt zich een brief d.d. 17-2-1943 uit Westerbork waarin Wilhelmine haar man in Londen laat weten dat met hen alles goed was.  Op 4-9-1944 werden Wilhelmine en Günther alsnog vanuit Westerbork naar Theresienstadt gedeporteerd en vandaar naar Auschwitz, op 28-10-1944. Daar werden ze vermoord.

Oorlog

Leentje Hagenaar vulde in februari 1941 op het aanmeldingsformulier voor personen van joodsen bloede in vier joodse grootouders te hebben. Op haar persoonskaart en later ook haar persoonsbewijs kwam een J te staan. Het gemengd gehuwde echtpaar Schouten-Hagenaar hoefde niet weg uit Oostzaan en overleefde oorlog en Holocaust. Dat gold niet voor een groot aantal andere leden van de gezinnen Emanuël en Isaac Hagenaar, van wie er vier in Oostzaan waren geboren.

Gezin Emanuël Hagenaar

Leentjes vader Emanuël stierf, 70 jaar oud, op 12 oktober 1942 in Auschwitz. Zijn tweede vrouw, Esther Lootsteen (Amsterdam, 1872), met wie hij in juni 1940 was getrouwd, werd op dezelfde plaats en tijd vermoord. Zij was weduwe geweest van David Espinosa, en daarvoor van Mozes Pesaro. Toen een notaris in 1959 naar erfgenamen zocht, stuurde de Amsterdamse Burgerlijke Stand hem een overzicht met de gegevens van hun twaalf kinderen. Salomon (1) en Sophia (1) waren op jonge leeftijd overleden. Salomon (2) stierf in 1934. Ook Elisabeth (1940) stierf voor de oorlog, in het kraambed. De gemengd gehuwde Leentje Schouten-Hagenaar overleefde de oorlog, haar broer Barend, die getrouwd was met de niet-joodse Maria Cornelia Sinke, echter niet. Hun zuster Sophia Engelander-Hagenaar redde zichzelf en haar dochter Lies door onder te duiken. De andere vijf kinderen kwamen om het leven in kampen in Duitsland, Polen en Oostenrijk. Van de 48 kleinkinderen ondergingen er 38 hetzelfde lot. Van de minstens twintig achterkleinkinderen werd er één het slachtoffer van de Holocaust, Arnold Peeper-Hagenaar. Van de 79 nakomelingen van Emanuel en Theresia Hagenaar en hun partners kon de notaris in 1959 beschikken over de namen van slechts 19 erfgenamen. De belangrijkste oorzaak was genocide.

Gezin Isaac en Theresia Hagenaar

Leentjes oudste broer, Isaac Hagenaar, (‘Oostzaner’ zoals zij) werd op 28-11-1942 in Auschwitz vergast. Zijn vrouw Theresia was in maart te Amsterdam overleden. Emanuel, de oudste van hun zeven kinderen, stierf op 21 januari 1945 tijdens de dodenmars van het Auschwitz-buitenkamp Blechhammer naar Gross-Rosen. Hij was op 18-11-1932 in Oostzaan getrouwd met Lea Emden. Zij overleefde de dodenmars en ook de daarop volgende evacuatie die haar in Zittau bracht, in kazerne Kleinschönau. Daar werd op 3-4-1945 Eduard geboren. Hun twee andere kinderen, Levie en Theresia, overleefden in Nederland. Lea hertrouwde na de oorlog en ging in Velsen wonen.

Andere familieleden

Emanuels zuster Anna Sarlui-Hagenaar werd evenals haar man op 2 juli 1943 in Sobibor vergast. Lena Craane-Hagenaar en Rebecca van Dijk-Hagenaar (en dochter Erna Stiena) overleefden dankzij hun gemengde huwelijk. Lena hertrouwde met de fabrikant Coenraad Hagen. David Hagenaar (Oostzaan, 1-4-1918) kwam om in Auschwitz, op 31 januari 1943. Hartog Hagenaar (Oostzaan, 8-1-1920) werd op 4 juni 1943 vergast in Sobibor. Rachel Peeper-Hagenaar (Oostzaan, 23-4-1921) werd eveneens in het als vakantieoord vermomde vernietigingskamp vermoord, op 23 juli 1943. Dat gebeurde samen met haar elf weken oude zoontje Arnold. Haar man Eliazar stierf er op 30 november van dat jaar.

De andere broers en zussen

Leentjes broer David, hij werd twee jaar na haar geboren, stierf op 28 februari 1943 in Auschwitz. Zijn vrouw Berta Winnik (1892) was hier al op 7 december overleden. Het echtpaar, dat op de Rapenburgerstraat 18 I in Amsterdam woonde, had dertien kinderen. Allen werden vermoord. Rachel woonde met haar man Hartog Brilleman ook in de Rapenburgerstraat, op nummer 106 hs. Zij kregen negen kinderen. Rachel kwam op 24-9-1942 met zes kinderen om in Auschwitz. Twee andere van haar kinderen werden hier op 30 november vergast, haar man stierf er op 31-1-1943. Eén kind overleefde de ontberingen, de oudste: Anna Hartgers-Brilleman, die eerder gehuwd was geweest met David Davidszoon (gestorven in Bergen-Belsen op 10-4-1945). Hun dochter Rijntje bleef in leven. Sophia* trouwde met Louis Engelander (gestorven in Hallendorf, 6-5-1944) en ontkwam met dochter Elisabeth door onderduik. Elisabeth (1905) stierf op 6-1-1940 in Amsterdam tijdens de geboorte van Emanuel. Haar man Simon Klijnkamer kwam om het leven in Auschwitz (10-3-1943). Van hun twee kinderen overleefde Emanuel. Salomons weduwe Eva Simons werd op 9-4-1943 vergast in Sobibor, samen met hun 12-jarige dochter Anna. Leentjes jongste zuster, Roosje Pront-Hagenaar, werd met drie kinderen op 26-10-1942 in Auschwitz vergast. Haar zoon Emanuel stierf op 31-3-1944 in Midden-Europa en haar echtgenoot Levie Pront bezweek op 21-1-1945 tijdens de dodenmars uit het kamp Blechhammer naar Gross-Rosen, op dezelfde dag als zijn oom Emanuel Hagenaar. De jongste broer die in Oostzaan had geleefd, Eliazer, overleed op 22-1-1943 in Mauthausen. Hij was getrouwd met Grietje van West, die samen met de drie jongste kinderen op 9-4-1943 in Sobibor werd vergast. De twee oudsten trof dat lot op 21 mei van hetzelfde jaar, tezamen met Eliazers jongere (buiten Oostzaan wonende) broer Barend.

Jan en Leentje

Jan Schouten overleed op 26-12-1958 in Oostzaan, Leentje Schouten-Hagenaar op 5-4-1965 in Zaandam.