Sluijter (Betty)

Laatste wijziging: 5 mei 2016

Betty Sluijter (Amsterdam, 1939)1

Het echtpaar Johannes Hendrik en Brecht Takkenberg (Hoogendijk 152a) verleende tijdens de oorlog diensten aan onderduikers. Jo en Brecht hadden twee kinderen en bezaten als woonruimte een kamer met aangrenzende keuken, een bedstee en een zolder. Echt onderduiken was nauwelijks mogelijk. Het boek met de motiveringen voor de Israëlische Yad Vashem-onderscheiding The Encyclopedia of the Righteous among the Nations noemt naast de diensten aan de familie Agsteribbe* en aan het gemengd gehuwde echtpaar Kaplan* ook hulp aan de ouders van Betty Sluijter.

Betty

Jo Takkenberg (Zaandam, 24-10-1904), -in de encyclopedie steeds Jan genoemd- zou het toen 3,5-jarige meisje per fiets bij de Sluijters hebben opgehaald en in zijn eigen huis hebben opgenomen. Toen bleek dat ze verraden was, zou hij ervoor hebben gezorgd dat ze in Amsterdam en Friesland terecht kwam. De Nederlandse uitgave van de encyclopedie voegt er aan toe dat Takkenberg het kind in Amsterdam aan de verzetsmensen Piet Bosboom* en Nel Dekker zou hebben overgedragen. Volgens Betty Sluijter is dat alles niet juist. Inderdaad kende Takkenberg Betty’s ouders, met wie hij een socialistische overtuiging deelde. Maar zijn Zaandamse woning was nooit Betty’s onderduikadres.

Gezin

Haar ouders waren marktkoopman Gerrit Sluijter (Amsterdam, 19-11-1905) en Marianne Sluijter-Sax (Amsterdam, 31-8-1907). Zij woonden in 1941 met Betty en haar zus Sofia* (Den Helder, 31-12-1934) op de Blasiusstraat 101 II in Amsterdam en hadden in 1940/’41 een fruitkraam op de Uilenburger-markt. De marktkaart van Gerrit is bewaard gebleven. Na februari 1941 werd er ook nog een zoon geboren, die de oorlog zou overleven. In de zomer van 1942 kregen zij een oproep voor ‘arbeidsverruiming’ in Duitsland. Gerrit Sluijter dook bij familie onder, maar werd verraden en naar Westerbork gestuurd. Marianne besloot toen de kinderen te laten onderduiken en daarna naar haar man te gaan.

Onderduik

Betty verbleef tijdens de oorlog bij de katholieke familie J. Meulenbroek in Haarlem-Noord (Weteringstraat), bij wie ze ook de bevrijding meemaakte. Het waren verzetsmensen van de zogenaamde Pickwick-groep die haar van haar moeder via Vogelenzang naar het adres in Haarlem brachten. Leider van deze groep was een gereformeerde Achterhoekse zakenman, ‘ome Herman’, die in Vogelenzang een huis had. Hij vond het erg belangrijk dat de onderduikadressen altijd over genoeg voedsel konden beschikken en zorgde daar voor. Een ander lid van de groep, Eddy Bloemsma, bracht haar lopend naar de familie Meulenbroek. Betty’s oudere zus Sofia* was in Koog aan de Zaan ondergedoken. Zij werd opgepakt. Betty’s ouders en zusje kwamen niet terug uit de kampen. Haar vader werd op 9 april 1943 in Sobibor vergast, haar moeder op 21 mei 1943. Sofia kwam op 8 april 1944 in Auschwitz om het leven.  Betty schreef later over haar gevoelens op Bevrijdingsdag:

Het is vandaag 5 mei. Bevrijdingsdag. De dag, dat we vieren, dat we bevrijd werden. De dag, dat iedereen, die verstopt zat, tevoorschijn kon komen om in feite opnieuw geboren te worden. Want iedere dag dat de bezetter er was, kon de dag zijn, dat een onderduiker gevonden werd. Om vervolgens afgevoerd te worden naar daar, waar geen leven meer was. (…) De dag van de bevrijding….. Alsof het gister was. Ik mocht voor het eerst weer naar buiten, maar durfde niet. Ik was 5 jaar. Bang om te verdwalen, het huis niet terug te vinden waar ik 2 jaar ondergedoken was geweest. Bij mensen die hun leven waagden voor me en die bezorgd en lief waren voor me. Nee, zei ik, nee, ik blijf wel binnen. Toen hebben ze iets gedaan, waardoor ik de voortuin altijd kon herkennen en niet bang hoefde te zijn om de straat op te gaan en meedoen aan alle feestvreugde. Ze hebben de hele voortuin versierd met rood wit blauw en oranje. Nog altijd vraag ik me af, waar ze en niet alleen zij, al die rood wit blauwe en oranje spulletjes vandaan haalden. Tot in het laatste uur dat ik hier op aarde zal zijn, zal ik met eerbied en liefde aan ze denken. Familie J. Meulenbroek in Haarlem-noord. Nee, ze leven niet meer, maar ze zullen zeker in de, door hen in gebeden genoemde, hemel zijn. Ze waren katholiek en jaarlijks, meestal tijdens vakanties, steek ik een kaars voor ze aan in een kerk die we tegenkomen.

Ik herinner me het witte brood, de kauwgom, die de Amerikanen meebrachten en de chocola. De dag van de bevrijding mocht ik een bos oranje tulpen geven aan een Canadees op een binnenrollende tank…. hij had zwart haar en een grote snor… tilde me hoog op en lachte van oor tot oor. Mijn ouders en zusje leefden niet meer, waren samen met alle anderen vergast in Sobibor, maar mochten ze ergens zijn, waar ze mee konden kijken naar hun kleine dochter, die er nog wel was en op die dag zoveel vreugde zag, ze zouden blij zijn en hopen, dat hun kind het zou redden in de wereld. En ja, ik heb redenen om te geloven dat hun zielen met me meeleven. Hoe en waar, dat weet alleen G-d en die engel, die (…) sssssst zei. Niet vragen, maar leven!!!2

Zaandam 1945

Betty werd na de oorlog in Haarlem opgehaald door Jo Takkenberg. Hij had na op 19 februari 1944 te zijn gearresteerd – ‘kolendrager’ Takkenberg was opgepakt door de bekende Zaanse jodenjager Hendrik van der Kraan3 – , ruim een jaar doorgebracht in Vught en andere kampen en kwam aan het eind van de oorlog naar huis. Jo vertelde de Meulenbroeks dat hij bevriend was geweest met Betty’s ouders en slaagde erin haar pleegvader te worden. Het echtpaar Takkenberg kon het pleeggeld goed gebruiken, want ze hadden het erg arm.

Beschadigend

Maar niet alleen daarom had Betty het slecht bij hen. Ze beschrijft die tijd als ‘op zijn zachtst gezegd: zeer verdrietig, kwetsend en beschadigend’. In het begin waren de verhoudingen nog redelijk. Betty Sluijter was in die tijd leerling van de libertaire school in Zaandijk. Maar het meisje van 6-7 jaar dat zo lang ondergedoken zat en haar ouders en zusje verloor, had veel zorg en aandacht nodig. Die was er volgens haar niet. En in het kleine huis met deze ouders en hun eigen twee kinderen was Betty’s aanwezigheid te veel.

Vervolg

In 1947 verbleef ze een tijdje in het huis De Drie Prinsesjes, gevestigd in de Amsterdamse Schubertstraat. Hierna was ze nog een klein jaar bij een tante, vervolgens drie jaar in een kinderpension in Groet en vanaf 1952 woonde ze in de Larense Bergstichting. Betty deed de Rietveldacademie en woonde drie jaar in Israël. Ze werd beeldend kunstenaar, trouwde en kreeg twee kinderen en vier kleinkinderen.

1 The Encyclopedia of the Righteous among the Nations/Rechtvaardigen onder de Volkeren; De Typhoon, 31-3-1977; Mededelingen van Betty Sluijter uit Almere (november 2006); www.joodsmonument.nl; www.reunie-nl.org/body_vol_gastenboek.htm; www.vorm-en-kleur.nl/lessen.htm; www.jewishmonument.nl

2 Betty Sluijter op www.vorm-en-kleur.nl/lessen.htm

3 GAZ, SA Zaandam 175