Smeer (Meijer)
Laatste wijziging:
Gezin Meijer Smeer (Amsterdam, 8-9-1886) en Branca Smeer-Degen (Amsterdam, 5-4-1887) met Dina (‘Bobby’) Gabay-Smeer (Amsterdam, 26-7-1918)1
Koordirigent Meijer Smeer zat vanaf 1943 in Zaandam met zijn echtgenote Branca en jongste dochter Dina op de Houthavenkade ondergedoken bij de familie Pos. Verraad leidde ertoe dat hij in januari 1944 dit adres verliet en in handen viel van de Sicherheitsdienst, met fatale gevolgen.
Plateelbakker
Meijer Smeer, zoon van Aron Smeer en Anna Rozina Smeer-de Korte, werkte vanaf zijn tiende bij de Amsterdamsche Plateelbakkerij De Distel. Als kind uit een armlastig gezin begon hij als bakker van geglazuurd aardewerk en was hij in 1923, toen De Distel werd overgenomen, opgeklommen tot werkmeester. Hoewel volgens zijn getuigschrift een ‘ijverig, eerlijk en plichtsgetrouw mensch’ werd hij dat jaar ontslagen, omdat het bedrijf naar Gouda verhuisde.
Huwelijk
Na zijn huwelijk op 10-3-1910 met Branca Degen woonde het echtpaar in Amsterdam aanvankelijk aan de Oostersche Kade 6 en later in respectievelijk de Magersfonteinstraat 4 en op de Tugelaweg 55. Hij kreeg met Branca drie dochters, Anna Rosina (1911), Eva (1913) en Dina (‘Bobby’) (1918).
Dirigent
Vanaf 1923 verdiende autodidact Meijer Smeer zijn brood vooral als dirigent van meerdere koren, merendeels in Amsterdam. Ook had de socialist en medebestuurder van woningbouwvereniging Bouwfonds Handwerkersvriendenkring (die de huizen aan de Tugelaweg liet bouwen) vanaf 1928 onder meer de leiding over het Zaandamse geheelonthouderszangvereniging De Korenbloem. Hij dirigeerde tevens het Zaandams Christelijk Mannenkoor en een christelijk ‘knapenkoor’ uit deze gemeente. Met deze gezelschappen wist hij meermalen prijzen te veroveren op zangconcoursen. Ook waren door hem gedirigeerde koren soms te horen op de nationale radio.
Goede doelen
Aanvankelijk waren de inkomsten uit het dirigeerwerk mager. Het gezin Smeer kwam de eerste jaren dan ook in aanmerking voor financiële steun door de Commissie voor Crisis Werkloozen van de vakbond. Meijer zette zijn vaardigheden regelmatig in om goede doelen en SDAP-bijeenkomsten te steunen. Ook was hij voor feesten en partijen te boeken als tenorzanger, als ‘vertolker van het Hollandsche, Vlaamsche en Maleische volkslied’.
Arisering
De laatste vermelding in het Zaanse dagblad De Typhoon van Meijer Smeer als dirigent van De Korenbloem was op 14-2-1941. De zangvereniging gaf twee dagen later een optreden in de Doopsgezinde Vermaning aan de Westzijde. Half mei van dat jaar viel het besluit om orkesten te ‘ariseren’ en werd het Smeer onmogelijk gemaakt om zijn werk nog veel langer te doen. Het lijkt er op dat het laatste door hem geleide optreden, van het koor Morgenrood, op 1-4-1941 plaatsvond in Santpoort. Op 30-10-1941 ontving hij een briefje van de voorzitter van Morgenrood, waarin die hem per 1 november ontsloeg. Hij zal meer van dergelijke tijdingen hebben ontvangen; joden mochten niet meer werken voor en met niet-joden. Tot 1941 had Smeer minstens veertien zangkoren gedirigeerd.
Onderduik
Meijer en Branca Smeer doken met hun dochter Dina onder. Of dat meteen gebeurde bij glazenwasser Ruth Pos (Zaandam, 1891 – Zaandam, 15-2-1968) en zijn echtgenote Grietje Pos-van Wijk (Zaandam, 1889 – Zaandam, 19-9-1980), die sinds 1935 aan de Zaandamse Houthavenkade 14 woonden, is niet bekend. Het gereformeerde echtpaar gaf ook onderdak aan niet-joodse vluchtelingen.
Uitstapjes
Meijer Smeer kende Ruth Pos al geruime tijd van het Zaandams Christelijk Mannenkoor, waarvan de laatste voorzitter was. Zijn zoon Simon kon zich herinneren dat de onderduikers op de bovenverdieping van de woning aan de Houthavenkade verbleven. Ook tijdens zijn onderduikperiode bezocht Smeer elke dinsdag het mannenkoor. Hij wilde zijn grootste passie, het dirigeren, blijven uitoefenen. Hoewel deze uitstapjes levensgevaarlijk waren, sloeg het noodlot toe op een andere manier.
Branca Simons
In januari 1944 kwam Branca Simons in Amsterdam bij toeval haar nicht Dina Gabay-Smeer tegen op straat. Onwetend dat Branca hand- en spandiensten verrichtte voor de Sicherheitsdienst en veel joden verraadde, vertelde Dina dat ze sinds kort ondergedoken was in hotel Trianon. Ze had, vertelde ze argeloos, in koffiehuis De Taiton (hoek Vijzelstraat/Kerkstraat) een afspraak met Maurits de Leeuwe. Hij zou haar en haar acht maanden oude baby Serica helpen met een nieuw onderduikadres. De Leeuwe, na de oorlog: “Tijdens dat gesprek kwamen er twee ambtenaren van de SD binnen die ons beiden meenamen naar het Adama van Scheltemaplein. Ik ben daar verhoord en vrijgelaten, omdat ik met een arische vrouw ben gehuwd. Bobby Smeer moest blijven en ik heb haar niet meer gezien. Op weg naar het bureau heeft zij mij verteld, dat ze haar nicht Branca Simons had gesproken en tegen deze had gezegd dat zij een samenkomst met mij zou hebben in De Taiton en nu vermoedde, dat deze haar had verraden.”
Roode Leeuw
Er zijn raakvlakken met de gebeurtenissen die Simon Pos zich herinnerde. “In 1944 zei Meijer Smeer dat hij de volgende dag met zijn vrouw en dochter naar De Roode Leeuw [op het Damrak in Amsterdam] ging, waar hij een afspraak had met iemand die hen naar Engeland kon brengen. Mijn vader waarschuwde om dat niet te doen, omdat De Roode Leeuw niet goed bekendstond. De drie gingen toch, met fatale gevolgen.” Uit een andere bron is bekend dat Meijer en Branca Smeer inderdaad tijdelijk ondergedoken waren in een hotel nabij het Centraal Station.
V-Frau
Branca Simons (Amsterdam, 28-4-1918) was zelf ook joods. Door haar huwelijk met een niet-joodse man liep ze tijdens de oorlog relatief weinig gevaar. Dat veranderde toen haar echtgenoot werd opgepakt, omdat hij spullen had gestolen uit huizen van weggevoerde joden. Daardoor verloor Branca haar beschermde status. Ze dook onder, maar werd in juni 1943 gearresteerd. De Sicherheitsdienst stelde haar voor de keuze om te worden gedeporteerd of te helpen bij het opsporen van ondergedoken joden. Branca Simons koos voor het laatste en zou als V-Frau betrokken raken bij het verraden van tientallen joden, onder wie dus ook de familie Smeer. Na de oorlog werd ze veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
Pieter Schaap
Na de ontmoeting met Dina Gabay-Smeer waarschuwde Branca Simons haar contactman Pieter Schaap, een SD-medewerker van het Bureau Joodse Zaken. Die regelde vervolgens de arrestatie van Dina, haar man Semaria (‘Mario’) Gabay (16-11-1911), hun dochtertje Serica Bianca (Alkmaar, 30-4-1943), Meijer Smeer en Branca Smeer-Degen. Meijer en Branca werden onmiddellijk als strafgevallen op transport gesteld naar Auschwitz en daar op 28-1-1944 vergast. Serica zou op 28-2-1944 in Westerbork overlijden. Dina en haar Turkse man -waarschijnlijk was zijn nationaliteit aanleiding tot het uitstel van deportatie- zaten in het laatste transport dat uit Westerbork naar Auschwitz vertrok, op 3-9-1944. Daar werd Dina op 31-10-1944 vermoord. Semaria Gabay stierf op 15-3-1945 ergens in Midden-Europa. De twee andere dochters van het echtpaar Smeer overleefden de oorlog.
Dirigeerstok
In november 1948 verzorgde De Korenbloem een receptie ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan. De voorzitter herdacht tijdens de bijeenkomst Meijer Smeer. Ruth Pos bood het bestuur van de zangvereniging bij die gelegenheid een dirigeerstok uit diens nalatenschap aan. Binnen de familie Pos zijn nog twee dirigeerstokken bewaard gebleven, alsmede een door Meijer Smeer aan Simon Pos geschonken gouden ring.
Voetnoten
1 Joodsmonument.nl; Informatie van Simon Pos (30-5-2014) en Frits Slicht (25-9-2020), Groen, K. Een prooi wordt jager; Zee, S. van der Vogelvrij; Geheugenvanoost.amsterdam; De Zaanbode; Het Weekblad; De Typhoon; wiewaswie.nl; resources.huygens.knaw.nl