Smit (Meijer)
Laatste wijziging: 5 mei 2016
Gezin Meijer Smit (Amsterdam, 3-12-1898)1 en Henderina Smit-Simmeren (Groningen, 7-6-1901 – Sobibor, 7-5-1943), met negen kinderen
Meijer en Henderina trouwden op 19 maart 1921. In de navolgende jaren kregen ze negen kinderen, vijf dochters en vier zoons: Willem (Groningen, 17-12-1921 – Midden-Europa, 31-3-1944), Rebecca (Groningen, 4-8-1923 – Sobibor, 16-7-1943), Debora (‘Bob’) (Amsterdam, 9-10-1925 – Sobibor, 28-5-1943), Levie (‘Louis’) (Zaandam, 28-8-1927 – Sobibor, 2-4-1943), Elsje (‘Elsie’) (Zaandam, 26-4-1929 – Sobibor, 7-5-1943), Alexander (‘Alex’) (Zaandam, 13-2-1931 – Sobibor, 7-5-1943), Marie Sonja Krupskaja (‘Sonja’) (Zaandam, 23-5-1932 – Sobibor, 7-5-1943), Betty (Zaandam, 25-6-1933 – Sobibor, 7-5-1943) en Salomon (‘Sally’) (Zaandam, 17-2-1939 – Sobibor, 7-5-1943).
Gezin
Het jonge Groningse gezin verhuisde rond 1924 met de eerste twee kinderen naar Amsterdam. Daar werd de derde geboren: Debora. In maart 1926 vestigde men zich aan de Zaan. In Zaandam werden in zes jaar tijd vijf kinderen geboren; drie dochters, twee zonen. De naam van het zesde kind toont de communistische gezindheid van de vader: Marie werd met haar derde naam naar Lenins weduwe Krupskaja2 genoemd. In 1939 kwam het laatste kind ter wereld, Salomon. Debora zat eind jaren ’30 met Hani Kzernitzki* en Regina Lewkowicz* op de kinderclub van de synagoge. Levie speelde in 1940 in een jeugdelftal van ZFC. “Een aardige, gevatte knul”, volgens de journalist Wim Swart: “Die meestal, niet boosaardig, ‘joodje Smit’ of ook wel ‘Louis’ werd genoemd.”3
Elsie
Verzetsman Jan Hof herinnert zich dochter Elsie goed.4 “Wat was nou eigenlijk een jood? Als kind kende je alleen maar een voddenjood, en dat was iemand die zich door de stad lopend luidkeels aanbeval als koper van ouwe kleren. Dat was dus gewoon een eigennaam, net zoiets als bakker of melkboer. Elsie Smit, die gelijk met mij in 1935 voor het eerst op de ‘grote’ school kwam, was het dochtertje van een voddenjood die ook een uitdragerswinkel had, niet zo ver van ons huis.” Hof probeerde er zijn moeder voetbalschoenen voor hem te laten kopen. Maar ze vond de aanschafprijs van 55 cent te hoog en Smit wilde zijn prijs niet laten zakken. “Een jodinnetje dus. Ik heb het jarenlang niet geweten, net zo min als dat haar broertjes, die ook op onze school zaten, jodenjongetjes waren. Daar kwam ik pas later achter. (…) Kort na de overgang naar de vijfde klas verliet ik de school (…) Elsie Smit heb ik nooit meer gezien.” Geruime tijd na de oorlog vroeg Hof zich plotseling af hoe het Elsie Smit was vergaan. “Pittig en opgewekt, een spring-in-het-veldje, bewoog ze zich over het schoolplein, vaak proberend mij over te halen tikkertje met haar te spelen als ik met de jongens in de weer was.”
Wim Swart
Typhoon-redacteur Wim Swart schreef in 1985 zijn herinneringen aan clubgenoot Louis op. “Tussen al die ZFC-jongens van mijn leeftijd liep ook Smit rond. Als ik er over nadenk begin ik te veronderstellen dat hij van zijn voorkant Louis heette. Dat ik twijfel komt doordat hij bijna nooit bij zijn voornaam werd genoemd maar gewoon joodje Smit heette. Joodje Smit was een zoon van een sappelende voddenboer op de Hogedijk. Hij was een keepertje. Bij de jeugdleiders was hij getapter dan de meeste andere jongens, want behalve dat hij aardig was kon hij leuk vertellen en gevattere opmerkingen maken. Met joodje Smit was het vaak lachen geblazen. Maar ineens was hij weg. En ik heb hem nooit teruggezien, evenmin later iets van of over hem gehoord.”
Lees meer
Meijer
Meijer Smit was ‘koopman in allerlei’, aldus het bevolkingsregister. Men sprak ook over een ‘uitdragerij’, ‘voddenkoopman’ en ‘voddengoed’. Het gezin verhuisde vaak. Het bevolkingsregister vermeldt als woonadres tweemaal het Fransche Pad (aan het eind van de Oostzijde, nu verdwenen), in 1929 de Prinsenstraat, en eind 1933 Hoogendijk 80. Er is ook sprake van andere adressen op de Hoogendijk (52, 94-95). Jan Mars*, wiens moeder Floortje de Jong* op de Hoogendijk opgroeide, beschreef hen als een ’typical joodse familie’. Saul Smit* vertelde dat Meijer Smit een felle communist was. Hij had met zijn vrouw ‘wel tien kinderen’ gekregen, maar zou haar in de steek hebben gelaten voor een vriendin. Meijer was een neef van Sauls vader Levie*. “Meijer Smit stond niet als een goede vader bekend”, aldus een voormalige buur.5
Ventersbond
Op 3 juli 1938 werd Meijer benoemd in het landelijk bestuur van de Algemeene Venters-, Markt- en Standplaatshoudersbond in Nederland. Deze begin jaren dertig opgerichte vakbond (toen nog Algemeene Ventersbond geheten) behartigde de belangen van de -veelal joodse- straatkoopmannen. Door deze benoeming kwam Meijer Smit in de belangstelling van de Centrale Inlichtingendienst. Op een CID-lijst met ‘links-extremistische personen’ stond hij vermeld als ‘koopman; comm.[unist]’ en ‘voorz.[zitter] Moderne Ventersbond’. Het lijkt er op dat Smit het maar kort volhield in de sociaaldemocratische AVMS en zich in 1939 aansloot bij een communistische concurrent, de Moderne Ventersbond. De oorlog maakte een eind aan deze organisatie.
Oorlog
Een ‘Nederlanders, koopt niet bij Joden’-biljet werd op 4 augustus 1940 bij de joodse winkels aan de Hoogendijk op de etalage geplakt. Maar vermoedelijk had Meijer Smits uitdragerij geen etalage, waardoor hij ontsnapte aan deze vorm van antisemitisme. Zijn zaak moest in oktober 1940 bij de Wirtschaftsprüfstelle gemeld worden en in maart 1941 aan een niet-joodse bewindvoerder worden overgedragen. Onduidelijk is of dat allemaal gebeurd is. De straathandel in lompen en metalen werd door de nazi’s als typisch joodse bedrijvigheid gezien en was nog in juni 1942 uitdrukkelijk toegestaan.6 Smits naam komt voor op de bedrijvenlijst van januari 1942, als ‘koopman’.
School
Francina Prins was op School 10, die in de Stationsstraat stond, een klasgenoot van Alex en Sonja Smit. Zij herinnert zich dat beide kinderen op een kwade dag niet meer in de les verschenen. In april 1945 wist meester Ruisink de klas te vertellen dat Alex en Sonja niet meer zouden terugkeren op school. De reden werd overigens niet genoemd.
Gras
R. Duits, die als kind in de Zaandamse Oranjesteeg woonde, sprak tijdens dansavonden in Ons Huis (Gedempte Gracht) regelmatig met twee zonen Smit. De oudste voelde zich op dat moment niet lekker, zei hij tegen haar. Hij vertelde, waarschijnlijk in 1942, dat je niet naar Duitsland hoefde wanneer je last had van hoge bloeddruk en dat je hypertensie kon opwekken door gras te eten. Het was een van de fabels die destijds de ronde deden.
Amsterdam
Vermoedelijk woonde de moeder na de verbanning met de vijf jongste kinderen gescheiden van de vier oudste kinderen en hun vader. Hij zou als enige de Holocaust overleven. De andere gezinsleden zijn naar Westerbork en verder gestuurd, maar niet gelijktijdig.
Willem
Het oudste kind, Willem, werd tussen juli en december 1942 vanuit Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Hem overkwam wat ook vier andere Zaandamse mannen tussen 15 en 50 jaar oud meemaakten. De trein stopte bij Cosel, in Opper-Silezië, een selectiekamp voor dwangarbeid in een van de honderden werkkampen die rond de KZ’s lagen. De volwassen mannen werden gedwongen uit te stappen. Willem Smit werd gedwongen om zich dood te werken. Hij bezweek voor 31 maart 1944 in Midden-Europa, als laatste van het gezin, 22 jaar oud.
Meijer
Op 3 december 1942 -zijn 44ste verjaardag- werd Meijer Smit in Amsterdam gearresteerd. Het dag-/nachtrapport van de politie vermeldt die dag om 13.50 uur: Van bur. ZS (hr. Brouwer) wordt gebracht t/z artikel 249 WvS Meijer Smit 3-12-98 koopman N. Amstelstraat 15hs.” Artikel 249 ging over het plegen van incest met een van de eigen kinderen. Op het moment van arrestatie had hij 15,25 gulden op zak. Op 6 december bevond hij zich in gevangenschap op het Bureau Joodsche Zaken in Amsterdam. Onbekend is of Meijer Smit wegens ontucht werd veroordeeld tot een gevangenisstraf en daardoor wellicht uit- of afstel kreeg van het concentratiekamp.
Henderina en de jongsten
Henderina Smit-Simmeren en de vijf jongste kinderen bleven nog een aantal maanden in Amsterdam. De reis ging vervolgens naar Westerbork. Van daar vertrokken ze op 4 mei 1943 met de goederentrein naar Sobibor. Op 7 mei 1943, drie dagen nadat ze Nederland hadden verlaten, werden Henderina (41), Sally (4), Betty (9), Marie Sonja Krupskaja (10), Alex (12) en Elsje (14) Smit vergast.
Jan Hof
Jan Hof schreef op 10 september 2002 in Sobibor het volgende gedicht.7
Ik heb daar even stil gestaan,
daar bij de rails,
gekeken naar de bossen waar zij,
tot as vergaan, haar laatste rustplaats vond.
Daar bij die rails, daar ligt een boek waarin bezoek een
eigen woord mag schrijven.
Ik heb dat voor háár ook gedaan,
voor haar die hier moest blijven.
De letters zijn wat slordig en de regels staan wat scheef,
maar mijn ogen waren tranen toen ik Elsie’s grafschrift schreef.
Ik stond daar op dat triest perron,
waar zij móest arriveren, veroordeeld tot een laatste gang
om nimmer terug te keren.
Ik heb daar op ’t station gestaan,
geen trein vertrok, geen trein kwam aan.
Voor Elsie Smit géén weg terug
maar ik mocht rustig verder gaan.
Daarom na Sobibór de vraag, die tot het eind blijft kleven:
waarom is Elsie doodgegaan en mocht ik blijven leven.
Louis, Debora en Rebecca
De drie oudere kinderen van het gezin Smit werden op andere dagen vermoord. Louis (15), de voetballer, werd vóór zijn moeder, Sally en de vijf zusjes in Sobibor omgebracht, een maand eerder, op 2 april 1943. Zijn zus Debora zat in een later Sobibor-transport. Debora Smit (17) werd op 28 mei 1943 door vergassing om het leven gebracht. Het oudste meisje, Rebecca (19), was de laatste van het gezin die uit Westerbork naar Sobibor werd gedeporteerd. Zij overleed op 16 juli 1943.
Sobibor
De gevangenen waren uitgeput van de afschuwelijke tocht naar het vernietigingsoord. Ze werden na aankomst langs rozenperken en een villa met de cynisch-grappige naam Zum lustigen Floh gevoerd.8 Vervolgens kwamen ze aan bij de zogenaamde kamers ter bestrijding van besmettelijke ziektes, de Seuchenbekämpfungsstelle. Daar volgde de vergassing. Het gezin Smit zat, zonder de vader en de oudste zoon, in vier van de negentien treinen die tussen 5 maart en 23 juli 1943 vanuit Westerbork naar Sobibor gingen. In totaal 34.322 Nederlandse joden werden hierheen gedeporteerd. Zestien van hen overleefden.
Vervolg
Meijer Smit kwam op 1 juni 1945 terug in Zaandam. Op 18-10-1946 verhuisde hij naar Groningen en op 20-6-1961 naar Haren. Daar overleed hij op 24-3-1976