Snoek (Isaac/Jacques)

Laatste wijziging: 5 mei 2016

Gezin Isaac (‘Jacques’) Snoek (Utrecht, 7-10-1906) en Sophia Snoek-Deen (Amsterdam, 21-1-1907) met Hendrika (‘Henny’) (Amsterdam, 6-5-1932) en Jacob Maurits (‘Hansje’) (Amsterdam, 8-1-1937)1

Het gezin Snoek kwam na de gedwongen verhuizing uit Zaandam in Westerbork terecht. Het werd daar tijdelijk uit gevangenschap ontslagen, dook vervolgens onder en overleefde zo de jodenvervolging. Het belangrijkste onderduikadres was de Twentsche Bank op de Westzijde 114. Daar woonde sinds 1941 bankdirecteur G. Prast met zijn echtgenote M. Prast-Warnink, vijf zoons en een dochter. Het onderbrengen van de familie Snoek was hen gevraagd door de Zaanse bankier en verzetsman Walraven van Hall.

‘Wat doet u nou?’

Westzijde 114 had acht kamers. Tijdens de oorlog woonde daar niet alleen de familie Prast, maar ook een grootmoeder en twee tantes uit Amsterdam. Waarschijnlijk eind 1942 kwam daar de familie Snoek bij. Het echtpaar Prast vertelde hun kinderen dat ‘de familie De Bruin’ een tijdje zou komen logeren. Maar al op de eerste dag dat vader en moeder Snoek er waren, versprak Maria Prast zich in het bijzin van haar zoon Gustaaf. “Wat doet u nou, meneer Snoek?”, zei ze, toen ze zag dat haar visite een, in haar ogen riskant, telefoongesprek voerde.

‘Jonge hondjes’

Een dag voor de ouders waren de kinderen Snoek al op de Westzijde gehuisvest. Dochter Agaath Prast kan zich herinneren dat haar vader door de telefoon zei dat ‘de jonge hondjes waren aangekomen’. Agaath keek om zich heen, maar zag geen huisdieren. Het bleek een codebericht over de net gearriveerde kinderen Snoek. Ze werden ‘Henny’ en ‘Hansje’ genoemd. Pas na de oorlog zouden de kinderen Prast hun volledige namen horen. Tot die tijd kregen ze op het hart gedrukt nooit te praten over de logés of vriendjes mee naar huis te nemen.

Bovenverdieping

Het gezin Snoek kreeg een kamer op de bovenverdieping van de twee etages tellende woning. Een timmerman bouwde in een van de kinderslaapkamers een schuilplaats onder het dak. Omdat er regelmatig bankmedewerkers naar boven kwamen voor de daar liggende archiefstukken kon de familie Snoek overdag niet door het huis lopen en was het gedwongen om tijdens kantooruren in hun kamer te blijven. ’s Avonds kregen ze nog wel eens de gelegenheid om in de achter het huis gelegen tuin te lopen.

Voedsel

Gaandeweg werden de leefomstandigheden slechter, met weinig verwarming, geen gas of elektra. In de avonduren zaten de bewoners vaak bij elkaar, pratend en grappen makend over de bezetter. Vast thema van de heer Snoek was dat de oorlog over twee weken afgelopen zou zijn. Soms kwam de heer Groenveld, van levensmiddelenproducent Honig, langs met extra voedsel. Het menu bestond echter aan het eind van de oorlog steeds vaker uit suikerbieten en tulpenbollen.

Huiszoeking

De familie Prast kreeg één keer te maken met een huiszoeking. Het gezin Snoek wist zich die avond op tijd te verbergen in de schuilplaats. De heer Prast werd echter wel meegenomen. Hij was secretaris van de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk in hersteld verband en bleek te staan op de namenlijst van een opgepakte drukker, die naast kerkbodes ook verzetsbladen drukte. Na twee dagen kwam Prast weer vrij. Het gezin Snoek bleef 2,5 jaar lang, tot aan de bevrijding, op Westzijde 114.

Evacués

In het laatste oorlogsjaar moest de familie Prast evacués uit Castricum in huis nemen. Ze kregen een kamer op de benedenverdieping, wat wel betekende dat de familie Snoek niet meer naar buiten kon. Op de dag van de bevrijding bleek dat de evacués NSB-lid waren. Waar de familie Snoek en hun gastgezin juichend de straat op gingen, trok de ongewenste visite zachtjes de deur achter zich dicht.

De destijds in Zaandam wonende filmactrice Tilly Périn-Bouwmeester schreef in haar memoires over het ondergedoken gezin, het stilzwijgen van de omgeving en de blijdschap bij de bevrijding.

Zie verder Isaac Snoek* in Zaandam.

1 Aufstellung nr. 76; Evacuatierapporten; Burgemeesterslijst; Rechnung Zentralstelle nr. 28; H4; H5; H7; H9; Gezinskaart; Périn-Bouwmeester, T. Soepgroente; Mededelingen van Ageeth Scherphuis (1999), het echtpaar Hulst-Kracht (1998), Agaath Tamboer-Prast (21-3-2009) en Gustaaf Prast (22-3-2009)