Soesan (Ruben)
Laatste wijziging: 5 mei 2016
Gezin Ruben Soesan (Amsterdam, 22-7-1918 – Sobibor, 2-7-1943) en Sara Lina (‘Lientje’) Soesan-Engelander (Amsterdam, 9-10-1919) met Abraham (Amsterdam, ongeveer 1939)1
Bontwerker Ruben Soesan woonde voor de oorlog samen met zijn vrouw Lientje, hun zoon Abraham en de schoonouders Sjoerd en Na Engelander* in de Amsterdamse Rijnstraat 225 II. Lina was confectienaaister. Het jonge echtpaar betrok de gemeenschappelijke woning direct na hun huwelijk op 1 februari 1939. Rubens broer Joop* woonde met de ouders en tante Helena Reens in het noordelijke deel van de Rivierenbuurt, in de Borssenburgstraat.
Onderduik
In tegenstelling tot zijn ouders en tante doken zowel Joop als Ruben, diens gezin en schoonouders in het najaar van 1942 onder. Ze gingen naar Assendelft. Hun contactpersoon was Klaas Winter, die Ruben al sinds het voorjaar van 1941 kende. Ruben en Lientje konden vermoedelijk, evenals Lientjes ouders, terecht bij het echtpaar Jan en Annie Cornelissen-Gaal. Ze woonden aan de Dorpsstraat 373.
Piet Tambach
Abraham kreeg een niet-joods klinkende naam, Arno, en vond een plek bij de familie Tambach-Heinen, in het buurtschap Nauerna. Piet Tambach was een goede vriend van Klaas Winter. Hij noemt hem in een brief uit kamp Vught, waar hij na zijn arrestatie werd opgesloten. Piet werd in de oorlog ook voor zwarthandel gearresteerd en vastgezet op het Zaandamse politiebureau. Hij kwam na een tijd weer vrij. Het huis van de Tambachs was aan de Overtoom 109 in Westzaan, op de grens met Assendelft.
Ruben
Afgaand op de herinneringen van Piet Tambach jr. (1933) en zijn zijn zuster Rie (1934) is van Arno zeker dat hij bij hen in huis was. Piet ziet Arno nog op een potje zitten – toen hij ’s avonds door Piets vader werd gebracht. Maar Arno’s ouders waren niet ver weg. Ruben en Lien werden wel eens naar Nauerna gehaald. Rie ging mee, de lange gang met kamertjes door van het huis aan de Dorpsstraat 373. Rie hoorde haar vader het Ramblers-nummer neuriën dat hij Lientje vaak hoorde zingen: “Als sterren flonk’rend aan de hemel staan.” Rubens schuilnaam was overigens ’tornmes’, een stukje gereedschap voor het maken van (be)kleding.
Condoleance
Klaas kwam begin maart 1943 in Vught om het leven. Ruben schreef op 12 maart 1943 een ontroerende condoleancebrief aan de weduwe; zie de illustratie. Ruben noemde haar ‘Lieve tante Baaf’, en sprak zijn grote verbondenheid en dankbaarheid uit: “Jullie zijn ons meer geweest dan een familielid.” Ruben eindigde met de woordjes: “Moed houden.” Hij ondertekende uit voorzichtigheid niet met zijn naam, maar met ‘Mij’. Op dezelfde dag schreef zijn schoonvader Sjoerd Engelander de weduwe Bavonia Winter-Boon eveneens een brief van medeleven.
Nauerna
De situatie op het adres van Arno was intussen niet zonder problemen. Piet en Marie Tambach hadden drie kinderen, en Marie werd in de winter opnieuw zwanger. Ze kon de drukte minder goed aan. Vlakbij het sluisje aan de Overtoom lag bovendien een woonaak met Duitse militairen, die de schepen met kool en aardappelen richting Noordzeekanaal controleerden. Nauerna was ‘goed’ en de soldaten gingen vriendschappelijk om met de bevolking van het buurtschap. Ze gooiden wel eens een handgranaat in het water; van de vissen die kwamen bovendrijven at de hele buurt mee. Arno speelde met de kinderen Tambach buiten. Bekend zijn de opnames van Piet Tambach, gemaakt met Rubens filmcamera, van de kinderen op het ijs. Arno viel op vanwege zijn zwarte krullen. De kinderen speelden ook mee met de soldaten. Piet jr. en Rie herinneren zich nog Heinrich en Fritz, die erg aardig waren.
Arrestatie
Harry Engelander, een oom van Lientje die in België woonde, bood met zijn vrouw Alice aan Arno op te nemen. Ruben bracht hem er in het voorjaar van 1943 naar toe. Ruben ging samen met Piet Tambach. Harry woonde in Antwerpen, op de Jan van Rijswijcklaan. Vermoedelijk omdat hij er erg joods uitzag, werd Ruben aan de grens uit de rij gehaald. Het afgesproken verhaal dat de twee vrienden naar een Belgische wielerwedstrijd wilden, werd niet geloofd. Ruben werd gearresteerd, Piet teruggestuurd. Het lukte wel om de kleine jongen bij zijn oom en tante te krijgen. Arno zou de hele oorlogstijd bij hen blijven. Piet zag zijn reisgenoot later in dezelfde trein, onder politiebewaking. Ruben werd op 2 juli 1943 in Sobibor vergast.
Nieuw adres
Lientje bleef in Assendelft, bij Jan Cornelissen en zijn vrouw Annie Gaal, net als haar ouders. Er ontstonden spanningen. De jonge vrouw was een knappe verschijning. Ook pastoor Vermeulen sprak zijn bezorgdheid uit over de ontstane situatie. Annie Gaal scheidde van haar man en zou later trouwen met Bert de Ruiter uit Heemskerk. Lientje dook mét haar ouders onder bij Johan Jurgens de Vries op de Zaandammerweg 24-26, buren van verzetsleider Jaap Brinkman. Zij hadden een dubbele woning. Weduwnaar De Vries leefde met zijn huisgenote mevrouw De Ridder in het ene huis, een jonger echtpaar De Vries met vijf kinderen in het andere. ‘Oom Sjoerd’ en ‘Tante Na’ verbleven bij de weduwnaar, Lientje woonde bij het gezin De Vries. Ze kon er niet goed aarden en bezocht daarom vaak de familie Brinkman. De toen 16 jaar oude zoon Henk: “Voor mij was het een tante. We gingen wel eens rijden met het kaasbrikkie met een paardje ervoor. Bij De Vries moest ze meehelpen, maar ja, het was een hele dame, dus dat vond ze niet zo prettig. Daarom was ze liever bij ons, bij mijn pleegmoeder, tante Huibje.” Ondanks de concentratie van onderduik en verzet rond Jaap Brinkman waren er geen invallen of grote incidenten. Lientje en haar ouders haalden ongedeerd het eind van de oorlog en staan op verschillende foto’s (zie de illustraties). Ook Arno kwam veilig uit zijn onderduik.
Zie ook gezin Engelander* in Assendelft.
Voetnoten
1 Mededelingen van Nel Grooteman-Winter uit Assendelft (najaar 2007), Arno Appelboom (januari 2010), Marcel Soesan uit Amsterdam (najaar 2007), Rie Fleer-Tambach uit Assendelft (mei 2011) en Piet Tambach jr. uit Westzaan (mei 2011); Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart; www.joodsmonument.nl; Stichting Fotoboek Zaans Verzet (p. 39-40)