Sperber-Chlebowski (Anna)
Laatste wijziging: 5 mei 2016
Anna (‘Henny/Hennie’) Sara Sperber-Chlebowksi (Keulen, 8-12-1920 – Ravensbrück?, 20-4-1945?)1
Vermoedelijk in 1944 was Henny Sperber op de Kokerstraat 5 korte tijd ondergedoken bij het gezin van Wouter Leegwater (Schermerhorn, 8-4-1915) en Johanna Petronella (‘Nel’) Leegwater-van den Berg (Wieringen, 28-11-1913).
Gezin Leegwater
Wouter en Nel waren in 1938 in Aalsmeer getrouwd en hadden op dat moment drie kleine kinderen. Wouter Leegwater, die na de oorlog handelaar in textiel en levensmiddelen was, werkte toen bij de nabijgelegen veevoederfabriek van Zwaardemaker. De Duitsers waren vlakbij. Het huis aan de Kokerstraat keek aan de achterkant uit op twee gevorderde scholen, de christelijke Goede Herder en de openbare Dik Tromschool. Ze werden door Duitse soldaten gebruikt als kazernes. Op het dak stond luchtafweergeschut (‘Flak’). Het echtpaar Leegwater was gereformeerd en had vermoedelijk contact met het illegale netwerk van Willem Brinkman, Piet Bosboom* of Walraven van Hall, die vaak adressen zochten voor joodse onderduikers.
Palestina-pioniers
Anna was getrouwd met Gerhard (‘Gert’) Bertold Sperber (Berlijn-Schöneberg, 7-11-1920). Beiden waren Duitse vluchtelingen en kenden elkaar uit Nieuwesluis in de Wieringermeer. Daar was tussen 1934 en 1941 een joods werkdorp gevestigd waar jonge joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk agrarische, ambachtelijke en huishoudelijk vaardigheden leerden. Daarmee zouden zij zich beter in landen buiten Duitsland staande kunnen houden of pionier kunnen worden in Palestina.2 Palestina-pioniers werden chaloetsim genoemd. Andere centra richtten zich alleen op Palestina, soms alleen op kinderen (‘jeugd-alijah’). Bij de laatste groep hoorde het Hof van Moerkerken in Mijnsheerenland. Een mogelijk familielid van Henny, Samuel Leib Chlebowksi (Keulen, 23-1-1924), was er bewoner. Hij was op 4 januari 1939 naar Nederland gekomen (Rheden) en vertrok met de derde groep jonge pioniers op 15 maart 1940 naar Palestina.3 Ook Henny emigreerde in 1939 naar Nederland.4 Zij kwam uit Essen, waar haar vader, David Hermann Chlebowksi, op de Kastanienallee 38 woonde. Henny was 18 jaar in 1939 en ging naar de Wieringermeer.
Wieringermeer
Frans van der Straaten schrijft in zijn boek ‘Herinneringen en belevenissen aan/van Palestina-pioniers in Nederland’ dat er op 10 mei 1940 in het werkdorp 315 mensen waren. 175 van hen kwamen tijdens de oorlog om het leven. Van elf personen is het lot onbekend. Het dorp in de Wieringermeer werd per 1 augustus 1941 definitief door de Duitsers opgeheven. In juni 1941 leken de Duitsers nog mee te willen werken aan een herstart. De leiding verstrekte hen een lijst met namen en adressen in Amsterdam. 61 werkdorpers werden daarop uit de huizen gehaald waar ze logeerden, tezamen met jongens van de gastgezinnen, en naar Mauthausen gestuurd.5 Het lijkt er op dat Gerhard en Henny in de omgeving van het werkdorp zijn gebleven. In het archief van de familie Leegwater is een verlovingsfoto bewaard die op 22 december van dat jaar door een Alkmaarse fotograaf werd gemaakt.
Lees meer
Amsterdam
Op 24 juli 1942 vond in Almelo hun huwelijk plaats. Ook daarvan zijn foto’s bewaard gebleven. Het feestelijk geklede bruidspaar wandelt daarop in een straat en draagt de verplichte jodenster. Henny heeft een bruidsboeket. Eén foto laat het paar met een sterloze vriendin of verwante zien. Hun laatste officiële adres in Nederland was de Tugelaweg 67 in Amsterdam.6 De meeste bewoners werden er tussen eind september en midden november 1942 gedeporteerd, zodat er plaats kwam voor anderen.
Bennekom
Dinie Kranen (1927) vertelde dat ergens in 1942 ‘Jan’ bij hen kwam wonen. Dat was de schuilnaam van Gert Sperber. Hoe dat gebeurde schreef Dinies moeder na de oorlog op. ‘Jan’ was een sympathieke jongeman met een joods uiterlijk. Hij sprak Nederlands met een duidelijk Duits accent. Hij kwam van een pension in Bennekom, huize ‘De Zonnebloem’. Vader Kranen, een aannemer, was daar aan het werk. De pensionhouders, het echtpaar Kleine, vroegen hem ‘of hij geen Jodenjongen in huis wilde nemen’. Die woonde net een paar weken in het pension, met een vervalst persoonsbewijs op de naam ‘Jan van den Berg’. Ze verwachtten gasten en vonden het risico van controle op de gastenlijst te groot. Moeder had gezegd: “Laat hem maar eens komen praten.” De volgende dag was hij er.
Wieringermeer
De ouders Kranen waren eigenlijk gelijk gewonnen. ‘Jan’ vertelde over de situatie in Duitsland onder het nazibewind. De joden mochten onder Hitler aanvankelijk vrijwillig het land verlaten, met achterlating van bezittingen, als ze elders plaats konden vinden. In Gerts geval was dat de Wieringermeer geweest waar veel boerenwerk te doen was. Zijn moeder bleef voorlopig in Berlijn. Toen na de bezetting de jodenvervolgingen ook in Nederland kwamen, leken de ongehuwden het eerst aan de beurt te zijn. In de Wieringermeer had Gert Henny Chlebowski uit Essen ontmoet. Ze besloten in december 1941 zich te verloven om zo de dans te kunnen ontspringen. Zeven maanden later waren ze getrouwd. Gehuwden zouden niet zomaar naar een kamp worden gestuurd, was de gedachte. Maar die bleek niet te kloppen. Ook gehuwden werden naar tinmijnen of kampen als Mauthausen en Dachau gestuurd. Verschillende vrienden waren gestorven. En toen wist ‘Jan’ dat hij moest onderduiken. Hij had op verschillende plaatsen gezeten, en de laatste tijd dus in Bennekom.
Familie Kranen
Het gezin Kranen bestond toen uit vader Laurentius (‘Louis’) Ludovicus Kranen (Renkum, 24-5-1901), moeder Berendina (‘Dina’) Visser (Renkum, 2-11-1904) en vijf kinderen, van wie Dinie de oudste was. Er waren nog twee meisjes en twee jongens. De jongste was geboren op 27-12-1941. Louis Kranen was SDAP’er en lid van de ondergrondse in Renkum. Leider daarvan was de gereformeerde Jo Snoek.
Renkum
De familie Kranen woonde op de Reijmerweg 8 in Renkum, een ruim, vrijstaand huis met vier slaapkamers op de bovenverdieping. Een daarvan was voor ‘Jan’. Dinie herinnerde zich hoe ‘Jan’ de eerste keer naar boven ging, de donkere trap opliep en in de grote spiegel die daar stond plotseling iemand zag. Hij wist niet dat hij het zelf was en nam zijn hoed af. Iedereen moest lachen. De eerste tijd kon hij nog iets betalen, 14 gulden per week, maar al snel was zijn geld op. Hij mocht natuurlijk blijven. Vader Kranen had een aannemersbedrijf met een werkplaats. Daar kon ‘Jan’ zich af en toe nuttig maken met schuurwerk.
Sperr in Amsterdam
Het klikte tussen Gert en de familie Kranen. De onverwachte gast begon moeder Dina meer over zichzelf te vertellen. Dat Henny in Amsterdam woonde en werkte voor de Joodse Raad en in de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg. Henny had een stempel dat haar vrijwaarde voor deportatie, een ‘sperr’. Die probeerde ze ook voor Gert te bemachtigen. Hij sprak ook over zijn moeder in Berlijn; dat ze gedwongen was om in een munitiefabriek te werken. Op een gegeven moment lukte het Henny om voor Gert ook een ‘sperr’ te krijgen. De Joodse Raad had er bijna per vergissing voor gezorgd. Hij kon dus terug naar Amsterdam. Maar er zou altijd plaats voor hen zijn, zeiden Louis en Dina.
Zilly Grünberg
Toen Dinie met haar vader in het najaar van 1942 naar Amsterdam ging, zochten ze ook ‘Jan’ en Henny aan de Tugelaweg op. Daar ontmoetten ze het Duitse meisje Zilly Grünberg (1928). Ze was de vorige dag gekomen en leek op een ineengedoken vogeltje. Zilly kwam ook uit Essen en was in 1938, na de Kristallnacht, met haar oudere zusje Rosa in een kindertehuis in Soest terechtgekomen. Hun vader was als Poolse jood stateloos verklaard en mocht Nederland niet in. In Engeland had hij familie; daarheen kon hij met zijn vrouw wel vluchten. Zo gebeurde het dat de ouders op doorreis naar Engeland in Soest afscheid moesten nemen van hun dochtertjes. Na de Duitse inval werd Zilly bij een rabbijn in Delfzijl, en Rosa in Amsterdam ondergebracht. Toen in maart 1942 de joden van Delfzijl gedwongen werden te ‘evacueren’, kwam Zilly in Amsterdam terecht. Ze woonde bij een familie Cohen. Tijdens een razzia werd alleen zij van haar bed gelicht en opgesloten in de Hollandsche Schouwburg. Maar de ‘goede’ SS’er Alfons Zündler liet haar gaan. Ze moest de ster van haar jasje halen en lopen. De familie Cohen wantrouwde het verhaal en weigerde haar weer op te nemen, zodat Zilly overwoog om terug te gaan naar de Schouwburg. Daar in de buurt gekomen herinnerde ze zich Henny Chlebowski, een bekende van haar moeder in Essen. Henny was in de crèche en zei haar naar de Tugelaweg te gaan. En zo kwam Zilly bij Henny en Gert.
Grootouders Kranen
Daar blijven was erg riskant. Toen Louis en Dinie de volgende dag langskwamen, vroegen Henny en Gert of er soms plek was in Renkum. ’s Avonds werd dit op een familieberaad van de Kranens besproken. De slaapkamer was voor ‘Jan’ en Henny, als zij in nood zaten. Maar bij de grootouders Kranen en hun dochter Netty, aan de overzijde van de straat, was wel plaats. Zodoende haalden Dina Kranen en tante Netty Zilly op in Amsterdam. Als iemand er naar vroeg werd verteld dat ‘Annie’ tante kwam helpen als naaimeisje. Ze had een niet-joods uiterlijk en kwam gewoon op straat.
Zwangerschap
Louis Kranen kreeg begin 1943 een ongeluk op het werk en moest in Arnhem geopereerd worden aan een oog. Hij zou het kwijtraken. Klaas Liscet, een kennis van de familie in Amsterdam (Griseldestraat 10) lichtte ‘Jan’ in. Die wilde de volgende dag de ‘baas’ bezoeken, zoals hij vader Kranen noemde. Behalve wat schrik om marechaussees onderweg, die alleen maar op de bus stonden te wachten, verliep de fietstocht zonder problemen. Onderweg zei ‘Jan’: “U hebt beloofd dat Henny ook bij u mag komen, maar dat zal nu wel niet kunnen, want ze verwacht een baby.” Vlak voor Gerts vertrek overlegde Dina met haar man. Hij zei: “Zeg maar dat ze toch moet komen.”
Duiken
Kort daarop kwamen Gert en Henny bij de Kranens ‘duiken’. Ze hadden niets bij zich dan wat kleding en gekregen spullen. Een speciale onderduikplek was er niet. Als er een razzia verwacht werd gingen ze met de fiets het bos in. Intussen bereidde men zich voor op de komst van de baby. Een van de regionale steunpilaren van de onderduikcentrale L.O. was Eef Zwarts, eigenaar van villa en rusthuis ’t Hemeldal (Oranjeweg 6) te Oosterbeek. Daar zou Henny veilig kunnen bevallen. Op het Renkumse gemeentehuis was ambtenaar J.M. Stroes, commies op de secretarie, bereid om het kind op de naam van het echtpaar Kranen-Visser in te schrijven in het bevolkingsregister. Dat Dina na anderhalf jaar weer een kind kreeg zou geen argwaan wekken. De gemeente zou de geboorte niet vermelden in de krant.
Irene
Toen de zwangerschap tegen het eind liep kwam Eef Zwarts Henny met de auto halen. Op een ochtend kreeg Dina om 7.00 uur een telefoontje van ’t Hemeldal. Henny had een dochter gekregen en alles was goed. Dina ging naar boven en maakte Gert wakker. “Je hebt een dochter”, zei ze. “Je liegt het!”, reageerde hij slaapdronken. En daarna: “Zou ik er een keer heen mogen?” Om 9.00 uur gingen Dina en Gert op de fiets naar Oosterbeek om Henny en Irene te zien. Het was toen 27 augustus 1943. De baby was om 5.30 uur geboren en ze kreeg de namen Edith Irene – zoals op de achterkant van de foto staat die moeder Kranen van Henny kreeg. Maar anders dan gepland werd Irene niet ingeschreven als de baby van Dina Kranen.
Dreiging
Bij een bijeenkomst van het Renkumse verzet in het bos was een vreemde aanwezig geweest. Hij bleek een verrader te zijn. Verzetsman Bram Streefland was al ondergedoken. Of de vreemdeling wist dat Louis Kranen bij de ondergrondse hoorde is onzeker. Maar de afspraak met de naamsverwisseling kon niet doorgaan. De indringer was Johannes Mattheus ‘Johnny’ de Droog, een beruchte V-man uit Arnhem die vaak verzetsgroepen infiltreerde. De Droog werd door het illegale ‘Contra Signaal en het Signalementenblad’, een Londense lijst uit 1943, omschreven als ‘Gestapospion, 1e klas scherpschutter en verrader van vele verzetsmensen’. Er stonden twee foto’s bij zijn naam. Omdat het nu bij de familie Kranen te onveilig werd geacht kon Henny niet meer naar Renkum terug. Ze kon met de baby ook niet in het rustoord blijven. Na negen dagen gingen ze naar een onbekend adres. Dina Kranen schreef dat dit in Amsterdam was. Ook ‘Jan’ moest weg en ging naar Amsterdam.
Sally Roozendaal
Er was in het voorjaar van 1944 overigens weer een joodse onderduiker bij het gezin Kranen. Het was een jongen van 8, Sally Roozendaal uit Arnhem. Ter onderscheiding van Gert werd hij ‘Jantje’ genoemd. Hij kwam zogenaamd uit gebombardeerd Nijmegen. Feitelijk had hij anderhalf jaar ondergedoken gezeten met zijn moeder en zijn zusje Cera. Een metselaar herkende zijn Arnhemse dialect en zei: “Maar jij komt echt uit Klarendal.” (zie www.joodsmonument.nl, Ephraim Roozendaal). Sally ging gewoon in Renkum naar school. Hij ging mee bij de evacuatie van Renkum in 1944, overleefde, en emigreerde met stiefvader, stiefmoeder en zusje naar Australië. Zijn zoon Eric werd een prominent Labour-politicus.
Westerweelgroep
Van Henny en Gert is bekend dat zij naar Frankrijk gingen en deelnamen aan het verzet. Na de oorlog bleek dat zij samenwerkten met Nel van den Akker en Ernst Asscher. Beiden worden door Van der Straaten genoemd als leden van de Westerweelgroep.7 Nel verrichtte koerierswerk, bood joden onderduikplekken en bevrijdde kameraden uit Westerbork. Zij vertelde Irene dat haar moeder een actieve vrouw was, die niet de hele oorlog op een kamertje had kunnen zitten. Ernst Asscher was ondergronds werkzaam in Frankrijk. De groep zette via België en Frankrijk routes op naar het vrije Zwitserland en Spanje.8 Ernst werd opgepakt, overleefde de kampen en trouwde na de oorlog met Nel van den Akker. Henny en Gerhard Sperber behoorden dus tot de groep ‘werkdorpers’ die zich bij de christelijk-joodse verzetsgroep van Joop Westerweel, diens vrouw Wil en Menachem Pinkhof aansloten. In een artikel op Wikipedia over een ander Duits lid van de Westerweel-groep, Max (‘Cor’) Windmüller, komt naar voren dat men samenwerkte met de Résistance Juive (het joods verzet). Het artikel noemt Gert Sperber als lid.9 De Nederlandse slogan was: “Kop op!”
Brief Nel Asscher-van den Akker
Nel van den Akker (schuilnaam Nel de Bruin) was bekend bij de familie Kranen, omdat ze vader Louis tijdens de oorlog schreef en langskwam vanwege spullen van Henny en Gert die in Renkum waren achtergebleven. Het ging om laarzen voor een onderduiker en om een fiets die Nel zelf hard nodig had. Louis kon de laarzen naar Ali Liscet sturen. Ze vroeg ook naar ‘Annie’, Zilly Grünberg. In haar steno-achtige brief van 26-9-1946 kwam ze terug op het oorlogscontact. Maar ook vertelde ze over Gert, Henny en Irene. Ze schreef dat Henny met Irene naar een onderduikadres in Drente was gegaan. Maar ‘u weet, zoals Henny was, had nergens rust’. Daarom ging ze op een gegeven moment naar Frankrijk, waar Gert toen als arbeider werkte. Met andere jongens van het werkdorp Wieringen hadden ze zich aangesloten bij de Franse ondergrondse, de ‘maquis’.
Croeze-Schuitema
Intussen werd Irene vanaf begin september 1943 van het ene naar het andere adres gebracht. Begin december was zij bij een bakkersgezin in Hoogeveen (Drenthe). Via de verzetsman Arnold Douwes, zijn zuster Jettie, die verpleegster was, hun broer André -een dominee- en diens vrouw kwam Irene in het Groningse Wierumerschouw terecht, bij het gezin van Antje (‘Annie’) Croeze-Schuitema (Aduard, 5-4-1918) en Jacob Croeze (Hoogkerk, 29-12-1912). Die hadden toen zelf twee kinderen. Het verhaal dat de familie aan de omgeving vertelde, was dat het meisje uit het Westen kwam en een gezonde omgeving nodig had, omdat haar moeder tbc had. Het meisje zou een nichtje zijn van een goede kennis uit Groningen en Marianne van Dijk heten, wat werd afgekort tot ‘Ina’. Toen Annie Croeze later hoorde dat de moeder van het meisje haar dochter Irene had genoemd, veranderde zij de naam in Irene. ‘Ina’ was echter al ingeburgerd.
Zaandam
Henny Sperber-Chlebowski wilde haar dochter dolgraag zien. Daarom reisde ze een keer clandestien naar Nederland. De reis vanuit Frankrijk was erg moeilijk. Het verzet vond het echter te gevaarlijk om de moeder naar Groningen te laten gaan. Via dominee Douwes kreeg ze wel foto’s van Irene. Het echtpaar Croeze ontving van haar de trouwfoto met jodenster, die ook in het familiearchief van de Leegwaters wordt bewaard. Vermoedelijk is Henny in die tijd, de eerste helft van 1944, bij het gezin Leegwater geweest. Zij moet toen ook de verlovingsfoto en een tweede bruidsfoto hebben achtergelaten. Een mogelijke Zaanse contactpersoon zou de chaloetsa Eva Fränkel* kunnen zijn geweest. Kerkelijke contacten zijn evenmin uit te sluiten. Ook is het mogelijk dat de familie van Nel Leegwater het werkdorp in Wieringen kende.
Terug in Renkum
Dinie vertelde dat Henny een keer in Renkum opdook. Ook bij de Kranens vroeg ze naar het adres van haar baby. Louis Kranen kende het niet. Buiten, op de hoek van het huis, zei ze nog stampvoetend dat ze haar kind wilde hebben en het mee wilde nemen naar Frankrijk. Zilly Grünberg kwam net van haar onderduikadres bij de grootouders Kranen. Toen stelde Henny voor om haar mee te nemen en samen naar Spanje te gaan, en door naar Engeland, waar Zilly’s ouders waren. Louis Kranen overtuigde Zilly er van dat het beter was als ze in Nederland bleef. De oorlog zou niet eeuwig duren en tot nu toe was het altijd goed gegaan. Henny is toen alleen weggegaan.
Arrestatie
Gerhard en Henny Sperber10 werden op 18 juli 1944 in Parijs opgepakt, terwijl de geallieerde invasie in Normandië al was begonnen. De Gestapo was na verraad het adres van de Résistance Juive op de Rue Erlanger binnengevallen. Ook Ernst Asscher (de verloofde van Nel van den Akker), Alfred Fränkel en Max Windmüller werden gepakt. Nel schreef in haar brief van september 1946 aan Louis Kranen dat ze ‘allemaal, 35 man’ werden gearresteerd en naar de gevangenis gebracht. Die van Fresnes. Henny was, zo schreef Nel, ‘doorgegaan als christelijk’. De rest werd ter dood veroordeeld en naar doorvoerkamp Drancy gestuurd. Henny had het moeilijk bij de verhoren van de Gestapo, maar liet niets los en werd op transport gezet naar Ravensbrück, een kamp voor politieke gevangenen. De groep rond Windmüller werd gedeporteerd op 17-8-1944, de dag voor de bevrijding van het kamp. Gestapo-commandant Alois Brunner had voor hen achter zijn vluchttrein een aparte wagon gehangen met het opschrift ‘Joodse terroristen’. Nel Asscher schreef dat de groep had afgesproken uit de trein te springen en terug naar Parijs te gaan, maar dat lukte pas toen hun wagon midden in de nacht werd losgemaakt van het treinstel met de Grüne Polizei en achteraan de trein werd vastgekoppeld. Vijfentwintig man ontkwam, de meesten Frans. Gert niet. Als politiek gevangene en jood kwam Gert met de anderen in concentratiekamp Buchenwald terecht.
Overlijden
Henny zou gestorven zijn in Ravensbrück, tien dagen voordat het Rode Leger het grotendeels geëvacueerde kamp bevrijdde. Volgens de gegevens van het Rode Kruis was dit op 20 april 1945. De familie Croeze hoorde van het verzet echter dat ze ruim voor haar man overleed, eind januari/begin februari 1945. Nel Asscher schreef aan Louis Kranen van een van de medegevangenen gehoord te hebben dat Henny in Ravensbrück erg flink was, maar te ziek voor een kampbaantje. Ze was daarom doorgestuurd naar Neuengamme. Daar was Henny aan een longontsteking gestorven. In de brief staan geen data.
Dora-Mittelbau
Gert was op 1 november van Buchenwald naar Dora-Mittelbau getransporteerd. In Dora Mittelbau werd de geheime V2-raket gebouwd. Hier kwam hij uiteindelijk terecht in het buitencommando Nordhausen, 7 kilomerter onder Dora.11 Gert en Nels man, Ernst Asscher, moesten toen uit elkaar. Het Rode Kruis geeft als Gerts overlijdensdatum dezelfde dag als die van zijn vrouw, 20 april 1945. Na de oorlog vertelde Ernst Asscher echter aan Irene Sperber dat haar vader de dag na het bombardement op Nordhausen was gestorven. Op 3 en 4 april 1945 werd het kamp gebombardeerd. Nel Asscher schreef in haar brief dat Gert nog vier weken voor de bevrijding in het kamp was gezien, terwijl hij een sigaretje rookte. Nordhausen lag midden in de stad en het kamp werd voor driekwart door het bombardement verwoest. De overlevenden, zo schreef ze, werden door de moffen opgehangen. De brief vervolgde: “De kleine meid van Henny en Gert maakt het goed. Ze is nu al drie jaar oud en lijkt veel op Gert.”
Vervolg
Na de oorlog wilde een ongetrouwde broer van Henny, Leo Chlebowski, zijn nichtje meenemen naar een kibboets in Israël. Ook al zou zij misschien ‘weken of maanden huilen’, zo schreef hij in 1947, ‘daarna zou het wel goed komen’. De pleegouders verweerden zich bij de Voogdijcommissie voor Oorlogspleegkinderen (OPK) – zie ook Max Degen*. Medewerkers daar vertelden hen dat zij Irene in ieder geval moesten gaan vertellen dat zij niet de echte ouders waren. Tijdens het voorlezen aan tafel van een onderduikverhaal uit de kinderbijbel zei Annie Croeze toen dat ook Ina een andere pappa en mamma had. Irene en de twee andere kinderen namen dit goed op. Croeze stelde bij de OPK dat Irene als klein meisje een wekenlange angstaanval had gehad. Dat wenste zij haar niet opnieuw toe. Zij hadden volgens haar in de oorlog hun leven niet in de waagschaal gesteld om hun pleegkind zoiets aan te moeten doen. De commissie liet zich hier door overtuigen en wees de voogdij op 18 mei 1949 toe aan het echtpaar Croeze. De advocaat van Leo Chlebowski zag af van een hoger beroep. Het duurde nog tot 1958 voordat ‘Ina/Irene Croeze’ officieel in de burgerlijke stand kon worden ingeschreven onder haar eigen naam, Irene Sperber.
Na de oorlog
Kort voor haar huwelijk (1968) kwam Irene met haar verloofde bij de familie Kranen op bezoek. Louis en Dina namen de uitnodiging voor het huwelijksfeest aan en hadden een bijzonder geschenk: de koperen broche van Henny met de initialen HC. Dina had hem altijd bewaard en voor Irene laten opknappen.
Zilly
Zilly Grünberg overleefde de oorlog. Een Canadese soldaat die in Ede was gelegerd zocht tijdens zijn verlof in Londen haar ouders. Hij vond ze via het Rode Kruis. “Ik heb een brief van uw dochter.” “Welke?”, vroegen ze. Rosa had in de eerste trein naar Auschwitz gezeten en werd er 2,5 maand later, op 30-9-1942, vermoord. Dat was toen nog niet bekend. Zilly ging terug naar haar ouders. Ze werd kapster en schoonheidsspecialiste en trouwde met Walter Angress, die haar zusje Rosa in Nederland had gekend. Met hem verhuisde ze later naar de Verenigde Staten. Zilly hield contact met Alfons Zündler en zijn familie.
Dekens
Eind jaren ’70 bezochten de ouders Leegwater de familie Croeze en Irene. Zij namen twee dekens mee als vergoeding voor de exemplaren die Henny Sperber in 1944 bij hen had achtergelaten.
Voetnoten
1 Mededelingen van Anita Leegwater-Ploeger uit Wormerveer (september 2006), Irene Sperber en Annie Croeze uit Groningen (november 2006), Bert Leegwater uit Assendelft en Wout Leegwater uit Zaandam (november 2006); Mededelingen en documenten van Dinie Kranen uit Apeldoorn (juni 2012) en Zilly Angress-Grünberg uit Miami, Verenigde Staten (juni 2012); www.ogs.nl; www.joodsmonument.nl; Snoek, J.M. Soms moet een mens kleur bekennen. Een terugblik op 70 jaar; Kajaan, D. Nieuw licht op arrestatie en bevrijding van Frits de Zwerver in mei 1944 (zie www.janverhoeff.nl/kaajan.pdf); www.meertens.knaw.nlwww.wikipedia.nl
2 Frans van der Straaten, Herinneringen en belevenissen aan/van Palestina-pioniers in Nederland (p. 34-35); www.jhm.nl/nederland.aspx?ID=40
3 Frans van der Straaten (p. 59)
4 H. Schröter, Geschichte und Schicksal der Essener Juden (p. 733)
5 Frans van der Straaten (p. 35); Presser, o.c. I (p. 124-125)
6 Brief van het Nederlandse Rode Kruis aan I. Sperber (30-1-1975); www.joodsmonument.nl
7 Frans van der Straaten (p. 121); vergelijk voor Nel ook Rechtvaardigen onder de Volkeren (p. 58-66)
8 Jewish Resistance in Holland. Group Westerweel and Hachshara (p. 3-4) www.findarticles.com/p/articles/mi_m0411/is_4_49/ai_68738710/pg_3
9 http://de.wikipedia.org/wiki/ Max_Windm%C3%BCller (Klaus Meyer-Dettum)
10 Brief van het Nederlandse Rode Kruis aan I. Sperber (30-1-1975); de.wikipedia.org/wiki/Max_Windm%C3%BCller
11 www.v2platform.nl/dora.html