Swaab (Marion/Map)

Laatste wijziging: 5 mei 2016

Marion Dorit (‘Map’) Swaab (Zaandam, 11-7-1942)1

Marion kwam als baby in de zomer van 1942 terecht bij de weduwe Geertruida (‘Geertje’) Pel-Groot. De moeder van het meisje zat in een concentratiekamp en haar vader was naar Zwitserland gevlucht.

Doopsgezind

Het echtpaar Pel woonde aan de Prins Hendrikstraat 139 en had vier kinderen. Geertje Pel was met haar man Wijbrand, een ouwelfabrikant, lid van de Zaandamse Werkgemeenschap van Quakers en Doopsgezinden (WQD), die op 20 maart 1940 onder leiding van Cor Inja was opgericht. De werkgroep besloot na het bombardement op Rotterdam (14 mei 1940) hulp te verlenen. De opgehaalde goederen, huisraad en kleding ter waarde van 2500 gulden werden opgeslagen in de fabrieksruimte die Wijbrand Pel beschikbaar stelde. Daarna regelde de groep opvang voor Rotterdamse kinderen. Later maakte men pakketten voor de joodse vluchtelingen in kamp Westerbork, dat toen nog onder Nederlandse leiding stond.

Joden

Het echtpaar heeft altijd ‘erg meegeleefd’, zo schreef Inja later in zijn dagboek, ‘met het grote onrecht aan Joodse medeburgers aangedaan’.2 Hoe ver de identificatie met het joodse volk voor Wijbrand Pel ging, mag blijken uit de woorden die hij zou hebben uitgesproken op zijn sterfbed, in maart 1942: “Geert, de poorten van de concentratiekampen gaan voor me open.”3 Dat Geertje een joodse baby in haar huis opnam, lag voor de hand. Het kindje heette Marion, maar werd ‘Map’ genoemd.

Ontdekt

Schuin tegenover het gezin Pel in de Prins Hendrikstraat woonde op nummer 130 politieman Hendrik van der Kraan. Hij was werkzaam bij het bureau Joodsche Zaken van de Sicherheitsdienst in Amsterdam en een berucht jodenjager (zie Iris Eisendrath*). Hij was degene door wie het onderduikadres bekend werd. Dat vertelde na de oorlog ook inspecteur Tonny Jansen (Zandvoort, 5-2-1916) tegen de politiemensen die proces-verbaal tegen hem opmaakten. Van der Kraan was ook zelf bij het gezin Pel geweest en had met een dochter over het ‘Jodenkindje’ gepraat. Jansen meende dat de opdracht om Geertruida Pel op te roepen van commissaris Willem Marinus Ragut kwam, die mede in dienst was van de SD. Naar eigen zeggen zou Jansen het gezin gewaarschuwd hebben. In februari 1944 werd Geertruida Pel-Groot gesommeerd om met het kindje op het bureau van de Sicherheitsdienst te verschijnen.

Tonny Jansen

In een getuigenverklaring over de dubieuze rol van Jansen vertelde Geertjes zoon Jan op 24 mei 1945: “Wij hadden een joods kind, van familie van ons, in huis. Dit is driemaal (om het half jaar) verraden door v.d. Kraan, die schuin [tegenover] ons gewoond heeft (was bij de SD, is later naar Amsterdam verhuisd). Twee keer is de opdracht tot arrestatie buiten Zaandam om gegeven, de derde keer ging het over de Zaandamse politie. De eerste twee keren zijn wij naar de SD gegaan en hebben het afgekocht. De laatste keer is [NSB-agent Jan] Bloemsma hier geweest, alleen. Toen hij geen resultaat had heeft hij geprobeerd Jansen op te bellen, wat niet lukte. Diezelfde dag zijn ze toen 4 à 5 maal aan de deur geweest. Jansen was hierbij de opdrachtgever en de eerste man tussen de SD en hier. Hij was de hoofdpersoon die de opdracht van de SD tot arrestatie kreeg. Hij stuurde er een ander op af omdat hij zelf niet durfde, in verband met de naam Pel. (Bob Pel is geen familie van ons, maar wel een goede kennis.)” Robert R. Pel werkte als politieman nauw samen met de Zaanse illegaliteit. Jan Pel: “Met dat jodenkindje heeft Jansen werkelijk kwaad gedaan, want anders had hij het moeten verzwijgen. Als hij gewild had, had hij het kunnen laten lopen. Mijn moeder is te goeder trouw naar de Euterpestraat gegaan; het kind was al verborgen.”

Ontsnapt

“Zichtbaar voor iedereen, die wenste te kijken, verliet mevr. Pel haar woning met in een kinderwagen de baby en in gezelschap van haar dochter Trijntje. (….) Moeder, dochter en baby gingen het Skagerrak op om aan de Notenlaan [in het Vissershop] op de Zaandammerboot te stappen. Dat was althans de opzet voor de buitenwacht. Want op de Zuiddijk nam de moeder afscheid van haar dochter, gaf haar de kinderwagen en de baby mee en ging alleen naar Amsterdam”, aldus dagblad De Typhoon in 1965.4 Dochter Trijntje (Zaandam, 23-3-1923 – Zaandam, 17-8-2018) wandelde met Marion in de wagen naar Koog aan de Zaan. Daar wilde ze de baby onderbrengen bij kennissen. Maar in dat gezin was al een joods kind opgenomen. Trijntje liep vervolgens terug naar Zaandam en bracht Marion voor meerdere maanden onder bij een oom en tante aan de Westzanerdijk 143, het echtpaar Keijzer. Tegen het einde van de oorlog vond Marion onderdak bij de familie Brand in de Amsterdamse Jordaan. Aan het eind van de oorlog keerde ze terug bij de familie Pel.

Inja

Cor Inja, in januari 1942 met zijn joodse echtgenote uit Zaandam verdreven en zeer actief in het doopsgezinde verzet, beschreef in zijn naoorlogse dagboek het bezoek dat ‘Moeder Pel’ voor haar gang naar de Sicherheitsdienst aan hem bracht: “Haar plan was om alleen te gaan, zonder Map. Ik zei dat is onzin, kom maar hier. Er is altijd ergens plaats voor je. Moeder Pel wilde dit niet. Door onder te duiken bracht ze andere mensen in gevaar. Ze was niet te bewegen om dit plan te laten varen. (…) Map echter moest worden gered. Ze zou dus Trijn, haar dochter, naar me toe sturen met Map. Ik schakelde Marjan van Geuns in. Een afspraak werd gemaakt en Map leeft nu nog en heeft een paar kinderen.” De verhouding tussen dit verhaal en het Zaanse relaas is niet geheel duidelijk. Inja noemt zijn gesprek met Geertje Pel ‘een ommekeer in ons werk’.

Geertje

Geertje ging naar de Amsterdamse Euterpestraat en vervolgens naar het hoofdbureau van politie op de Marnixstraat. Daarna -zo reconstrueerde Groep 2000, waarvan Inja lid was- volgde de gang naar de vrouwenstrafgevangenis in Rotterdam en vervolgens kamp Vught. De kinderen Pel hadden gehoord dat hun moeder daar een goede kans maakte om vrij te komen. Dolle Dinsdag (5 september 1944) zou de oorzaak zijn geweest van het feit dat zij werd doorgestuurd naar Duitsland. Ze kwam terecht in het vrouwenkamp Ravensbrück. Tine Duvidier (van de Groep 2000 en helpster van Inja’s joodse schoonmoeder) maakte Geertje Pel daar mee. Geertje sprak anderen steeds moed in en wees hen op de naderende bevrijding. In februari 1945 kreeg ze bericht dat ze zou worden overgeplaatst. Dat betekende echter dat ze de gaskamer tegemoet ging. Haar kampgenoten raadden haar aan de mogelijkheid te benutten om in het kamp onder te duiken. Ze gaf hetzelfde antwoord als in februari 1944 aan Cor Inja: “‘Neen, dat doe ik niet, dan breng ik andere mensenlevens in gevaar.’ (…) Ze was solidair tot in de dood net als haar man bij diens overlijden.”5 Geertruida Pel-Groot werd op 20 februari 1945 in de gaskamer van Ravensbrück om het leven gebracht.

Ouders

Marion overleefde de oorlog, evenals haar ouders. Haar vader had Zwitserland weten te bereiken. Haar moeder was van plan om hem te volgen, maar zij belandde in een kamp in het Belgische Mechelen. Ze overleefde er dankzij een hoge officier die haar een plek gaf in de keuken. “Mijn moeder was een hele mooie vrouw en die man werd verliefd op haar”, aldus Marion Swaab in 2012. Het gezin emigreerde kort na de oorlog naar Canada en later naar de Verenigde Staten.

Machteloosheid

Swaab: “Mijn moeder heeft mijn vader nooit kunnen vergeven dat hij haar, terwijl ze zwanger van mij was, achterliet. Ze voelde zich in de steek gelaten. Er ging geen dag voorbij dat zij hem daar niet aan herinnerde. Ik was vaak speelbal in hun ruzies.” Marion werd door haar ouders regelmatig geconfronteerd met haar redding door Geertje Pel. “Zij lieten mij het voelen als ik in hun ogen iets verkeerds deed. Door mij was een vrouw omgekomen. Ik moest dankbaar zijn dat ik er nog was. (…) Ik voelde onbegrip, machteloosheid en heb heel veel gehuild. Pas toen ik een tiener was en ik begon door te vragen hebben ze mij verteld wat er is gebeurd. Later begreep ik het natuurlijk wel. Mijn moeder kwam getraumatiseerd uit de oorlog. Op een tante na was haar hele familie door de Duitsers vergast.”

Vervolg

Als twintiger keerde Marion terug naar Nederland. Ze trouwde, kreeg vier kinderen en bouwde een succesvolle carrière op in de mode-industrie. In 2012 deed ze bij Yad Vashem in Israël een aanvraag om Geertruida Pel te eren als ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’. Het Yad Vashem-instituut besloot om niet alleen Geertruida, maar ook haar dochter Trijntje dit eerbetoon toe te kennen. De uitreiking vond in het Zaans Museum plaats op 27 januari 2013.

1 H8a; De Typhoon, 4-5-1965; Dagboek Cor Inja, Gemeentearchief Amsterdam; Herdenkingsmonumenten in Zaanstad 1940-1945; www.oorlogsmonumenten.nl; Hoekema, A.G. ‘Bloembollen’ voor Westerbork; Pen, H. Een gegeven leven; Dagblad Zaanstreek, 10-3 en 24-11-2012; Nationaal Archief, CABR-dossier T. Jansen

2 Dagboek Cor Inja, toegangsnummer 1198, inventarisnummer 502 (p. 12, 23-24)

3 Ibidem

4 De Typhoon, 4-5-1965

5 Dagboek Cor Inja (p. 24)