Thijn-Loonstijn, van (Eva)

Laatste wijziging: 6 mei 2016

Eva van Thijn-Loonstijn (Amsterdam, 12-7-1897 – Alkmaar, 6-1-1992) met dochters Louise (‘Loes’) Sara Jansje (Alkmaar, 17-11-1923) en Johanna (Alkmaar, 21-8-1926)1

Moeder en dochters Van Thijn doken enkele jaren onder op verschillende adressen in Zaandam en Zaandijk. Ze overleefden de oorlog.

Karel van Thijn

Zakkenhandelaar Karel van Thijn (Nieuwe Niedorp, 11-9-1895) werd bij een razzia in de buurt van het Amsterdamse Centraal Station opgepakt en naar het kamp in Amersfoort gezonden. Daar slaagde hij er in om nog één brief naar zijn gezinsleden te zenden. Het zou zijn laatste levensteken zijn. Pas geruime tijd na de oorlog vernamen zijn vrouw en twee dochters dat hij in augustus 1942 in Auschwitz om het leven was gebracht.

Alkmaar

Het gezin Van Thijn woonde in 1922 in de Alkmaarse Landstraat 37 en omstreeks 1931 in de Snaarmanslaan 64. In juni 1933 verhuisde men naar de overkant van de straat, naar nummer 67. Daar zouden ze blijven tot aan de jodenvervolging. Hun zaak (de ‘Leidse wol- en manufacturenhandel’) bestond in 1935 12,5 jaar. Er werd een filiaal geopend in de Huigbrouwerstraat 9, dat echter in december van dat jaar alweer werd gesloten. Volgens het Alkmaarse Adresboek 1951 was de zaak toen op nummer 57 gevestigd. Deze winkel was overigens veel kleiner dan die op nummer 67.

Amsterdam

In juni 1942 werden Eva van Thijn en haar twee dochters gedwongen om van Alkmaar naar Amsterdam te verhuizen. Daar woonden ze eerst aan de Nieuwe Prinsengracht 4, later in de Hoendiepstraat 6o hs. Op zeker moment werd de Hoendiepstraat ontruimd, waarbij alle joodse bewoners werden afgevoerd. De woning van de familie Van Thijn werd echter overgeslagen, waardoor ze konden ontkomen.

Andries de Vries

Via Andries de Vries (Zaandam, 8-7-1879), een zakenrelatie van haar man, vond Eva van Thijn een onderduikadres voor haar gezin. Aanvankelijk zouden ze bij de familie De Vries onderduiken, maar die hadden al een of meer joodse onderduikers. Op 11 september 1942 kregen ze een plek bij beschuitbakker/transportarbeider Adriaan Plekker (Zaandam, 10-10-1909) en Hillegonda Jacoba Plekker-de Vries (Zaandam, 1-3-1915), de schoonzoon en dochter van Andries de Vries. Dit echtpaar woonde in de Zaandamse Zwaardemakerstraat 7. Het verblijf bij de Plekkers kostte het aanzienlijke bedrag van 100 gulden per persoon per week. Eind 1944 was al het geld van de familie Van Thijn op en dienden ze te vertrekken.

Bovenkamer

In het boek ‘Kaddiesj voor joods Alkmaar’ wordt vermeld dat Eva van Thijn en haar dochters ondergedoken waren in Wormerveer, maar dat is waarschijnlijk -gezien de verdere beschrijving- bovenstaand adres geweest. “Zij zaten daar tweeënhalf jaar op een bovenkamer en ontvingen te weinig om van te leven en te veel om dood te gaan, hoewel ze een hoge prijs moesten betalen. Aan het einde van de oorlog werden ze ‘bevrijd’ van dit onderduikadres door leden van de ondergrondse, die weet hadden gekregen van hun slechte behandeling en naar een ander adres gebracht in Zaandam.”

Ander verhaal

Volgens nabestaanden van de familie Plekker klopt bovenstaande versie van de gebeurtenissen niet. De reden dat de Van Thijns vertrokken, zou zijn gelegen in een razzia op het Rustenburg, waar Adriaan Plekker werkte. Door de angst om haar echtgenote kreeg Hillegonda Plekker een miskraam. Daar kwam bij dat de familie Van Thijn zich niet altijd hield aan de afspraak om binnen te blijven, met alle risico’s van dien. Die combinatie van factoren maakte dat de familie Plekker de Van Thijns vroeg of ze naar een ander onderduikadres wilden vertrekken. Dat er een goede band was tussen beide families zou ook blijken uit het feit dat een nadien geboren dochter Plekker de voornaam Loes kreeg, een verwijzing naar de oudste onderduikdochter.

Andere adressen

De buurman van de Plekkers, expediteur/bedrijfsleider Johannes Henderikus Koomen (Wormerveer, 22-7-1895) was actief in de illegaliteit. Hij slaagde er in om andere onderduikadressen te vinden voor de Van Thijns, waar ze zonder betaling terecht konden. Als eerste vertrok Louise omstreeks november 1944. Ze kwam terecht bij boekhouder Dirk Hartog (Wormer, 10-3-1896) en Klasina Hartog-Spits (Zaandam, 7-9-1898), die aan de Oostzijde 221 in Zaandam woonden, het zogenaamde ‘huis van Monet’. Ook Eva van Thijn kon er een tijdje terecht. Klasina was familie van Adriaan Plekker via haar moeder, Wilhelmina Plekker.

Identiteitsbewijs

Een ver familielid kan zich ’tante Loes’ herinneren als ‘een vrouw die van erg veel drama hield en volgens de verhalen van mijn moeder en tantes schreeuwend de straat op wilde als er een razzia was. Ze moesten haar dan met alle macht binnenhouden’. Zij weet ook dat Louise van Thijn op een gegeven moment met haar moeder op straat liep en er controle was. De moeder moest bewijzen dat ze geen vals identiteitsbewijs bij zich had en dus geen jodin was, terwijl Louise door moest lopen.

Nationaal Steunfonds

Johanna van Thijn kon begin december 1944 naar procuratiehouder/koopman Nicolaas Cornelis Waagmeester (Krommenie, 25-6-1882) en Elsje Waagmeester-Mooij (Zaandam, 25-12-1883). Dit echtpaar woonde aan de Zaandamse Stationsstraat 24b. Johanna was in het bezit van een vervalst persoonsbewijs en droeg de naam Hans Kleije, wonende Onstwedde 23b te Onstwedde. Het Nationaal Steunfonds verstrekte via het Zaandamse verzetsechtpaar Willem en Lena Hart maandelijks 120 gulden om te voorzien in de eerste levensbehoeften van de beide Van Thijns. Moeder Eva van Thijn ging omstreeks januari 1945 naar de familie Rijpstra, Meidoornlaan 2 in Zaandijk. De drie gezinsleden maakten op hun Zaanse onderduikadressen de bevrijding mee.

Zie ook Eva van Thijn-Loonstijn* in Zaandijk.

1 www.joodsmonument.nl; NIOD-archief 251a, inventarisnummer 23b; Informatie van Henk Krigee uit Zaandam (27-8-2009 en 20-11-2010), Ike H. Mulier-Roelfsema (17-11-2009), J. Franssen-van Thijn (2008) en C. Plekker Schröer (7-8-2020); Kila J. Kaddiesj voor joods Alkmaar