Vos (Selma)

Laatste wijziging: 6 mei 2016

Selma Vos (Amsterdam, 10-1-1921 – China, 8-9-1968) en Meijer Vos (Amsterdam, 2-4-1894 – Alkmaar, 1976)1

Meijer Vos en Grietje Vos-Klatser (Amsterdam, 29-8-1895) woonden vanaf februari 1941 met hun dochter Selma in Nieuwer-Amstel, in de Graaf Zeppelinstraat 12. Rond de jaarwisseling van 1942/’43 moesten ze verhuizen naar de Amsterdamse Vechtstraat 85 II. Op de Zaandamse Notenlaan 13 werd een levensreddende onderduikplaats gevonden voor Selma en haar vader. Dat was begin jaren ’20 de woning van de joodse Esther Louize Borsjes-Peereboom* en haar gezin. Het Nationaal Steunfonds bezorgde Vos maandelijks via de Zaandammers Willem Hart en Tjeerd Kingma 65 gulden leefgeld.

Grietje

Waarom Grietje Vos niet in Zaandam belandde, wordt beschreven in het door Carolijn Visser geschreven boek ‘Selma’: “Zij en haar ouders waren opgepakt tijdens een razzia, in mei 1943. Zij waren een trein in gedreven. Toen die ging rijden, stond er een deur open. Selma en haar vader besloten te springen. Haar moeder durfde niet. Greta Vos-Klatser was zevenveertig en geen sportieve vrouw.” Grietje Vos werd op 28-5-1943 in Sobibor vermoord.

Terneuzen

Na hun ontsnapping doken Max en Selma onder in respectievelijk Eindhoven en Terneuzen. In die laatste plaats werden ze geholpen door vrienden van Selma uit de (inmiddels opgeheven) jeugdvereniging Nederlandse Bond van Abstinent Studerenden. Het werd daar echter te onveilig. Selma belde in de zomer van 1943 voor hulp met NBAS-vriendin Marijke Kingma uit Zaandam. Uit ‘Selma’: “Selma wist dat Marijke’s vader actief was in het verzet, maar Marijke was op dat moment alleen thuis. Ze was jonger dan Selma, nog maar een tiener. Toch kwam ze met een oplossing: ‘Kom hierheen’, stelde ze voor. ‘Ik zal mijn vader vragen vervoer te regelen.’ Selma en haar vader Max werden ondergebracht op een afgelegen boerderij in Purmerland. Na verloop van tijd was het ook daar niet meer veilig. Ze konden door naar tante Kingma, die met slager Peenstra een slagerij voerde in het Friese Holwerd. Maandenlang hielden Selma en Max zich verscholen op de zolder van de zaak.”

Zaandam

Sinds juni 1932 woonden houtwerker Jacob Vonk (Zaandam, 5-7-1867) en zijn echtgenote Neeltje Vonk-Botterman (Zaandam, 12-3-1868) aan de Notenlaan 13. Op 6 mei 1943 stierf Jacob. Zijn weduwe vertrok vermoedelijk vrij kort daarna uit de woning, die daardoor vrijkwam. Dat bood de gelegenheid om Max en Selma Vos daar illegaal te huisvesten.

Tjeerd Kingma

Dat ze een onderduikplek in Zaandam vonden hadden ze te danken aan Tjeerd Kingma, die in de nabijgelegen Plataanlaan woonde en die eerder al zijn joodse buurtgenoot Saul Smit had geholpen onder te duiken. Gemeenteontvanger en woningbouwvereniging ZVH-penningmeester Kingma zorgde eerst voor het onderduikadres in Holwerd. Toen het daar niet meer ging, konden vader en dochter Vos dankzij hem terecht in de Notenlaan. Daar bleven ze tot aan de bevrijding. Kingma zorgde in de herfst van 1944 ook voor valse persoonsbewijzen. Daardoor gingen de onderduikers voortaan door het leven als ‘De Jong’.

Notenlaan

Uit ‘Selma’: “Marijke Kingma herinnert zich: ‘Selma en haar vader -ik moest natuurlijk Bea en meneer De Jong tegen hen zeggen, wat ik steeds vergat- leefden daar een normaal leven. Ja, voor zover je daar in oorlogstijd van kunt spreken. Ze kwamen regelmatig buiten, ik kwam ze soms tegen. Selma had een poes die ze uitliet op de kade, aan een koordje, zodat hij niet weg kon lopen. Zij en haar vader zagen er Joods uit, ja, maar niemand zou ze verraden. Iedereen in onze buurt was rood.’ In Zaandam brachten Selma en Max de Hongerwinter door. Vader Kingma kwam hun elke week een toelage en voedselbonnen van het verzet brengen als hij zijn ronde maakte om de huur te innen. Op 5 mei 1945 stapte Max Vos op de stoomveerpont die vlak voor zijn deur afmeerde en voer naar Amsterdam. Zijn krant was verlost van de NSB-redactie en heette nu Het Vrije Volk. Hij nam plaats achter zijn bureau op het Hekelveld en pakte zijn oude werk weer op. Vanaf die dag maakte hij van maandag tot en met vrijdag dezelfde reis. Nog geruime tijd zal hij op de Notenkade [moet zijn Notenlaan] blijven wonen.”

China

Aanvankelijk woonde Selma daar ook nog, maar zij vertrok in 1946 naar Cambridge, waar ze ging studeren. Ze ontmoette er de Chinese student Jih Chang Tsao (11-1-1911 – 14-3-1969), met wie ze in 1947 in het huwelijk trad. Ze kregen een zoon en een dochter, Tseng-Y (roepnaam ‘Dop’) en de naar haar overleden grootmoeder vernoemde Greta. Jih Chang was een bevlogen communist met wie Selma in 1950 naar China trok om daar te helpen de nieuwe heilstaat onder leiding van voorzitter Mao op te bouwen. Zij en haar echtgenoot raakten echter verstrikt in dictatoriaal China, hetgeen uitgebreid wordt beschreven in ‘Selma’. Toen Max Vos zijn dochter en schoonzoon in 1963 bezocht, vertrok hij eerder dan gepland ontgoocheld uit China. Hij zou er nooit meer terugkeren.

Ongenade

Selma en haar echtgenoot zouden enkele jaren later, in ongenade gevallen bij de Chinese autoriteiten, in gevangenschap overlijden. Ze zouden ‘spionnen van het westen’ zijn. Haar vader zou pas twee jaar daarna, na lang aandringen bij de Nederlandse autoriteiten, ontdekken dat zijn dochter als slachtoffer van de Culturele Revolutie was gestorven. De kinderen van Selma en Jih Chang slaagden er uiteindelijk in om naar Nederland te komen en zo te ontsnappen aan de dictatuur.

1 NIOD-archief 251a, inventarisnummer 23b; www.pur.nl; www.joodsmonument.nl; Informatie van Greta Tsao uit Amstelveen (30-11-2009, 7/8-12-2009 en 2-4-2012) en Henk Krigee uit Zaandam (11-12-2009); Visser, C. Selma. Aan Hitler ontsnapt, gevangene van Mao (Amsterdam, 2016)