Vries, de (Albert Allard)

Laatste wijziging: 6 mei 2016

Albert Allard de Vries (Amsterdam, 6-2-1929)1

Onder de talloze schuilplaatsen waar de Amsterdamse Albert de Vries terecht kon bevond zich ook de woning van de familie Riensema in Zaandam. Hij zou de Jodenvervolging overleven.

Amsterdam
Het jaar dat Albert geboren werd, verhuisden zijn ouders naar het Museumplein in Amsterdam. Dankzij de inkomsten van vader Albert Peter de Vries (Amsterdam, 28-10-1887 – Carmel, Verenigde Staten, 17-11-1968), een succesvolle uitvinder, kon het gezin er een dertien kamers tellende woning betrekken. Een jaar later was hij failliet als gevolg van de beurskrach. In 1934 moest de familie De Vries verhuizen naar een goedkoper onderkomen aan de De Lairessestraat.

School
Albert deed in 1941 toelatingsexamen voor het Vossiusgymnasium. Dat jaar besloten de Duitsers dat joden en niet-joden niet meer samen op school mochten verblijven. Hij ging naar het Joods Lyceum, waar hij in de klas kwam bij onder andere Anne Frank. In december 1941 verhuisde het gezin naar een woning om de hoek van de De Lairessestraat, de Gabriel Metsustraat 11.

Onderduik
Medio 1942 onderkenden Alberts ouders al de gevaren die ze liepen. Vader De Vries zorgde voor valse persoonsbewijzen en in augustus 1942 dook het hele gezin onder. Albert kwam in Rotterdam terecht bij verre familie, zijn broer Louis en zus Sonja en zijn ouders belandden op andere adressen. Na een tijdje werd Albert doorgestuurd naar een pension aan de Haagse Laan van Meerdervoort, waar ook zijn vader verbleef. Die verhuisde op zijn beurt naar het onderduikadres van zijn echtgenote Rachel in Haarlem. Albert bleef achter, met zijn hond Joekie. Na een maand kwamen er meer joodse onderduikers naar het pension aan de Laan van Meerdervoort, eigendom van een jonkheer en zijn vrouw.

Inval
Op een dag was er een inval in het pension. Albert moest zich identificeren en gebruikte de naam ‘Joop Reynders’, in werkelijkheid de naam van de pleegzoon van de jonkheer. “De distributiestamkaart van de echte Joop Reynders lag boven en tenzij iemand me zou verraden, was dat voor een kind van mijn leeftijd voldoende identificatie.” De onderduikers bleken te zijn verraden door Bep, de schoonmaakster van het pension. “Omdat ze vond dat ze te hard moest werken en omdat ze er van de SD vijfenveertig gulden voor kreeg, had ze zes mensen verraden. Ik was haar vriendje en haar gitaarleraar en mij had ze niet aangegeven.” De zes andere joodse onderduikers en de jonkheer werden afgevoerd.

Vervolg
“Zodra de stoet was vertrokken, wilde ik er vandoor. Het was zeven uur en er was nog volop tijd de trein te pakken om elders een onderkomen te zoeken. Maar mevrouw wilde daar niets van weten. ‘Als jij vannacht niet hier blijft, geef ik je aan bij de SD’, dreigde ze en zonder haar medewerking had ik geen geld voor de trein. (…) Ondanks de opwinding viel ik in een diepe slaap. Zo diep dat ik niet merkte dat later op de avond de agenten terugkwamen, die zich er in mijn kamertje aan de hand van de distributiekaart van wilden vergewissen of ik werkelijk Joop Reynders was. Leeftijd en haarkleur klopten en ik was niet verdacht. Anders zouden ze mijn deken hebben teruggeslagen en mijn pyjamabroek naar beneden hebben getrokken, om me vervolgens naar een vernietigingskamp te slepen.”

Zaandam
De volgende ochtend kon hij alsnog vertrekken, met hond Joekie. Hij reisde met de trein naar Zaandam, waar hij belandde op het adres van de zwager van de pensionhoudster. “Meneer Riensema had jarenlang voor mijn vader gewerkt en via hem waren we ook in het pension in Den Haag terechtgekomen. Meteen nadat ik gearriveerd was toonde hij mij zijn zolder, waarin zich een deur bevond, die toegang gaf tot het huis van zijn buren. Voor het geval dat.”

Nieuwe inval
Toen hij op een ochtend zijn hond uitliet, werd die besprongen door een chow-chow. In een poging beide dieren te scheiden, liep Albert bijtwonden op in zijn wangen. “In paniek rende ik terug naar mijn onderduikadres, waar ik de trap opvloog en in de badkamer probeerde het bloeden te stelpen. Met grote proppen watten en pleisters lukte dat en ik stond net op het punt weer naar beneden te rennen om Joekie te zoeken, toen er werd aangebeld. Ik hoorde hoe meneer Riensema de deur opende en toen het woord ‘politie’. Ik rende de trap op, naar de zolder, waar de deur was waardoor ik naar het huis van de buren kon komen, maar die deur was op slot. De enige plaats die ik zo snel zag om me te verstoppen was een kolenkist waar ik indook en waarin ik zo goed en zo kwaad als het ging, mezelf bedekte met kolen. Beneden werd met deuren geslagen en toen hoorde ik de voetstappen en de stemmen van mannen die naar de zolder kwamen. Een van de stemmen herkende ik: het was de stem van de agent die me in Den Haag had ondervraagd. Later bleek dat het Cornelis Kaptein was, de grootste jodenjager van het land, die zijn carrière 1750 slachtoffers zou maken.” Kaptein (1915) was het wrede hoofd van het Judenreferat in Den Haag. Hij is na de oorlog gefusilleerd.

Riensema
Albert de Vries: “Op de zolder ging een van de agenten op de kolenkist zitten uitpuffen, terwijl de andere overal rondkeek.” Wonderlijk genoeg zagen ze Alberts schuilplek over het hoofd. De agenten vertrokken na een tijdje weer, met medeneming van de heer Riensema. “Maar ik durfde me nog steeds niet te bewegen. Totdat ik de stem van mevrouw Riensema hoorde die me riep. Ze kwam naar de zolder en ze verzekerde me dat het gevaar was geweken en dat ik tevoorschijn kon komen. Maar ik was letterlijk verstijfd van schrik en kon me niet bewegen. Ik klopte tegen de binnenkant van de kolenkist en ze opende het deksel en hielp me eruit. Met mijn doorbloede pleisters en het kolengruis zag ik er afschuwwekkend uit.” Alvorens zich te wassen belde hij naar Amsterdam, om een contactpersoon zijn familieleden te laten waarschuwen. “Toen binnen een paar uren Kaptein bij mijn ouders en bij mijn broer en zus een inval deed, waren ze allemaal al verdwenen.”

Amsterdam
Albert vertrok met zijn hond naar Amsterdam, naar de dame die hij had gebeld om zijn familie te alarmeren en die hem had aangeboden om een paar dagen bij haar te verblijven. “Toen ik aankwam, vertelde ze me dat ze net gehoord had dat de jonkheer de nacht na de razzia in het pension in Den Haag was overleden aan een hartaanval. Een paar dagen later werd zijn vrouw, die al eens gedreigd had me bij de SD aan te geven, ook opgepakt. De moffen boden aan dat als ze meewerkte, ze haar weer vrij zouden laten. Waarop ze alles prijsgaf wat ze wist: waar mijn ouders zaten, het onderduikadres van mijn broer en dat van mijn zus en ook de naam van haar zwager in Zaandam.”

Riensema

In Zaandam woonden gedurende de oorlogsjaren drie echtparen Riensema; in de Havenstraat, op de Prins Hendrikkade en in de Emmastraat. Dit waren overigens allemaal familieleden van elkaar, oorspronkelijk afkomstig uit Nieuwe Pekela. Onbekend is welk van deze echtparen Albert de Vries huisvestte.

Zwerftocht
De volgende tien maanden zwierf Albert langs een groot aantal adressen in achtereenvolgens Heemstede, Aerdenhout, de Amsterdamse Ferdinand Bolstraat en Frans van Mierisstraat, Aalst, Arnhem, Heelsum, Bennekom, Renkum en Ede. Met zijn ouders, die inmiddels in Velp ondergedoken waren, onderhield hij regelmatig contact. Albert de Vies maakte de bevrijding mee in Waddinxveen. Ook zijn familieleden kwamen heelhuids door de oorlog. Enkele jaren na de bevrijding verhuisde het gezin naar de Verenigde Staten.

1 Vries, A.A. de Mazzel. Hoe een joodse jongen de oorlog doorkwam; Persoonskaart en politieregisters Stadsarchief Amsterdam; www.cagenweb.com; Gezinskaarten GAZ