Vries Robles, de (Sylvain)
Laatste wijziging:
Sylvain Armand Jo de Vries Robles (Utrecht, 11-10-1914) en Dolly Clementine de Vries Robles-de Raaij (Haarlem, 20-3-1921)1
Bij Andries en Lijsbeth De Vries heeft enige tijd het uit Amsterdam afkomstige echtpaar De Vries Robles ondergedoken gezeten. Ze overleefden de oorlog.
Amsterdam
Sylvain, een werktuigkundig ingenieur, en Dolly traden op 12-2-1942 in Amsterdam met elkaar in het huwelijk. Onbekend is wanneer ze onderdoken. Voor hun onderduik woonden ze in de Amsterdamse Minervalaan 48 huis. Op hun gezinskaart staat dat ze per 2-8-1943 zijn vertrokken, ‘VOW’ (‘Vertrokken Onbekend Waarheen’).
Rustenburg
Andries de Vries (Zaandam, 8-7-1879), gehuwd met Lijsbeth de Vries-Korssen (Zaandam, 15-5-1880 – Zaandam, 23-7-1958), had in Zaandam een -nog altijd bestaand- bedrijf in lompen en metalen, op het adres Rustenburg 51. Met zijn echtgenote woonde hij sinds 1917 op nummer 77. Op nummer 79 was een opslagplaats, waar het echtpaar De Vries Robles vermoedelijk verbleef. Volgens een van hun dochters zou het echtpaar De Vries Robles twee jaar in Zaandam hebben verbleven. Begin 1944 vertrokken ze naar elders, onbekend waarheen. Ze lieten veel spullen achter in Zaandam, waarover ze nadien enkele brieven schreven naar het echtpaar De Vries.
Brieven
De eerste brief droeg als datum 4-3-1944 en wijst er op dat de onderduikers toen net overhaast van het Rustenburg waren vertrokken. “In de allereerste plaats onze dank voor de tijd die we bij U hebben doorgebracht, en zullen die zeer zeker nooit vergeten”, openden ze hun twee pagina’s lange tekst. “Jammer genoeg konden wij van geen van U allen afscheid nemen, en wilt U wel uit onze naam de gehele familie de hartelijke groeten van ons geven. Hopelijk is er bij U thuis verder niets onaangenaams voorgevallen. Op het ogenblik zijn wij gelukkig goed onderdak en hebben wij het zeer naar onze zin.”
Goederen
De verdere brief gaat vooral over de vele goederen die waren achtergebleven op het Rustenburg. Het echtpaar wilde graag zoveel mogelijk terugzien op het nieuwe, niet nader genoemde onderduikadres, omdat ‘wij aan hetgeen U ons gestuurd heeft niet genoeg hebben’. Uit de opsomming (‘zijden damesondergoed’, ‘3 bontmantels’, ‘avondjurken’) blijkt dat ze niet tot de armste huishoudens behoorden. Ook konden ze blijkbaar zelf hun illegale onderdak betalen: “U krijgt van ons natuurlijk nog de dagen die wij na Vrijdagavond bij U hebben doorgebracht, terwijl Gré nog geld krijgt van het plantje dat zij namens mijn schoonvader voor onze trouwdag heeft verzorgd. Dit geld kunt U voorlopig afnemen van de 100 gulden die U nog van mijn vader heeft.”
Bezorger
Het echtpaar De Vries Robles stuurde iemand langs in Zaandam om enkele spullen te halen, een poging die blijkbaar eerder was mislukt. “Ik verzoek U beleefd brenger dezer brief, die reeds de vorige keer voor niets bij U is geweest, niet met lege handen te willen wegsturen en hem mede te delen wanneer hij de bontjassen kan komen halen, omdat wij dit goed niet met een bodedienst durven mede te geven. U kunt brenger van deze brief voor 100% vertrouwen en is hij met onze omstandigheden bekend. (…) Naar welk adres een en ander gestuurd moet worden, zal brenger dezes U mededelen.”
Verklaring
Met een getypte verklaring d.d. 13-9-1945 legde Sylvain de Vries Robles vast ‘van den Heer A. de Vries Rustenburg 77 te Zaandam al zijn goederen in goeden staat te hebben ontvangen die tijdens de oorlog door ons waren opgeslagen. Hiermee vervallen alle verdere aanspraken’. Zijn echtgenote voerde daar echter met pen aan toe: “Behalve op die dezer welke ik als de onze, doch A. de Vries als eigen van mijn ouders beschouwt.” Er was verschil van mening over de eigendomsrechten van sommige bezittingen. Het lijkt er op dat het meningsverschil aanhield tot februari 1946, toen Dolly’s broer Emiel er op uit werd gestuurd om de resterende goederen op te halen uit Zaandam. Het echtpaar De Vries Robles woonde toen op de Leidsekade 61 huis in Amsterdam. Daar hield ook familie van Sylvain praktijk, de kinderarts S.B. de Vries Robles. In mei 1946 verhuisde het echtpaar De Vries Robles naar de Overtoom 425II. In juni 1954 verlieten ze de hoofdstad, om in Boxmeer te gaan wonen. Daarna zouden ze tot 1973 nog zes keer verhuizen. Ze kregen twee zoons en twee dochters, de eerste al in maart 1945. Zij kwam in Bussum ter wereld, blijkbaar een andere onderduikplek.
Van Gelderen
Gedurende de eerste oorlogsjaren werkten bij de firma De Vries vader Van Gelderen en diens zoon Ben. Volgens Bens broer Salomon (‘Sal’) -die de kampen overleefde- was zijn vader lompensorteerder op afroep bij De Vries. Ben, die net als Sal in Amsterdam woonde, was er wel in vaste dienst.
Vught
Sal van Gelderen stuurde vanuit de kampen Vught en Westerbork meerdere brieven naar de familie De Vries waarin hij hen bedankte voor toegezonden voedselpakketten. Soms vroeg hij om specifieke spullen, zoals op 25-2-1944 vanuit Vught: “Heeft Ben op de werkplaats van hem niet nog een paar oude schoenen laten staan welke ik hier misschien nog zou kunnen verder opslijten?” Een paar maanden later sprak hij de hoop uit ‘dat Ben weer spoedig bij U staat te sorteren’. Dat mocht niet zo zijn; hij stierf in gevangenschap. Na zijn bevrijding uit het concentratiekamp zou Sal van Gelderen nog een tijdje contact blijven houden met de familie waar tot kort voor hun deportatie zijn vader en broer werkten.
Voetnoten
1 Informatie van P.A. de Vries uit Zaandam (26-5 en 23-6-2016); P.A. de Vries, Brieven van het echtpaar De Vries Robles en Salomon van Gelderen; Gemeentearchief Amsterdam, gezins- en persoonskaart