Waagenaar (Bernard en Karel)

Laatste wijziging: 6 mei 2016

Bernard Chaim (‘Ben’) Waagenaar (Amsterdam, 22-3-1936 – Auschwitz, 28-1-1944) en Karel Daniel Waagenaar (Amsterdam, 6-8-1939 – Baarn, 4-12-2014)1

De jonge Karel Daniel Waagenaar zat geruime tijd ondergedoken bij de Zaandammers Remmert en Margaretha Aten. Hij kwam heelhuis door de oorlog. Dit in tegenstelling tot zijn twee oudere broers, van wie ook Bernard Chaim een paar weken doorbracht bij de Atens.

Zwager

In 1942 vroeg de joodse Anna (‘Lies’) Waagenaar-Bakker haar vriendin Greet Heijbroek om haar twee oudste zoons, Joseph Barent en Bernard Chaim in bescherming te nemen. Na enige aarzeling stemde Greet in. Ze stelde voor om de jongste zoon in Zaandam te laten onderduiken bij haar mans zwager, Remmert Aten en zijn vrouw Margaretha. Hoewel dit echtpaar eveneens een kind hadden, de toen 12-jarige Marion, aarzelden ze geen ogenblik. Ze reisden onmiddellijk naar de Amsterdamse woning van de familie Waagenaar (Nicolaas Maesstraat 79 huis) om afspraken te maken over de 2,5 jaar oude Karel Daniel. De peuter vertrok, na aanvankelijke weerstand, met ‘oom’ en ’tante’ naar Zaandam. De eerste twee weken logeerde ook zijn broer Bernard Chaim in de Frans Halsstraat 31, om de overgang voor Karel niet te groot te maken.

Bennekom

De twee broers van Karel, Joseph Barent (17-12-1934) en Bernard, kwamen terecht op een boerderij aan de Halderbrinkweg 25 in Bennekom, De Soetendael genaamd. Daar woonden Piet Schoorl (1903-1980) en Anna Schoorl-Borst (1908-1995) met hun kinderen. Zij zouden gedurende de oorlogsjaren ruim vijftig joden helpen, door ze in De Soetendael onder te brengen of ze een andere schuilplaats of valse papieren te bezorgen. Hun kinderen Iet en Ruud Schoorl schreven in 2008 over de komst van de Waagenaars: “Op een avond werd er aan de deur geklopt en stond daar een familie, Paul en Lies Wagenaar (sic) met drie kleine jongetjes. Zij waren op de vlucht en zochten onderdak.” Blijkbaar was op dat moment ook Karel er nog bij. Anna Schoorl over het verblijf van de twee Waagenaars die uiteindelijk in haar huis achterbleven: “Toen hebben we voor het eerst angst gehad. We stonden voor ons raam, elkaar stijf omklemd, we zagen de troep Duitsers aankomen, en… onze oprijlaan naar De Soetendael voorbijgaan. En toen waren we van onze angst bevrijd, we waren er door.” De twee jongens konden niet in Bennekom blijven, waarschijnlijk omdat Piet Schoorl werd opgepakt door de Sicherheitsdienst en zijn boerderij ‘besmet’ raakte. De twee gingen met een lid van een verzetsgroep naar Driebergen, waar ze werden ondergebracht in het kindertehuis van de zusters Suus Dermout en Mien Deenik.

Tegendraads

Als reden voor Karels verblijf in Zaandam voerde het echtpaar Aten desgevraagd aan dat diens moeder leed aan open tbc en om die reden in een kuuroord verbleef. Het jongetje kreeg een gezien de omstandigheden zo normaal mogelijke opvoeding. Hij ging na enige tijd zelfs naar school, een montessoriklasje in Koog aan de Zaan. De Atens werkten tegendraads en hielden zich niet aan de ongeschreven regel om joodse onderduikers af te schermen van de buitenwereld. In plaats van de peuter te verbergen voor nieuwsgierige blikken en vijandige acties toonden ze hem openlijk. “Hierin stak natuurlijk een risico”, schreef Remmert Aten na de oorlog. “Door z’n nogal blauwe ogen en donkerblond krullend haar viel hij niet op als een joods type. Bij navraag hadden wij hem door kunnen laten gaan voor een neefje uit België of zo. Er is nooit navraag gedaan en in zoverre hadden wij dus geluk gehad.”2

Overval

Die voorspoed ontbeerden de twee oudste broers Waagenaar. Ze werden twee jaar lang gastvrij opgevangen in het Driebergense tehuis De Viersprong, maar als gevolg van verraad volgde daar op 6 januari 1944 een overval. Onder toezicht van twee Duitse officieren en een tolk werden de joodse en de niet-joodse kinderen van elkaar gescheiden. De Waagenaars en vijftien andere kinderen werden in een paardentram gezet en afgevoerd naar het station van Driebergen. Marion Aten over de broertjes Waagenaar: “Ik was toevallig bij hun ouders op bezoek, die in Wageningen ondergedoken zaten bij een oudere vrouw, toen er een telefoontje kwam dat ze waren opgepakt.”3

Gaskamer

De ouders reisden met Marion mee naar Zaandam. Het duurde niet lang of er kwam daar bericht dat Bernard en Joseph op 12 januari van de Hollandsche Schouwburg naar Westerbork waren gebracht. Hun vader en moeder gingen die dag met Remmert naar het Amsterdamse Centraal Station, in de hoop de jongens uit de rij te kunnen halen. Ze kwamen te laat. Eerder dan gepland reden de treinen de hoofdstad uit. In de wagons zaten 120 slachtoffers, vooral onderduikers. Na twee weken Westerbork, in barak 35 (het ‘weeshuis’) werden Bernard (7) en Joseph (9) in beestenwagens naar Auschwitz vervoerd, waar ze onmiddellijk na aankomst, op 28 januari 1944, in de gaskamer verdwenen.

Bevrijding

Na het oppakken van zijn broers werd Karel Daniel in Wageningen met zijn ouders herenigd, die hem aan hun zijde wilden houden. Het geallieerde front kwam echter in het najaar van 1944 steeds dichterbij en de situatie in Wageningen werd te gevaarlijk. De Duitsers evacueerden de stad. Via Bennekom kwamen de Waagenaars terug naar Noord-Holland. Daar maakten ze de bevrijding mee. De familie emigreerde naar Israël. Als volwassene keerde Karel terug naar Nederland.

1 Rechtvaardigen onder de Volkeren; Schaap, E. Walraven van Hall, premier van het verzet (1906-1945); www.joodsmonument.nl; Schaap, E. Vrijgevochten. Zaans verzet in nationaal perspectief (1940-1945); Heitink, K. en Nooij, A. Bennekom Joods Toevluchtoord 1940-1945; Het Parool (13-12-2014); Informatie van Ruud Schoorl (14-12-2015)

2 Archief Yad Vashem-Brief van A.E. Waagenaar-Bakker (16-2-1964)

3 Gesprek met M. Hijmans van den Bergh-Aten (21-8-2007)