Wackers-Schwarz (Selma)

Laatste wijziging: 6 mei 2016

Selma (‘Boela’) Wackers-Schwarz (Lüxheim, Duitsland, 12-5-1899 – Amsterdam, 16-5-1954)1

Selma Wackers-Schwarz bracht twee maanden door bij de familie Keijzer in Zaandijk en verhuisde daarna in diezelfde gemeente naar de familie Rijpstra. Ze overleefde de oorlog.

Amsterdam

Selma was een dochter van Moses Schwarz en Henriëttte Loeb. Ze trouwde op 1 februari 1939 met pensionhouder Johann Reiner Wackers (Düren, Duitsland, 27-3-1897). Hij overleed op 17 januari 1943 in Amsterdam. Anderhalf jaar na de bevrijding hertrouwde Selma met specerijenkoopman Bernhard Eduard Rosenberg (Wulsdorf, 24-3-1885 – 29-11-1949), die -ondanks een verblijf in kamp Westerbork- de bevrijding mocht meemaken. Voor de oorlog woonde Selma in de Amsterdamse Tintorettostraat 12 hs. Op enig moment dook ze onder bij de familie Keijzer.

Oud Heinstraat

Het echtpaar Keijzer woonde op de Oud Heinstraat 18, naast de familie Heidel, die eveneens joden verborg. Joop Keijzer was opperwachtmeester bij de rijkspolitie in Zaandijk. Hij en zijn vrouw Lena (schuilnaam ‘mevrouw Kool’) raakten steeds dieper in het verzet verzeild, zo ook bij het onderbrengen van joden. Het echtpaar Keijzer had zelf minimaal twaalf onderduikers in huis -de meesten joods- en onderhield contact met Piet Bosboom* en de Zaandamse verzetsfamilie Hoogendoorn. Een van die onderduikers was Selma Wackers-Schwarz uit Amsterdam. Bekend is dat ze twee maanden lang verborgen zat in de woning aan de Oud Heinstraat.

Vuurgevecht

De Duitsers jaagden Joop Keijzer meer en meer op. Hij werd midden 1943 in zijn been geraakt bij een vuurgevecht in de voortuin van zijn buurman Kok en vervolgens naar het Amsterdamse Wilhelminagasthuis vervoerd. Een verzetsgroep bevrijdde hem uit de isoleerafdeling en bracht hem via het Westzaner pontje op de fiets terug. Keijzer dook onmiddellijk onder. Hij kreeg zijn gezondheid nooit meer terug. Zijn vrouw zette de verzetsactiviteiten voort, onder meer door geld te beheren dat bestemd was voor de spoorwegstaking in 1944-’45.

Echtpaar Rijpstra

Na haar vertrek bij de familie Keijzer kreeg Selma Wackers-Schwarz onderdak bij onderwijzer Bart Rijpstra (Huizum, 27-6-1912) en diens vrouw Wytske Rijpstra-Keverkamp (Leeuwarden, 19-1-1915). Dit echtpaar woonde aan de Meidoornlaan 2 in Zaandijk. Eind 1944 was Selma met zeven anderen ondergedoken bij Tieke Jansma (Ooststellingerwerf, 11-10-1913), een collega van Bart Rijpstra. Zij gaf sinds januari 1943 les in Zaandijk, maar woonde de laatste oorlogsjaren in Amsterdam (Nieuwe Prinsengracht 90 III). Volgens gegevens uit het Amsterdamse Stadsarchief woonde Tieke Jansma voordien bij de Rijpstra’s in huis.

Palingen

Selma slaagde er tijdens de Hongerwinter in om wat palingen op de kop te tikken. Later bleken die te zijn besmet met salmonellabacteriëen, maar toen waren er al meerdere onderduikers, te zijn besmet. Ook Tieke Jansma werd slachtoffer van de onverwachte maaltijd. Ze stierf op op 12 januari 1945 aan buiktyphus. De andere getroffenen moesten wel worden opgenomen in het ziekenhuis, maar overleefden. In september 2016 werd aan Tieke Jansma vanwege haar hulp aan joden de Yad Vashemonderscheiding toegekend.

Na de oorlog

Selma bleef na de bevrijding op haar onderduikadres wonen. Ze stond er van 3 augustus 1945 tot 7 februari 1946 ingeschreven. Toen ging ze samenwonen met haar toekomstige echtgenoot, Bernhard Eduard Rosenberg. Tot zijn overlijden woonde ze met hem op de Zwanenburgwal 50 hs.

1 H8a; Mededelingen van Willem Hoogendoorn, Huib Hoogendoorn uit Krommenie, Henk Krigee uit Zaandam (30-8-2009), H. Rem uit Zaandijk (november 2006) en Erik Schaap uit Zaandam (april 2009); Witte Ko, herinneringen uit het gewapend verzet (p. 85)