Werner (Fritz)

Laatste wijziging: 6 mei 2016

Echtpaar Fritz Werner (Berlijn, 15-11-1904 – Midden-Europa, 28-2-1945)1 en Titia Werner-Cossen (Weener, 21-12-1907 – Auschwitz, 8-10-1944) met Peter (Zaandam, 12-10-1941 – Auschwitz, 8-10-1944) en Frank (Westerbork, 21-10-1943 – Auschwitz, 8-10-1944)

De Duits-joodse koopman Fritz Israel2 Werner werd op 11 maart 1938 vanuit Berlijn ingeschreven in Zaandam. Zijn eerste adres was bij N.H. Molenaar op de Anna Paulownastraat 27a. Daar woonden Josef* en Albert Levy* vanaf 1936. Al na twee weken vertrok Fritz naar Westzijde 237a, waar hij woonde bij J. Kaat. Aan het eind van het jaar ging zijn naam, zoals bij de meeste vreemdelingen uit dit jaar, over naar het verblijfsregister en kreeg hij een persoonskaart.

Huwelijk

Fritz was op dat moment alleenstaand en gescheiden van G. Schlesinger, met wie hij in februari 1936 in Berlijn was getrouwd. Na begin 1939 moet zijn nieuwe echtgenote Titia Cossen naar Zaandam zijn gekomen. Ze was wellicht een bekende van de Duitse familie Löwenstein. Titia kwam namelijk uit Weener, dezelfde Oost-Friese plaats als Levi* en Max Löwenstein*. Deze woonden in de Jonge Arnoldusstraat, waar Fritz en Titia ook hun gezamenlijke eerste adres hadden. Fritz liet zich in mei 1940 bij de Zaandamse Kamer van Koophandel inschrijven.

Weener

De slachter, sjammes en voorzanger van de joodse gemeente droeg in 1933 de naam Simon Cossen. Hij was getrouwd met Martha de Vries. Het waren de ouders van Titia. De SA van Weener3 nam Simon na het verbod op kosjer slachten (28 maart 1933) zijn rituele messen af en verbrandde ze, samen met de besnijdenismessen van godsdienstleraar Sally Boley. De metaalresten werden in het dokwater bij het station gegooid. De Reichspogromnacht van 9 op 10 november 1938 (Kristallnacht) leidde in Weener tot het volledige afbranden van de synagoge en het bijeendrijven van de joodse inwoners in gevangenis en arbeidsbureau. Titia zal daar bij zijn geweest. De vrouwen werden ’s middags vrijgelaten, de mannen overgebracht naar de veemarkt van Leer (zie foto) en een kazerne in Oldenburg; een groot deel van hen verbleef wekenlang in concentratiekamp Sachsenhausen bij Berlijn. De meeste joodse inwoners vluchtten in de maanden na deze pogrom naar het buitenland. Een mogelijk familielid van Titia en voorzitter van het synagogebestuur, Amos Moritz de Vries4, vertrok op 29 augustus 1939 naar Nederland. Op de plek van het voormalige synagogeterrein, schooltje en huis van de rebbe aan de Hindenburgstrasse 32 staat nu een gedenkteken (zie foto).

Oorlog

Eind oktober 1940 moest Fritz Werner zijn zaak als ‘joodse onderneming’ aanmelden bij de Wirtschaftsprüfstelle. Vijf maanden later werden de joodse ondernemingen deels ‘geariseerd’, deels geliquideerd. Toen Fritz Werner op 28 april 1941 de verklaring invulde geen radio te bezitten, gaf hij als adres dat van het jonge echtpaar Jakoby* op: Hoveniersstraat 26. Dat zou opnieuw tijdelijk zijn. In augustus 1941 dienden de ‘niet-arische’ inwoners hun geld en tegoeden naar de roofbank Lippmann-Rosenthal over te maken.

Zoon

Twee maanden later werd Peter geboren, de zoon van Fritz en Titia Werner. Het jonge gezin woonde toen op de Bleekersstraat 39. Peter Werner zou de jongste worden van de uit Zaandam verjaagde joodse gemeenschap.

Westerbork

Door de strenge vorst van begin 1942 sprongen in sommige onbeheerde huizen de leidingen. Dat gebeurde in de nacht van 24 februari ook in de voormalige woning van het gezin Werner. Dat was op dat moment al in Westerbork. Daar werd Peter met zijn moeder ingeschreven als aanhangers van de joodse godsdienst. Bij zijn vader staat ‘geen gezindte’. Het gezin Werner vond evenals vele andere Zaans-Duitse vluchtelingen een plek in de zogenaamde ‘kamparistocratie’. In Westerbork raakte Titia opnieuw zwanger. Op 21 oktober 1943 beviel ze er van een zoon, Frank.

Auschwitz

Tot 18 januari 1944 hoefde het gezin Werner niet op transport naar het Oosten. Maar in die maand moesten zij, met ruim dertig andere vluchtelingen uit Zaandam en Oostzaan, naar Theresienstadt. Lang mochten ze er niet blijven. Titia Werner-Cossen (36) en haar zoontjes Peter (2) en Frank (0) gingen rond 5 oktober 1944 op transport naar het Poolse Auschwitz en werden daar op 8 oktober vergast.

Dodenmars

Fritz Werner was onder valse voorwendsels vermoedelijk enkele dagen eerder met een mannentransport uit Theresienstadt weggevoerd. Het transport bleek naar Auschwitz te rijden. Fritz mocht van de selectiearts voorlopig blijven leven. Kort daarna begon de ontruiming van het kamp. Met onder meer dertien andere Duitse vluchtelingen uit Zaandam werd Fritz geëvacueerd in de richting van het zieltogende Duitse rijk. De operatie was bedoeld om de gruwelen van Auschwitz te verhullen voor de oprukkende geallieerde troepen. De evacuatie was al sinds augustus 1944 aan de gang. De grootste groep gevangenen, zestig- tot negentigduizend mensen, werd echter pas op 18 januari weggedreven. De tocht ging soms met treinen, soms te voet, soms gecombineerd. Onder erbarmelijke omstandigheden werden honderden kilometers afgelegd. De dodenmarsen te voet hadden vaak geen duidelijk doel en gingen gepaard met buitensporig geweld.5 Fritz Werner (40) stierf op 28 februari 1945 ergens in Midden-Europa.

Verwanten

Verschillende personen met de naam Cossen, geboren in Weener, werden via Westerbork naar de gaskamers gestuurd: Max Cossen (1899) en zijn vrouw en twee dochters. Bij hen woonde voordien ook de weduwnaar Simon Cossen (Norden, 1866), maar hij overleed al in Westerbork.6 Riekchen Reens-Cossen (1901), Hennij de Groot-Cossen (1903) met haar man en twee kinderen (Maurits en Martha), Gertrud Cossen (1910) en haar broer werden wel vergast. Simon Cossen was volgens gegevens van het Herinneringscentrum kamp Westerbork de vader van Titia. Zijn echtgenote Martha Cossen-de Vries was al eerder overleden.