Wessel (Max)

Laatste wijziging: 6 mei 2016

Max Wessel (Sloten, Noord-Holland, 4-8-1916 – Auschwitz, 11-2-1944) en Elly Wessel-Premsela (Assendelft, 29-10-1914 – Auschwitz, 11-2-1944)1

Elly Premsela kwam in Assendelft ter wereld op 29 oktober 1914. Ze was de dochter van Rosalie de Boers en de joodse huisarts Benedictus Premsela. Elly en haar echtgenoot Max Wessel werden eind 1943 opgepakt in hun schuilplaats aan de Zaandamse Bootenmakersstraat, met noodlottige gevolgen.

Consultatiebureau

Elly’s vader kreeg bekendheid als de seksuoloog die in de jaren ’30 voor de VARA-radio een taboedoorbrekende serie lezingen hield over seksualiteit. Benedictus Premsela opende verder in 1931 het eerste Nederlandse consultatiebureau voor geboortebeperking en seksuele problemen. Een broer van Elly, Benno (1920-1997), ontwikkelde zich na de oorlog tot bekende vormgever, binnenhuisarchitect, kunstenaar en homo-emancipator. Hij karakteriseerde het gezin waarin hij, zijn broer Robert (‘Boet’) en Elly opgroeiden als ‘progressief, socialistisch’ en ’taboeloos’. Robert (1915-2007) overleefde door onder te duiken de oorlog eveneens.

Kunstonderwijs

Net als Benno volgde Elly na het middelbaar onderwijs de Nieuwe Kunstschool in Amsterdam. Deze op de Bauhaus-beweging geïnspireerde onderwijsinstelling herbergde veel uit nazi-Duitsland gevluchte kunstenaars. Elly ontwikkelde zich er tot een talentvol beeldhouwster en tekenares. Daarnaast volgde zij een opleiding tot verpleegster.

Werkloos

In mei 1940 woonden alle drie de kinderen Premsela nog bij hun ouders in Amsterdam. Hun vader hoorde bij de artsen die in mei 1940 hun gezin (en zichzelf) tevergeefs op een boot naar Engeland probeerden te krijgen. Hij mocht vanaf 1941 alleen nog joodse patiënten verplegen. Omdat in zijn praktijk vooral niet-joden werden behandeld, was hij van de ene dag op de andere zo goed als werkloos. Benno specialiseerde zich rond die tijd noodgedwongen in het maken van tassen, Elly werd schoonheidsspecialiste. Ook zij -kunstenaars- mochten hun eigenlijke professie niet langer uitoefenen. Elly probeerde naast haar werk als schoonheidsspecialiste nog wel wat bij te verdienen door ‘gelegenheid tot teekenen en boetseeren’ te bieden aan joden, op het adres Geulstraat 24 III, zo blijkt uit een advertentie in Het Joodsche Weekblad van 24-10-1941. De Premsela’s waren desondanks ‘bevoorrecht’ ten opzichte van veel andere joden. Omdat Benedictus Premsela werd gezien als een vooraanstaande jood, kon hij met zijn gezin een plek krijgen op de zogenaamde Barneveld-lijst. Deze lijst bood een zekere vorm van bescherming tegen de reis naar de vernietigingskampen. Principieel als de Premsela’s waren, weigerden ze volgens de overlevering deze vorm van ‘samenwerking’ met de bezetter. Het gezin dook in plaats daarvan onder, op verschillende plaatsen. Elly trouwde overigens in deze moeilijke periode nog wel met de eveneens joodse journalist Max Wessel uit Amsterdam. Het huwelijk vond plaats op 17 december 1941.

Landweer

Max moest vanaf eind maart of april 1942 dwangarbeid verricht in het joodse werkkamp De Landweer, dat in het Friese Elsloo lag. Nabij De Landweer verrichtten tweehonderd jonge joodse mannen op de heide dwangarbeid. In de zomer van 1942 was er de dreiging dat de joden die in de tientallen werkkampen zaten, zouden worden gedeporteerd naar kamp Westerbork. Max besloot om te vluchten. Hij kreeg bij zijn ontsnapping hulp van de familie Veenstra, die in het nabije Langedijke woonden. Zij hadden overdag contact met een aantal tewerkgestelden -onder wie Max- en schoven ook wel eens brood onder de afrastering van het kamp door. Max schonk dochter Antje Veenstra op een dag een stukje verpakte Palmolive zeep, met de woorden: “Antje meid, ik heb aan je gedacht.” Ze zou het haar hele leven bewaren.

Vlucht

Medio juni 1942 legde Max zijn ontsnappingsplan voor aan de familie Veenstra. Na de jodenster van zijn kleding te hebben gescheurd, reed hij vervolgens op de fiets van vader Veenstra met Antje vanaf de boerderij naar Wolvega. Antje Veenstra, in het boek Jodenkampen: “Ik heb hem afgezet bij garagebedrijf Vreling en Troost in Wolvega. Daar kende hij mensen. Ik ben met de bus teruggegaan. Mijn fiets ging op de bus mee, de andere is later opgestuurd.”

Brief

Een paar dagen later ontving de familie Veenstra een brief van de inmiddels in Amsterdam ondergedoken Max Wessel. Daarin schreef hij onder meer: “Ik kan niet beschrijven wat er in mij omging toen ik veilig en wel in de stad aankwam en in mijn voorlopige schuilplaats mijn familie ontmoette. Dan voel je iets van binnen en dank je God dat je weer vrij bent. (…) Wat er nog van mij bij u is, stuurt u dat als het gaat terug, want ik heb kans met een paar weken naar het buitenland te komen.” In de navolgende weken volgden meer brieven. Op 29-6-1942 schreef hij een afscheidstekst: “Ik ga woensdag a.s. uit Amsterdam weg naar het buitenland. Ik hoop dat ik er goed doorkom, want ik moet verscheidene grenzen passeren, voor ik ben waar ik mij veilig kan noemen.” Max’ vlucht over de grens mislukte. Hij werd gearresteerd en afgevoerd naar strafkamp It Petgat in Blesdijke. Daar was hij in ieder geval twee maanden later nog. Hoe hij vervolgens opnieuw wist te ontkomen, is niet bekend.

Auschwitz

Ondanks hun schuilplaats werden vader en moeder Premsela in april 1943 gearresteerd. Ze belandden in Theresienstadt en vervolgens Auschwitz, waar ze in respectievelijk september en oktober 1944 werden vermoord. Elly kwam -samen met Max- terecht in de regio die ze een kwart eeuw eerder met haar ouders verliet, de Zaanstreek. Ze kon onderdak krijgen op de Zaandamse Bootenmakersstraat 82. Op dat adres woonden Marcus Plooijer en zijn echtgenote Johanna Dooves met hun dochter Guurtje (‘Uut’). De progressief denkende Elly moet zich hebben thuisgevoeld bij het sociaaldemocratische gezin Plooijer, bij wie ze de achterkamer op de bovenverdieping mocht gebruiken.

Verraad

In de Zaandamse Torneastraat 18 woonde eind 1943 Franci de Munck-Siffels. Ze was getrouwd met een communistische man die tijdens de Spaanse burgeroorlog vocht tegen de fascistische troepen van generaal Franco. Deze typograaf kreeg financiële steun van het CPN-solidariteitsfonds en onderhield contacten met gelijkgestemden. Een ruzie met haar man over al dan niet vermeende ontrouw was voor Franci de Munck reden om op hoge poten naar de Amsterdamse Sicherheitsdienst te stappen. Uit wraak gaf ze daar de namen door van een aantal Zaankanters die volgens haar communistische sympathieën hadden. In de nacht van 22 op 23 november 1943 reed de SD met de nieuw verworven informatiebron door Zaandam en liet haar de adressen aanwijzen waar linkse activisten zouden wonen. Een arrestatiegolf was het gevolg. Uit het oorlogsdagboek van de Zaanse verzetsman Mijndert van der Horst: “Wie worden er verder gearresteerd? G. Bakker, P.J. van Breemen, R. van Briemen, A. Huisman, J. Stolp, J. Willemszoon, H. de Vries, C. Zwart, M. Plooier en mevr. J. Plooier-Dooves. Een ondergedoken Joods meisje, Premsela, wordt ook meegenomen.”

Westerbork

Elly Premsela -want zij is het genoemde ‘meisje’ van inmiddels 29 jaar oud- vluchtte samen met echtgenoot Max via de achtertuin van Bootenmakersstraat 82 voor de razzia. Ze rende door een aantal buurttuinen, ging richting de Vaart en sloeg toen rechtsaf, naar de weilanden die achter de enkele honderden meters verder gelegen Westzijderkerk lagen. Op dat moment realiseerde ze zich dat ze haar tas met papieren op haar schuiladres had laten liggen. Ze keerde terug en werd alsnog opgepakt, samen met haar onderdakgevers. Die kwamen na enkele weken vrij. Voor Elly Premsela en Max Wessel wachtte echter het transport naar de gevangenis en vervolgens kamp Westerbork. Ze arriveerden daar op 9 december 1943 als ‘strafgevallen’.

Marcus Bakker

In zijn memoires wijdde het Zaandamse CPN-Kamerlid Marcus Bakker (20-6-1923) enkele regels aan het stel ‘achter de dichte gordijnen’. “Het was een jong echtpaar, ze zaten bij familie van me ondergedoken. Om de een of andere reden werd ik met ze in contact gebracht. Misschien hadden ze iets nodig waar ik aan kon komen, misschien ook vonden oom en tante me een nuttige en veilige afwisseling – ik weet het niet meer. Wel, dat we elkaar lagen. Het was ondanks alles leuk bij hen. Ze waren, zeker als ik er was, opgewekt en levendig. Ze hadden elkaar, ze waren veilig, ze konden zich bewegen in die grote kamer, het kon nu toch niet zo lang meer duren – zo moeten ze ongeveer gedacht hebben, hoop ik. Dan hebben ze nog iets gehad. Want ze werden verraden, gepakt en weggevoerd.”

Epidemie

Omdat er in Westerbork een epidemie van besmettelijke ziekten als kinderverlamming, difterie, roodvonk en geelzucht heerste, gingen er rond deze tijd geen transporten naar de vernietigingskampen in het oosten. Ieder contact met de buitenwereld was voor even taboe. In januari 1944 komt het wegvoeren van de joodse gevangenen echter weer op gang. Elly en Max kregen een plek op de transportlijst van 25 januari, maar werden daar op het laatste moment vanaf gehaald. Het uitstel duurde slechts kort. Op 8 februari 1944 volgde er een nieuw transport. De gevangen zittende joodse verslaggever Philip Mechanicus meldde daarover in zijn illegale dagboek: “Misschien wel het beestachtigste transport van alle transporten, die er zijn gegaan. Men raakt door de veelheid, de grofheid, de beestachtigheid het zicht erop kwijt, maar dit transport spande toch wel de kroon wat gebrek aan consideratie voor de zieken. Nog voor het transport vertrokken was, was er reeds een zieke overleden.”

Zieken

Het kan zijn dat Elly aan dit als ziekendeportatie beoogde transport is toegevoegd vanwege haar verpleegsterservaring. Wellicht moest ze de 268 zieken in de veewagens (overigens aangevuld met 747 mensen die niet in de ziekenboeg verbleven) bijstaan. Max probeerde nog aan transport te ontkomen door een kniekwaal te simuleren. Zijn pogingen waren echter tevergeefs; ook hij kreeg een plek in de trein. Onmiddellijk na aankomst in Auschwitz, op 11 februari 1944, werden Elly Premsela en Max Wessel de gaskamer ingeleid.

1 Informatie van Erik Schaap uit Zaandam (maart 2006); www.joodsmonument.nl; Adresboek voor de Zaanstreek 1941 en 1946; www.ogs.nl; http://dutchjewry.huji.ac.il; Boelaars, B. Benno Premsela 1920-1997, voorvechter van homo-emancipatie; Mechanicus, P. In dépôt; Zaanstreek in bezettingsjaren; Bakker, M. Wissels. Bespiegelingen zonder berouw; Oord, N. van der, Jodenkampen; Ende, H. van den, ‘Vergeet niet dat je arts bent.’